| |
| |
| |
N.
| |
[N.A.]
N.A. een onvermeld kunstenaar, of liefhebber, van wiens werk ik eene fiks geëtste prent voor mij heb, voorstellende een Boerenbuitenhuis, waarbij een man op een schalmei speelt, waarnaar eenige boeren en een aantal kinderen staan te luisteren; door een venster ziet men een boer, die schijnt te zingen; h. 148, br. 185 str. Par., zonder de marge; beteekend a.v. ostade del., n.a. fec. - Zij berust in de Verzameling van den Heer J. Ph. van der Kellen, te Utrecht.
| |
[Nabuer, of Nabur]
NABUER, of NABUR, bloeide, als kunstschilder en beeldhouwer, te Audenaerde, in de eerste helft der XV. eeuw. Als zoodanig komt hij voor in het Archief van het O.-L.-Vrouwe Hospitaal, aldaar, waarin men eene overeenkomst vindt vermeld, om voor dat Gesticht in het Oratorium (bidvertrek) der priorin schilderwerk te vervaardigen, namelijk, om de bogen, paneelen, kolommen, lijsten en beelden van dat Oratorium met vignetten, bloemen en ander schilderwerk te verfraaijen. Zichier het afschrift dier overeenkomst: ‘Item ghequommescapt jegen nabuer, beeldemakere ende schildere, mynder vrouwen Oratorie te stoffeerne, te weten: de arcketten, panneelen, pilaren, ogiven, sleutels, beelden, ende verhemelsere te makene met vignetten, loeneren, blommen, schilderien, ghestoffert van goude, asure ende andere varwen, also rein ende also wel als hyt ghemaken mach, elc nar 't syne, nar dinhouden van den wercke, ende dit om een somme van LXXIJ lib.’ - Op 1510, komt in dezelfde Archiven voor een jaques nabur, die een Portaal in gemeld Gesticht had gemaakt. - Zie over dit medegedeelde berigt, aan het slot van het Artikel DELAHAYE, (Pierard) waaruit ook dit overgenomen is.
| |
[Nachenius, (Jacob Jan)]
NACHENIUS, (Jacob Jan) ‘geboren, te 's Gravenhage, in 1712, heeft de kunst geleerd by mattheus terwesten, en schilderde in diens manier historiën en portretten. Hy heeft zich vandaar naar Amsterdam begeven, en is er gehuwd, doch heeft zyn fortuin elders gaan zoeken, en vertrok naar Oostindiën, waar hy overleden is.’ Volgens Pieter Terwesten, Ms., die zijn bloeitijd op het jaar 1737 heeft gesteld.
| |
[Nachtegaal (Clement)]
NACHTEGAAL (Clement) is, waarschijnlijk, een Utrechtenaar geweest, die te Utrecht het graveervak beoefende. Op een Boekprent, in mijn bezit, is voorgesteld het Wapen van ?..: drie Ramskoppen van zilver, op een veld van purper, met griffioenen, als tenanten, waarbij Pallas en Mercurius; op den voorgrond de Riviergod de Vecht, en de Rijn; verder een gezigt op de stad Utrecht; beteekend clem. nachtegaal f. - Nog bezit ik van hem eene gravure in 8o., zijnde het Portret van Menno Simons, in ovaal, met vierregelig vers van K.T., dat vrij-wel gesneden is, voor zijne bestemming, zijnde te vinden tegenover blz. 3 van het Kort verhaal van de Reformatie en Oorlog tegen Spanje enz., door g. brandt; vierde druk; te Utrecht, by P. van der Veer en J. Servaas Bosch, 1730.
| |
[Nachtglas (....)]
NACHTGLAS (....) is, waarschijnlijk, een Utrechtsch kunstliefhebber, die eenige prenten, doch van slechts middelmatige verdienste, vervaardigde. Ik bezit een portret van Fortunatus Scacchus, beroemd Italiaansch geleerde, in fo., door hem fecit, denkelijk voor een Boekwerk bestemd, bij François Halma, te Utrecht, uitgegeven. Of dit nu hetzelfde portret is, dat voorkomt in het Werk: Franc. Scacchi sacrorum eloeochrismaton myrothecia tria, etc. Amst. 1701, in fo., kan ik niet beslissen.
| |
[Naeuwincx, of Naiwinck. (Hendrik)]
NAEUWINCX, of NAIWINCK. (Hendrik) Immerzeel geeft alleen op, dat er een zeer bekwaam kunstenaar van dien naam heeft bestaan, benevens eenige
| |
| |
prijzen, welke zijne fraai geteekende en geëtste landschappen, te zijnen tijde, hebben opgebragt. Dit is wel; doch waarom niet gezegd, wat Van Eynden en Van der Willigen reeds hebben vermeld, als, door hunne nasporingen, ontdekt zijnde, namelijk, dat meer dan vermoedelijk, Schoonhoven de stad zijner geboorte zou zijn geweest? Immers, het is een eerst vereischte voor de Geschiedenis, zulks meê te deelen, of, niet zoo zijnde, het te weêrleggen. - De bedoelde ontdekking is genomen uit Brandt, Historie der Reformatie, - Zie het Register van het III. deel. - waar men een burger van Schoonhoven, Jacob Naeuwinx, eene schoolvrouw, Tanneken Naeuwinx, die zich geneerde met de Fransche taal te onderwijzen, en Antony Naeuwinx, waard en schepen, te Gelkenesse, bij Schoonhoven, vindt vermeld, die in 1619 en 1622 in zwarigheid geraakte wegens de toen plaats hebbende partijschap tusschen Remonstranten en Contra-remonstranten. Misschien was hendrik een zoon van een dezer Naeuwinxen. - Bryan-Stanley zegt, dat hij te Utrecht, omtrent het jaar 1620, werd geboren; en, in de tweede uitgave van dat Werk, wordt door den Commentator, op gezag van Balkema, Schoonhoven daarvoor opgegeven. De laatstgenoemde heeft bij mij weinig gezag, en echter geloof ik, dat het eene der gezegde steden kan zijn, op grond, dat de genoemde Jacob, - die bij Van Berkum, Beschryving van Schoonhoven enz., Gouda, 1762, in 4o., op blz. 547, Anthony Nauwinks wordt genoemd - zich in die rampzalige twist nog al op den voorgrond stelde, dewijl hij openlijk als beschermer van hun Predikant Wittius optrad, en later, zoowel als de anderen, zich tijdelijk verwijderd, en te Utrecht opgehouden heeft, waardoor zijn zoon dáár kon geboren wezen; evenwel plelt de meeste waarschijnlijkheid voor Schoonhoven. - Bartsch heeft zijne etswerken beschreven, en zegt, dat alleen de letter h. vóór zijn naam er op wordt gevonden, waaruit de een hendrik, en de ander herman gemaakt heeft, doch met weinig zekerheid. Zij bestaan uit een reeks van 8 bladen, boven, links, genommerd, doch op het eerste blad staat het nominer regts; h. 4 dm., 3 str., br. 4 dm. 8-9 str. Par.,- en, een idem, van 8 bladen, allen boven, links, genommerd, h. 4 dm., 9-10 str., br. 4 dm., 4-5 str. Die prenten zijn uiterstzeldzaam kompleet, en worden bij de liefhebbers hoog-geacht, wegens de stoute en vaste hand dezer geëtste landschappen. - Nagler zegt, dat de tijd alles ontdekt, en zoo weet men dan ook, dat jan asselyn zijn tijdgenoot was, die zijne schilderijen met figuren en beesten stoffeerde, waardoor welligt zijne werken aan asselyn worden toegekend. - Men wachte zich wel, dezen kunstenaar te verwarren met zekeren Hamburgschen landschapschilder nauinx, terwijl te Hamburg wordt gemeend, dat het werk van onzen naeuwincx, dat van hun schilder is. Zie Nagler op nauinx.
| |
[Nageoires. (J. de) Zie op Vinne. (Izaäk van der)]
NAGEOIRES. (J. de) Zie op VINNE. (Izaäk van der)
| |
[Nagtegaal. (Arnolt)]
NAGTEGAAL. (Arnolt) Bryan noemt dezen graveur nagtegel, zonder aan te wijzen, tot welk vaderland hij behoort. Naar den naam te oordeelen, zou het mij niet verwonderen, dat het nagtegaal, of wel nachtegaal moet zijn, en in die vooronderstelling, geef ik hem hier eene plaats, tot zoolang betere bescheiden dit zullen weêrleggen. Hij is ook maar alleen bekend door eene onbeduidende gravure in zwarte kunst, voorstellende het Portret van Ishach Aboab Rabin, waarschijnlijk, naar zijn eigen teekening, dewijl hij bij zijn naam de woorden delin. et fecit heeft gevoegd. - Later kwam mij ter hand zekere gedrukte Memorie van Rechten enz., ingesteld tegen romein de hooge, - Zie over dat criminele stuk aldaar. - waarin ik lees, dat onder de getuigen is verschenen arnolt nagtegaal, die het teekenen drie à vier jaren bij hem heeft geleerd, in 1673-1677, oud circa 32 jaren, en verklaarde, dat hij romein had zien arbeiden
| |
| |
aan de prenten voor het Werk van Aretyn's Dwalende hoer, dat onder den titel van Uylenspiegel op Noten is verschenen, enz. Hieruit blijkt, dat deze nagtegaal, in Holland tehuis behoort, en omstreeks het jaar 1658 werd geboren, dewijl het bedoelde getuigen-verhoor in 1690 heeft plaats gehad.
| |
[Nagtegaal (J.)]
NAGTEGAAL (J.) vind ik als teekenaar in den Catalogus der Kunstnalatenschap van Coenraad van Heemskerk, verkocht, te 's Gravenhage, 7 October, 1765, onder Nr. 47: ‘Vijf stuks Portretten, als van J. van Oldenbarneveld; - Hugo de Groot; - J. Arminius; - J. de Witt, en, C. de Witt; alle geteekend op yvoor, door j. nagtegaal, en zynde rond en eender grootte, 2 dm. middellijn Rhijnl. ƒ20. - Nog drie stuks idem; de genoemde Barneveld, en de De Witten, door denzelven; zynde alle vierkant en eender grootte, in eene lyst gezet; h. 3½, br. 2 dm.’
| |
[Nahuys (Cecile Dorothea Gravinne)]
NAHUYS (Cecile Dorothea Gravinne) geb. Van der Does is, naar waarde, door Immerzeel vermeld, en ik laat er op volgen, dat zij steeds, voor uitspanning, van tijd tot tijd, haar geliefkoosd landschapschilderen beoefent. Hoewel zij, als overtuigd van de onvolkomenheid van haren arbeid, vroeger nimmer iets tentoonstelde, mogt men echter op de Tentoonstelling, te Utrecht, in 1860, Een boomrijk Landschap in de heistreken, bestemd voor de Loterij, ten behoeve van het fonds ter oprigting van een Standbeeld van arie scheffer, te Dordrecht, van hare hand aanschouwen. - Ook ik bezit een bevallig schilderijtje, mij, tot een vriendschaps-aandenken, door haar vereerd. - Mevrouw nahuys heeft ook de etskunst beoefend, en dewijl zij gemaklijk de teekenpen voert, is zij aanvanklijk daarin wèl geslaagd met een Landschap, waarvan de weg op den voorgrond uitloopt; regts, twee zware boomen; links, een idem over het water; in het verschiet, geboomte en eene kerk; beteekend c.d.n.; h. 102, br. 150 str. Ned.; zonder marge. Op den tweeden staat, is een man, met een stok in de hand, op den tweeden grond geplaatst, en verder meer bewerkt. - Ook heeft hare door gemelden auteur reeds met lof vermelde dochter anna cecile wilhelmine jeanne jacqueline proeven met deze kunst genomen en eenige schetsachtige prentjes vervaardigd, als: Het Portret van Maria Tesselschade Visscher, in 8o. - Een Manshoofd, met paruik; boven, en op het ondergedeelte der plaat Eenige Boertjes, bij een schuur, naar teniers, idem. - Een Vrouwtje, een ketel schurende, kl. 8o. - en haar Geslachtswapen, door een Engel gehouden enz.; daar rond een ontrold lint, waarop a.c.w.j.j. Gravinne nahvys; idem; allen beteekend a.n. f.
| |
[Naiveu, (Mathys) Zie Neveu. (Mathys)]
NAIVEU, (Mathys) Zie NEVEU. (Mathys)
| |
[Naning (Jan)]
NANING (Jan) is, tot nu toe, een onvermeld etser gebleven, die, waarschijnlijk, te Amsterdam, te huis behoort, en in de tweede helft der XVII. eeuw bloeide. - Ik bezit drie prentjes in 4o., en een in groot 4o., voorstellende Drinkende en rookende Boertjes, in de manier van a. van ostade, door hem invenit, C. Dankerts excud., doch ze zijn meer raar dan fraai, en, naar alle waarschijnlijkheid, werk van een kunstliefhebher, die zeer zwak in het teekenen was.
| |
[Nason. (Pieter)]
NASON. (Pieter) Niets heeft mij meer bevreemd, dan dat deze waarlijk hoogstverdienstlijke kunstschilder niet is vermeld bij Houbraken, noch bij Van Gool, noch bij Van der Willigen, ja, zelfs niet bij Immerzeel. Alleen Weijerman geeft hem op dewijl dien auteur een portret bekend was van Prins Maurits, den Braziliaan. - Ik ken zijne werken des te beter, en heb er verscheiden van gezien, die uitmuntend waren, meest familiestukken; ook sommige portretten, welke men bij het eerste gezigt voor Werk van miereveld, moreelse, en vooral voor goede stukken van ravesteyn zou houden. Menig portret, door den kunsthandel met een dier namen gedoopt, kwam mij onder het oog, dat echter van pieter
| |
| |
nason was. - Hij schijnt het meest voor aanzienlijken te hebben gewerkt, zooals voor het geslacht Van Wassenaar, Van der Does, Van Reede enz., waar nog veel werken van dezen meester gevonden worden; b.v. te Heukelum, bij Wageningen, bij den Baron van Wassenaar; op het kasteel Zuilen, te Zuilen, bij den Baron van Tuyll van Serooskerken; bij de familie Taets van Amerongen; bij Mr. J.J. Graaf Nahuys, te Utrecht; bij de familie Van der Does enz., die alle getuigen van zijn voortreflijk penseel en koloriet. - Behalve het portret van Maurits, boven vermeld, moet hij ook dat van Koning Karel II, van Engeland, hebben geschilderd, blijkens eene plaat, die daarvan uitgaat, waarop duidelijk staat: p. nason pinx., c.v. dalen sculp. - Weyerman berigt, dat hij te Amsterdam werd geboren, in den jare 1600 en in de 30. Als dat zoo is, dan moet hij zich reeds vroeg te 's Gravenhage gevestigd hebben, dewijl ik hem vind aangeteekend als de elfde persoon onder de 47 kunstenaars, die zich aldaar, in 1656, vereenigden tot scheiding van het Schildersgild, en het weder oprigten van een Confreriekamer van Pictura, waarvoor zij bij de Regering pogingen aanwendden, en ook toestemming hebben verkregen. - Verder vond ik aangeteekend, in het Ms. van Pieter Terwesten, dat niet zonder grond te vermoeden is, dat hij te 's Hage werd geboren, en een discipel van johannes van ravesteyn was. Hij zwaait hem uitbundigen lof toe, en zegt, dat hij aldaar in hoogen ouderdom overleden is. In diens Catalogus van Schilderijen komt, op bl. 284, voor: ‘Een fraai Portret van Maurits, Gouverneur van Brazil, zeer uitvoerig door p. nason,’ - dat door j. houbraken werd gegraveerd in 8o., voorkomende in Wagenaar's Vaderl. Historie, 2. uitg.; en, op bl. 650, - ‘Het Portret van Willem Frederik, Prins van Nassau enz., Stadhouder van Friesland en Groningen, zeer fraai, door pieter nason’ enz. - Weyerman noemt hem naso, doch dit is onjuist, want ik heb naar eene schilderij, zijn vollen naam, met groote sierlijke letters getrokken, bij de monogrammen geplaatst, luidende zoo als ik dien hier aan het hoofd heb gezet. - Later, in 1849, zag ik, dat Bryan-Stanley mede opmerkzaam is geworden op dezen meester; hij stelt zijn bloeitijd op 1670, en zegt, dat hij Karel II, in Engeland, heeft geschilderd, en dat het zeker is, dat er schoone portretten, keurig gepenseeld, daar van hem aanwezig zijn. - Hij heeft ook Stillevens geschilderd, zoo als ik die in het Kon. Museum, te Berlijn, heb gezien, en onder Nr. 977 van den Catalogus vermeld vond: Op een marmeren tafel, met een groen tapijt bedekt, staat een gouden pokaal, een zilveren schotel met vruchten, een champagne-wijnglas, enz., dat van eene uitmuntende behandeling was, stout en natuurlijk afgebeeld; h. 2 vt. 8 dm., br. 2 vt. 3 dm.
| |
[Natalis. (Michael)]
NATALIS. (Michael) Deze verdienstlijke kunstgraveur is, naar waarde, bij Immerzeel beschreven. Ik voeg er bij, dat zijn Portret, in ovaal gevat, met eigenaardig bijwerk, in fo., waarschijnlijk, door hem gegraveerd, naar de teekening van l. fines voorkomt. - Zie nog over hem op NEEFFS. (Michael)
| |
[Naunheim (....)]
NAUNHEIM (....) was een Medaljeur, die, omstreeks 1755, in België bloeide. Men heeft van hem een Schouwpenning op J.G. Carpzov, van 1754. Zie Nagler.
| |
[Navez. (François Joseph)]
NAVEZ. (François Joseph) Bij het uitvoerig Artikel, over dezen vermaarden Belgischen schilder door Immerzeel gegeven, voeg ik alleen nog, dat wij in de openbare berigten van den 4. Februarij, 1851, lazen: ‘De Koning van Beijeren heeft aan den Heer f.j. navez de Orde van burgerlijke verdienste van den H. Michaël verleend.’ - Een dergelijk berigt van 11 Maart, 1855, uit Brussel geschreven, was der kunstwereld hoogst aangenaam, te weten, dat deze zoo verdienstlijke kunstenaar door Koning Leopold tot Officier der Leopolds-Orde werd benoemd, welke Orde hem, reeds ongeveer twintig jaren lang, onder hare ridders
| |
| |
telde. Niet lang daarna, bij de inwijding der Congres-kolom, te Brussel, in October, 1859 is hij, met verscheiden anderen, tot Commandeur dier Orde verheven. Zoodoende is door zijn Vorst openlijk het zegel gedrukt op zijn erkend standvastig karakter en onwrikbaar vriendschapsgevoel, want, den 25. Julij te voren, had hij een der slippen van het lijkkleed, bij de begravenis van De Potter, gedragen, toen een aantal mannen, die zich, in 1830, te Brussel, op den voorgrond stelden, den stoet vergezelden. - In December, 1859, heeft de heer navez ontslag uit zijne betrekking als Directeur van de Akademie van Beeldende Kunsten, welke hij 25 jaren lang vervulde, verzocht, hetgeen hem op de meest-eervolle wijze verleend werd. - Deze kunstenaar heeft, in 1825, zijn eigen Portret gelithographiëerd, in fo., waarbij nog een Idem, Etude d'après nature, mede door hem, is gevoegd, en dat geplaatst werd in de Galerie des Peintres etc., Bruxelles et Rotterdam, 1826, in fo. - Ook een Portret in 4o., idem naar j.j. eeckhout.
| |
[Neck. (Johan van)]
NECK. (Johan van) Bij het berigt van Immerzeel moet ik nog voegen, dat hij, behalve badende Nimfen en Historie, ook portretten heeft geschilderd, en wel in het klein, als huislijke tafereelen, zoo als ik eene gravure bezit van chr. v. hagen, voorstellende den geleerden theoloog Henricus Groenewegen, Aetat. XXXVI., in 1681, in kl. fo. - Ook komen er gravuren naar zijne andere werken voor, door Blooteling uitgegeven. - Zijn Portret, met zwart en wit krijt, op graauw papier geteekend, h. 10½, br. 9½ dm. Rhijnl., was, onder Nr. 1821 van den Catalogus van Van der Marck Aegz., te Leyden, te Amsterdam, in 1773, verkocht.
| |
[Neeffs.]
NEEFFS. De navolgende van dien naam vond ik nog als kunstenaars in het Gildeboek van St. Lucas, te Antwerpen, ingeschreven: ‘jan neeffs, schilder, ontvangen als meester, 1607. - guilliam neeffs, ontvangen by hendrik van balen, 1600; meester, 1623. - cornelis neeffs, ontvangen by cornelis verschuren, 1621. - jodocus neeffs, ontvangen by erasmus quellinus, beeldsnyder, 1608. - sebastiaan neeffs, ontvangen by .... van den eynden, 1628; meester, 1634; sterft 1676, beeldsnyder. - michiel neeffs, ontvangen by sebastiaan neeffs, 1634.
| |
[Neeffs. (F. Lodewyk)]
NEEFFS. (F. Lodewyk) Nagler zegt, dat van dezen schilder in de Galerij del Prado, te Madrid, het inwendige van eene Kerk, met het jaartal 1646, aanwezig is, en meent, dat hij ook wel een zoon van den Ouden pieter neeffs kan wezen. Van den laatsten zijn er wel acht fraaije Schilderijen in het Real Museo, te Madrid, doch geen van den eerste. - Ook in de Galerij, te Dresden, vindt men Het inwendige van de O.L.V. kerk, te Antwerpen, met figuren van françois franck, beteekend 1648. Zou die doopnaam wel juist zijn opgegeven? immers de genoemde franck, de Jonge, is den 6. Mei, 1642, overleden; welligt is het werk van den Ouden pieter neeffs, wiens stukken meestal door hem zijn gestoffeerd. Bovendien bevreemdt het mij, - dewijl hij, blijkens de laatstgenoemde schilderij, te Antwerpen heeft gearbeid, - dat ik hem niet in het Gildeboek van St. Lucas, aldaar, onder de zes neeffs vermeld vond.
| |
[Neeffs. (Jacobus)]
NEEFFS. (Jacobus) Dit is de volle naam van dezen Vlaamschen graveur, zooals die onder een aantal werken van dien meester, in mijn bezit, wordt gevonden, en kan dit dus tot verbetering strekken van Immerzeel, die jacob neeffs geschreven heeft. Meer dan waarschijnlijk, is hij een zoon en kleinzoon geweest van pieter neeffs, den Jonge, en van den Oude van dien naam. - Zie aldaar, ook over de verschillende en juiste naamspelling. -
| |
[Neeffs, (Michael)]
NEEFFS, (Michael) een kunstgraveur, van wien geene levensbijzonderheden bekend zijn, zegt Nagler; hij vermeldt, op gezag van Brulliot, Catalog der Sammlung des Erhrn. von Arelin, Munchen, 1827, het volgende portret, naar
| |
| |
a. van dyck: Ernestina Princeps Ligneana et Sti. Imperii Comes Nassaviae etc., michael neeffs sculp. Had Nagler evenwel deze gravure gezien, zoo zou hij, even als ik, op mijn exemplaar, in de Konstkamer enz., van van dyck gelezen hebben michael natalis sculpsit.
| |
[Neeffs, (Pieter)]
NEEFFS, (Pieter) de Oude. Bij het berigt van Immerzeel, die hem neefs noemt, voeg ik hier nog, dat hij, in 1570, te Antwerpen werd geboren, en in 1651 overleed, volgens Bryan-Stanley, en dat er neeffs, en niet neefs moet worden geschreven, - Zie hier onder. - hoewel hij-zelf zijne stukken met petrus nefs beteekende, doch daarbij eene e en f vergat. - Deze beroemde kerkschilder heeft, even als zijn zoon, het inwendige daarvan, zelfs bij kaarslicht, zoo voortreflijk uitgevoerd, dat Fiorillo over de verdienste van de onderscheiden schildervakken der Italiaansche School, te Rome, in breedvoerige beschouwing tredende, dienaangaande zegt: ‘Wat betreft de kabinetstukken in deze soort van kunstvoortbrengselen, - het inwendige van kerken enz. - zoo moet men de beide pieter neeffs, vader en zoon, steenwyk, en andere Vlaamsche en Hollandsche schilders, den prijs toekennen: zij hebben daarin zulk een graad van volmaaktheid bereikt, dat het vergoefsche moeite zou zijn, hen te willen overtreffen.’ Zie Erster Band; Göttingen, 1798, S. 209. - In het Gildeboek van St. Lucas, te Antwerpen, vond ik aangeteekend: ‘pieter neeffs, schilder, ontfangen als meester, 1610.’
| |
[Neeffs, (Pieter)]
NEEFFS, (Pieter) de Jonge. Zie over de spelling van dezen naam op pieter neeffs, den Oude. - Immerzeel geeft als zijn sterftijd op het jaar 1658, in zijne geboorteplaats, Antwerpen; doch Bryan-Stanley maakt de opmerking, dat dit jaartal niet juist kan zijn, dewijl er schilderijen van hem bestaan, met het jaarmerk 1660, en misschien nog wel van later dagteekening. - Nagler noemt eene schilderij in de Galerij, te Meiningen, die het jaartal 1660 voert. - Ik heb hem in het Gildeboek van St. Lucas, te Antwerpen, niet gevonden. - Het schijnt, dat hij, even als zijn vader, zijne stukken door anderen liet stofferen; immers, op de Verkooping van C. van Citters, Rotterdam, 1811, was, onder Nr. 45, Een R.K. kerk enz. van hem, door michau fraai gestoffeerd.
| |
[Neer. (Aart van der)]
NEER. (Aart van der) Bij het Artikel, door Immerzeel gegeven, voeg ik nog, dat de schoonste schilderij, welke hij als Maanschijn heeft geschilderd, en die algemeen een kunstjuweel genoemd werd, in het bezit was van den WelEdelen Heer .... reus, - Zie aldaar. - van Rotterdam, die later te 's Gravenhage, aan den Boschkant, heeft gewoond, waar ik haar bij de uitmuntende Collectie van de fijnste kabinetstukjes heb gezien: een klein tafereel, voorstellende een water of gracht, in eene stad, bij maanlicht, zóó helder, en tevens zóó natuurlijk, dat ieder deskundige dit stuk moest erkennen, als het eerste in dien stijl te wezen, dewijl het, als 't ware, daglicht uitdrukte, niettegenstaande het volkomen nacht was. Alles had zijne natuurlijke kleur behouden; lichten zag men in de huizen branden enz. Dit stuk, en nog eenige anderen, had de vreemde vermogende kunstliefhebbers gaande gemaakt, om die uit de Collectie te koopen; zelfs had Mevrouw Rotschild, van Frankfort, er ook op aangedrongen; doch de vermogende Verzamelaar sloeg dit telkens van de hand, en verklaarde, dat zijne hooge jaren hem het voorregt niet gunden, om eene andere Verzameling te bekomen, en hij dus nog liever zou kunnen besluiten, om het geheele Kabinet in eens af te staan, wanneer hij verzekerd ware, dat alles bij elkander zou blijven, als de vrucht van een door hem verzameld geheel. Dit werd Mevrouw Rotschild bekend gemaakt, en zij heeft toen de geheele Verzameling voor ƒ197.000 aangekocht. Ik heb dit hier aangeteekend, opdat men zou weten, waar dat Kabinet is beland. - In 1845, werd, te Parijs, op de Verkooping van den Heer Meffre, voor
| |
| |
een Landschap, bij maanlicht, ƒ3000 betaald. - In het Koninklijk Museum, te Dresden, heb ik twee Landschappen bij maanlicht, en - Een Hollandsch dorp, aan eene rivier gelegen, van hem gezien, die zeer fraai waren, - alsmede, te Berlijn, een grooten brand in eene Hollandsche stad, aan den zeekant gelegen enz., en - Aan den mond eener rivier twee dorpen, met opgaande boomen, met visschers en andere stoffagie enz., welke laatste van zijn besten tijd zijn. - Naar zijn Portret, door hem-zelven geschilderd, in de Galerij, te Florence, aanwezig, heeft n. billi er een gegraveerd, in fo.
| |
[Neer. (Eglon Hendrik van der)]
NEER. (Eglon Hendrik van der) Behalve zijn portret, door Immerzeel vermeld, kan ik hier nog bijvoegen, dat zijn Portret, en dat zijner vrouw, door hem geschilderd, in de beroemde Verzameling van W. Lormier, te 's Gravenhage, aanwezig waren, elk h. 8 dm., br. 6 dm. Rijnl., en bij den verkoop, in 1763, te zamen ƒ162 hebben gegolden.
| |
[Neer (Jacobus van der)]
NEER (Jacobus van der) vond ik als beeldhouwer vermeld, die aan de Academie, te Antwerpen, in 1744, als Primus, de zilveren Medalje behaalde. Zie J.B. Van der Straelen, Jaerboek van St. Lucas der Stad Antwerpen enz., Ibid., 1855, in 8o., bl. 254.
| |
[Negere (Mattheus van)]
NEGERE (Mattheus van) is een schilder van historiën en bouwkundige onderwerpen geweest, die, tusschen de jaren 1620-1630, in Vlaanderen, leefde. Descamps, in zijn' Voyage pittoresque de la Flandre et du Brabant etc., Paris, 1769, berigt, op bl. 23, dat er in de Lieve-Vrouwe-kerk, te Doornik, eene schilderij was te zien, geschilderd door mattheus van negre, in 1623, voorstellende de Heilige Familie, met een glorie van Engelen. De ordonnantie is in een grootschen stijl, en de kindertjes zijn lief; ook is er fijnheid van kleur en frischheid in, doch weinig effect en wijking in de zamenstelling. Zij heeft, bij het schoonmaken, veel geleden, en is op vele plaatsen slecht bijgeschilderd.
| |
[Negre (N. van)]
NEGRE (N. van) heeft portretten van voorname mannen geschilderd, waaronder de Leydsche Professoren, Otto Heurnius, door c. de pas sculp. in fo. - Cl. Salmasius, door j. suyderhoef, idem, in fo. - Jac. Maestert, door idem. - Fred. Spanheim, door c.v. dalen, idem, in fo. enz. Uit deze afbeeldingen blijkt, dat hij omstreeks het midden der XVII. eeuw, en, welligt, te Leyden heeft gebloeid.
| |
[Nepveu, (Jacob)]
NEPVEU, (Jacob) een onvermeld kunstenaar, te Amsterdam, die aanvanklijk voor uitspanning de Bouwkunde beoefende, en, in 1802, tot voortzetting zijner studiën, naar Parijs vertrok. - Later heeft hij zich op het schilderen van landschappen en stadsgezigten toegelegd, zoo als wij dan ook een aantal zijner werken op de Tentoonstellingen, te Amsterdam, sedert 1816 tot 1836, hebben gezien. - Hij was lid der Koninklijke Academie, te Amsterdam, en is aldaar, op het laatst van 1836 of in het begin van 1837 overleden; als zijnde in April van dat jaar zijne fraaije Verzameling schilderijen, Teekeningen, Prenten enz., in het Huis met de Hoofden, verkocht. Hij was een verre neef van den hier volgenden.
| |
[Nepveu, (Mr. Laurent Theodore)]
NEPVEU, (Mr. Laurent Theodore) Lid der Provinciale Staten van- en Wethouder der Stad Utrecht, werd aldaar, den 29. Maart, 1782, uit een aanzienlijk geslacht, - uit den van den Gouverneur-generaal van Suriname, Jan Nepveu, zijn grootvader, - geboren. - Hij heeft, voor uitspannning, met ijver, de kunst beofend, en van christiaan van geelen, den Vader, onderwijs in het teekenen van Landschappen genoten, waarin hij eene vaardigheid verkreeg, waarvan zijne werken, zoo wel naar oude meesters, als zijne gezigten naar de natuur, in de omstreken zijner stad en in die van Spa genomen, getuigen. Later heeft hij ook, onder de leiding van den landschapschilder bruno van straaten, het schilderen
| |
| |
in olieverw beoefend, en van zijne kunst op de Tentoonstelling, te Amsterdam, in 1822, gehouden, geleverd. Zich tot herstel zijner gezondheid naar Parijs begeven hebbende, is hij, aldaar, den 14. November, 1839, overleden. Zijne kunstwerken worden meerendeels bij zijne weduwe, bij zijne twee zonen, en bij zijne verdere bloedverwanten bewaard.
| |
[Neranus. (A.)]
NERANUS. (A.) Deze bij ons nog onvermelde kunstenaar bloeide omstreeks het midden der XVII. eeuw, en volgde rembrandt's school. - Bij den Kardinaal Fesch was, in diens verbazend uitgebreide Verzameling, een stuk, door hem geschilderd, voorstellende De Handwassching van Pilatus, ten bewijze zijner onschuld aan de vervolging en den dood van Jezus. - Do schilderstijl van van vliet wordt gemeenlijk aan hem toegekend. - Ik heb een stuk van a. neranus gezien, voorstellende Een Gastmaal, waarop figuurtjes in fantastische kleeding voorkomen, en vond de teekening der beelden vrij wat beter dan die, door j.g. van vliet gemaakt.
| |
[Nespen. (N. van) Zie Nisp, of Nispen. (N. van)]
NESPEN. (N. van) Zie NISP, of NISPEN. (N. van)
| |
[Netscher (Constantijn)]
NETSCHER (Constantijn) wordt bij alle auteurs opgegeven, als, in 1670, te 's Gravenhage, geboren; ik voeg er hier bij, dat ik een teekeningje bezit, met de pen omtrokken, en met bruin opgewasschen, voorstellende, Venus, die Cupido over hare knie legt, en voor de billen slaat; daaronder is door hem geschreven cons. netscher del. 1682, Aetatis 13; hieruit zou dus blijken, dat hij in 1669 geboren is. - Hij werd van 1707 tot op het jaar van zijn overlijden, 1722, bij afwisseling tot Hoofdman van de Kamer Pictura, te 's Gravenhage, verkoren.
| |
[Netscher. (Gaspar)]
NETSCHER. (Gaspar) Daar Immerzeel ƒ550 als den hoogsten prijs voor een zijner werken opgeeft, zoo moet ik er echter hier bijvoegen, dat Gault de Saint-Germain en De Burtin aanteekenen, dat voor een Figuur ten halven lijve van dezen meester ƒ3600; - en voor eene kapitale compositie ƒ7500 - werd betaald. - In Smith's Catalogue raisonné, vol. IV., in het Supplement, vindt men eene naauwkeurige beschrijving van 120 stuks zijner schilderijen, die in bijna alle Galerijen en voorname Kabinetten van Europa worden bewaard. Zoo werd het Portret van Johan de Witt, door hem pinx., dat in de Galerij van den Graaf van Stolberg, te Soder, berustte, in 1859, te Hannover, verkocht. - Het Portret van hem, zijne vrouw en dochter wordt in het Kon. Kabinet, te 's Gravenhage, en zijn Portret te Florence, bewaard, zegt Nagler. - In Smith's Catalogus komt nog een stuk voor met dezelfde Portretten, en hetzelfde jaartal, 1665, doch hij beschrijft eene geheel andere voorstelling, en zegt verder, dat daarnaar door f.a. david, in 1772, eene gravure werd vervaardigd, er bijvoegende, dat deze schilderij uit de Verzameling van Schonborn, en uit die van Slingelandt herkomstig is. Teregt vraagt de Heer Burger, in zijne Musées de la Hollande, etc. Paris, 1858, bl. 248, of dit hetzelfde stuk is? doch hij voegt er bij, dat hij de gravure er niet mede vergeleken heeft. - Ik kan alleen verzekeren, dat het stuk bij Slingelandt, te 's Hage, berust heeft, en aldaar geen tweede geweest is. - Nog gaan de volgende Afbeeldingen van hem in prent uit: ten halven lijve, regts, in huiskleeding, zittende voor eene tafel, waarop een buste en twee boeken met platen; zwarte kunst, in gr. fo., waarvan ik een fraaijen proefdruk bezit, vóór alle letter. Zou netscher deze plaat zelf hebben gegraveerd? De mij bekende exemplaren zijn alle vóór de letter. Het vermoeden bestaat, dat hij deze kunst - welligt voor uitspanning - heeft beoefend, en zulks naar aanleiding van een berigt, door Heller (L.) meêgedeeld, namelijk, dat men een schoon zwart kunstblad, beteekend netscher, voorstellende Een slapende Nimf, tegen den rug te zien, door een Sater begluurd, aan hem toekent. - Een Idem,
| |
| |
kniestuk, links, in huiskleeding, zittende bij eene tafel, met een palet in de regterhand; zwarte kunst, door w. vaillant, naar hemzelven, in fo., - en nog Een Idem, kniestuk, van voren, met zijne vrouw Maria Godin, die een papegaai voedert, onder een toog, waarin een aap zit; naar hem-zelven, door robert muys sculp., in gr. fo. - In 1663 is hij in de Confrerie-kamer van Pictura, te 's Hage, ingeschreven. - Hoe de schrijver van de Notitie der Schilderijen van het Kon. Kabinet te 's Hage kan opgeven, dat g. netscher, in 1636, te Praag geboren werd, - terwijl het 1639, en Heidelberg, moet zijn, - begrijp ik niet. - Ook in de Galerij te Dresden berust zijn portret, met dat zijner vrouw, door hem geschilderd, en door e. krüger gegraveerd, in fo. - In de Galerij van Orleans, is Hij staande voor een nis, met palet enz. voorgesteld, en door j.s. klauber sculp., in fo.
| |
[Netscher. (Theodorus)]
NETSCHER. (Theodorus) Dewijl zijne werken weinig in ons land voorkomen, zoo wil ik bij het berigt van Immerzeel hier voegen, dat er op de rijke Kunstverkooping van den Graaf Despinoy, te Versailles, in 1850 gehouden, van zijne schoone portretten voorkwamen, alsdat van Cath. Henr. D'Angenne, Duchesse d'Olonne; - Mme. de Thiranges, soeur de Mme. de Montespan; - Twee Hofdames bij Louis XIV, - en de Hollandsche Magistraat. - Zijn Portret komt bij Van Gool en bij Descamps voor.
| |
[Neufforge, (Jean François de)]
NEUFFORGE, (Jean François de) architect, beeldhouwer en graveur, werd, in 1714, in het land van Luik geboren. Hij heeft een groot Werk, met een aantal bouwkundige leerstellingen vervaardigd, dat, na de Approbatie van de Académie Royale d'Architecture, van 1757, te Parijs, onder den titel van Recueil élémentaire d'Architecture etc., in 6 deelen, in fo., in het licht verschenen is. Al de platen zijn beteekend: Composé et gravé par de neufforge; een der beste werken van zijn tijd.
| |
[Neufville. (Louise Charlotte de) Zie bij Immerzeel op Ritter, (Louise Charlotte)]
NEUFVILLE. (Louise Charlotte de) Zie bij Immerzeel op RITTER, (Louise Charlotte) die haar echter verkeerdelijk de neuville noemt, gelijk de naam, onder haar fraai Portret, door l. portman gegraveerd, in 8o., bewijst.
| |
[Neve (Franciscus de)]
NEVE (Franciscus de) is reeds bij Immerzeel vermeld, als geboren te Antwerpen, doch zonder sterfjaar op te geven. Bryan-Stanley zegt, op gezag van Balkema, geboren 1625, en overleden 1681. Maar ik moet vragen of die jaartallen wel goed zijn? In het Register van St. Lucasgild, te Antwerpen, vond ik ‘franciscus de neve, ontfangen 1630 - Schilder - Meester 1691, Schilderszoone.’ (waarschijnlijk, de zoon van françois, zegt Mols, Ms.) Bijgevolg zouden er dan twee schilders van dien naam hebben bestaan, en ik moet dit gelooven, omdat ik de bekende geëtste landschappen voor werk van dien de neve houde, over wien men bij Houbraken, II., bl. 142, leest: ‘Toen (1660) leefde ook franciscus de neve, van wien gezegt werd: Dat Rome zelfs getuigt, in lang verlopen tyd, - En was er niemant, die door naarstigheid en vlyt, - Zoo naar kwam de Natuur, naar 't leven af te malen.’ - Dit doelt geheel op een landschapschilder, en ook dat hij nog in 1660 leefde, waardoor hij een gevorderden ouderdom verkrijgt, zoodat ik van meening ben, dat het de Oude franciscus moet zijn, die in 1630 is ingeschreven, en zich in Italië vestigde, terwijl zijn zoon later, in 1691, te Antwerpen, als meester werd geboekt. Verder is het mij steeds vreemd voorgekomen, dat deze zoo vermaarde historie- en portretschilder geen enkele ets in zijn vak gemaakt, en alleen; als hoofdzaak, landschappen geëtst zou hebben. De bekende 14 stuks-etsen zijn bij Bartsch beschreven.
| |
[Neve. (Sebastiaen de)]
NEVE. (Sebastiaen de) ‘In den jare 1648, heeft Balth. Moretus aenbesteed aen sebastiaen de neve, beeldhouwer, den nieuwen marmeren Tuyn, in de
| |
| |
Capelle van St. Lucas, in O.L.V. kerk, voor de somme van 850 guldens, die hy aen den voornoemden de neve heeft betaeld.’ Zie J.B. Van der Straelen, Jaerboek van St. Lucas der Stad Antwerpen enz. Ibid., 1855, in 8o., bl. 108.
| |
[Neveu, of Naiveu. (Mathys)]
NEVEU, of NAIVEU. (Mathys) Bij Immerzeel wordt deze kunstenaar, die in den trant van g. dou, die ook zijn leermeester was, schilderde, bepaaldelijk mathys neveu genoemd; doch ik heb op eene schilderij, voorstellende Een Bordeel, uitmuntend geschilderd, maar minder goed geteekend, en die zich, op het eerste gezigt, als werk van jan steen voordeed, duidelijk gevonden m. naiveu f., 1676, waarom ook, en teregt, Bryan dezen naam zoo tweeledig als ik dien hier boven heb gesteld, reeds had opgegeven. - Zijn Portret stond in de beroemde Kunstverzameling van Mr. Johan van der Marck, te Leyden, verkocht te Amsterdam, in 1773, onder Nr. 436 van den Catalogus, aldus beschreven: ‘Deze kunstschilder heeft zich verbeeld, leunende met zyn arm op een baluster, hebbende zyn groene fulpe muts in zyn regterhand, en in zyn linker een palet met opgezette verwen, penseelen en een schilderstok. Achter hem ziet men een pilaar met geboomte; wat verder, een water, waarin een trekschschuitje, en voorts de over eenige jaren afgebroken blaauwe poort, en eenige huizen daarnaast, binnen Leyden, zeer fraai en uitvoerig behandeld; op paneel; h. 10½, br. 9 dm.’ Hier staat bijgevoegd zijn bekend geboortejaar 1647, en tevens dat van zijn overlijden, te Amsterdam, omstreeks 1721, zoodat men hierop nagenoeg wel zal kunnen afgaan, en. Bryan, die dat-zelfde jaar opgeeft, dus wel geloof verdient.
| |
[Nevele (Lucas van)]
NEVELE (Lucas van) vind ik, in 1552, als schilder, te Brussel, en als lid van de Magistraat aldaar, in 1563, vermeld. ‘A lucas van nevele, painctre, demourant à Bruxelles, IX livres X solz, pour avoir pourtraict aucunes effigies de quelques Franchois espies, dont n'est besoing d'autre déclaration.’ Medegedeeld door den Heer Alex. Pinchart, in den Messager des Sciences. historiques etc. Gand, 1858, in 8o., bl. 169.
| |
[Neyn. (Pieter de) Zie Neyn. (Pieter Pietersz. van)]
NEYN. (Pieter de) Zie NEYN. (Pieter Pietersz. van)
| |
[Neyn (Pieter Pietersz. van)]
NEYN (Pieter Pietersz. van) wordt bij Immerzeel pieter de neyn genoemd. De hier gestelde naam is, zooals Mr. Simon van Leeuwen hem, in zijne Korte Beschryving van Leyden enz., Ibid., 1672, in 12o., bl. 190, opgeeft, en men dien dus voor goed moet aannemen.
| |
[Neys (Jacobus de)]
NEYS (Jacobus de) ‘was een vermogend Antwerpenaar, die de kunst voor uitspanning beoefende, en zeer fraai Dode Vogels en andere Stillevens schilderde, in de manier van evert van aalst. Hy was een tydgenoot van matheus terwesten, met wien hy te gelyker tyd te Rome was, en heeft aldaar den Bentnaam van De Genereuse verkregen. Zy vertrokken te zamen van Rome, en deze met zyn gevolg, bestaande in een abbé, secretaris, een jager en een knecht, hetwelk weinig Bentbroeders is te beurt gevallen. Na vele landen bereist en vele voorwerpen van kunst verzameld te hebben, wilde hy naar zyne familie terugkeeren, doch overleed aan een kolyk, zoodat zyn lyk naar zyne geboorteplaats vervoerd, en aldaar in 1701 of 1702 begraven werd.’ - Volgens Pieter Terwesten, Ms.
| |
[Neyts, of Nyts (Gillis, of Egidius)]
NEYTS, of NYTS (Gillis, of Egidius) is bij Immerzeel vermeld; ik voeg er bij, dat Nagler zijn bloeitijd tusschen 1650 en 1690 stelt, en een grooter tal zijner geëtste prenten opgeeft, dan de 21 stuks, welke Bartsch beschrijft.
| |
[Neyts. (J.)]
NEYTS. (J.) Deze kunstenaar schijnt een ander te wezen, dan gillis neyts, hoewel Van Eynden en Van der Willigen meenen, dat het één-en-dezelfde persoon zou zijn. Dat a.e. neyts dezelfde is als gillis neyts, - dewijl ae als egidius, en dus gillis, op zijne prenten voorkomt, - laat zich gemaklijk verklaren; maar de j is niet zoo ligt daartoe te brengen. Genoeg, in de belangrijke Kunstver- | |
| |
zameling van wijlen Van Leyden van Warmont waren zeven geëtste laudschappen, met den naam van j. neyts beteekend.
| |
[Nickele.]
NICKELE. Zie NIKKELEN.
| |
[Nicolaas, (Jan)]
NICOLAAS, (Jan) van Enkhuizen, vond ik nergens vermeld, en echter heeft hij Portretten geschilderd, als dat van Henr. Ant. v.d. Linden, Theol. Prof. Franeq, ob. 1614, aet. 69, door w. delff sculp., in kl. fo. - Uit dit jaartal blijkt, dat hij in de laatste helft der XVI. eeuw geboren werd.
| |
[Nicolai. (Broeder)]
NICOLAI. (Broeder) Felix Bogaerts noemt dezen als een leerling van rubens, die tot de Orde der Jezuiten behoorde, en van wien vroeger te Namen onderscheiden schilderijen, voorstellende Het leven en de mirakelen van den Zaligmaker, waren te zien.
| |
[Nicolai. (Isaak)]
NICOLAI. (Isaak) Dezen naam heeft Immerzeel geboekt voor dien van isaak klaassen swanenburg, dat eigenlijk de bekende naam is van den kunstbeoefenenden Leydschen burgemeester. Ook moet het nog bevreemden, dat genoemde Auteur 's mans drie zonen, jacob nicolaas en willem, insgelijks als kunstenaars noemende, den kunstgraveur willem-alleen, onder den naam van willem swanenburg, als een anderen persoon, opvoert, en niet zegt, dat hij een zoon van den gemelden isaak was. De fout ligt in de Latijnsche uitdrukking, door eenige schrijvers, als Houbraken en anderen, voor den naam van dezen meester gebezigd; doch nicolai beteekent hier niets anders dan Klaaszoon, hetgeen in eene biographie enkel eene persoonlijke aanduiding kan zijn. - Slechts met weinig woorden is door Immerzeel gewag gemaakt van dezen verdienstlijken kunstenaar, die wel onder de grondleggers van den Leydschen kunstroem mag geteld worden, dewijl hij het schildervak dermate beoefende, dat hij zelfs leerlingen bij zijne zonen aankweekte, zooals octavio van veen, jan van gooyen en anderen. - Van 's mans werken kan men in de St. Jans-kerk, te Gouda, het 25. en 26. glasraam zien, voorstellende Het Ontzet der stad Leyden, door de Spanjaarden belegerd, in 1574, en Het Ontzet van Samaria, waarvoor hij de tafereelen heeft ontworpen, die uitmuntend fraai van teekening zijn, bijzonder het Ontzet van Samaria, welks cartons, waarnaar de glazen gevormd en geschilderd werden, nog in de kerkekamer der gemelde kerk aanwezig zijn. Die van Leyden hebben eenigzins geleden, en zijn zoo zuiver niet bewaard gebleven, als die van Samaria. Deze, zoo goed als nieuw, zijn op een lichtgraauwen grond, aangenaam, met oostindischen inkt gewasschen, en, hier en daar, door het penseel met wit gehoogd, even of ze met wit en zwart geschilderd zijn. Onder deze glazen staat: isaäk nicolai swanenburg delineavit, cornelis klok pinxit, Lugdunum Batavorum, 1603. Zie verder mijne Beschrijving der Goudsche Glazen enz.; Gouda, G.B. van Goor, 1853. - Later werd mij een belangrijke bijdrage aangaande dit kerkglas, door den ijverigen geschiedvorscher Jonkh. Rammelman Elsevier, Archivaris der stad Leyden, in den Navorscher, VII., bl. 328, medegedeeld: Thes. Rekening van 1601. ‘29 Mei 1601. Aen Mr. isaac nicolay (van swanenburg) onsen medebroeder in de Vroedschappe, eene somme van ƒ175. van XL grooten tstuck, in betalinge van het teyckenen ende maecken van het cleyne ende groote patroon van de glaesseveynster, die van deeser stede weegen ende tot eere van dien geschoncken is, in de kercke van der Goude, daerinne afgebeelt staet 't ontset van Samaryen van de belegeringe Benhade (Benhadad) des Syrische conincx.’ Verder: ‘aen Mr. cornelis clock, voor 't schryven maecken ende opleveren, ƒ600; ende ten laetste noch een somme van seven gulden over 't papier op de voors. patroonen gelevert, bedragende te zamen 632 gl.’ - De schilderijen, welke hij te Leyden voor de vierschaar heeft geschilderd, worden
| |
| |
zeer geroemd, en die in de Kamer van de Gouverneurs der Saayhalle, vindt men bij Frans van Mieris, in zijne Beschryving van Leyden, bl. 457, beschreven: ‘1596. Den handel en nering groeide magtig aan en deed de stad in welvaren bloeyen, 'twelke oorzaak gaf, dat de vertrekken der Halle bekwaamer gemaakt en versierd zyn geworden, inzonderheid de Kamer der Gouverneurs, nu onlangs merkelyk verbeterd, welke in onze dagen nog pronkt met de schilderijen van den kunstigen Burgemeester isaak nicolai swanenburg, verbeeldende de vervalle oude Leydsche neringen, en het vermeerderen der nieuwe, door de overkomst der Vlamingen; vervolgens ook al de handwerken met welken deeze bereiderye geoefend wordt, in verscheidene tafereelen afgemaald.’
| |
[Nieuhoff, of Nyhov. (Joan)]
NIEUHOFF, of NYHOV. (Joan) Deze bekende zeereiziger werd in 1618 geboren. Behalve den togt, dien hij in gezantschap naar China deed, en waarbij hij de oude hoofdstad Nanking bezocht, heeft hij nog meer overzeesche landen bereisd, waarvan de beschrijving, met afbeeldingen, in het licht is verschenen, en die meermalen zijn herdrukt, als: Naauwkeurige Beschryving van het Gezantschap naar Peking enz. Amsterdam, 1644, 1665, in fo.; en in 1666 in het Hoogduitsch uitgegeven, in 4o. Prof. Hornius, te Leyden, vertaalde die Reis in het Latijn; ook zag eene Fransche overzetting er van het licht. De Braziliaansche Zee- en Landreizen, mitsgaders Zee- en Landreizen door verscheidene gewesten van Oost-Indiën - vooral de stad Batavia - zijn beiden te Amsterdam, in 1682, in fo., door zijn broeder Hendrik Nieuhoff uitgegeven, dus 10 jaren na zijnen dood, dewijl hij den 7. October, 1672, op Madagascar vermoord werd. - Hij heeft op eene hoogst-nuttige wijze de kunst beoefend, daar hij zelf al de voorwerpen, voor zijne plaatsverbeeldingen, nationale kleederdragten, dieren, planten en gewassen, die in zijne Beschrijvingen voorkomen, heeft geteekend, iets waarin hij veel overeenkomst had met cornelis de bruyn. - In de beroemde geographische en topographische Verzameling van den Heer Mr. J.T. Bodel Nyenhuis, te Leyden, bevinden zich twee onuitgegeven teekeningen van joan nyhov, op St. Helena vervaardigd; eene het eiland uit zee; en eene de kerkvallei naar zee te zien. Gemelde Heer zal iets over joan nyhov - want zoo teekende hij altijd zijn naam, zegt hij - uitgeven, dat, zeker, voor de geschiedenis veel belangrijks bevatten zal. - Ik bezit zijn Portret, in 4o., in een versierd ovaal gevat, fraai gegraveerd; onder zijn naam een wapenschild: zilver, met een chevron van keel, en 3 hulstbladen, 2 en 1 geplaatst. Hiervan bestaat ook eene kopij, doch minder fraai.
| |
[Nieulant, of Nieulandt, (Adriaen van)]
NIEULANT, of NIEULANDT, (Adriaen van) is bij Immerzeel, die van heeft weggelaten, vermeld. Ik moet er het volgende bijvoegen: dat hij te Antwerpen geboren werd, kan waar zijn, doch hij heeft zijne opleiding in de kunst genoten te Amsterdam. Het onderschrift van zijn Portret, door joannes meyssens, - Zie aldaar. - in 1649, uitgegeven, luidt: Très-bon paintre en petites figures et paysages, il a fait beaucoup des histoires du vieux Testament; il est natif d'Anvers; son commencement a esté à Amsterdam, chez pierre isacx, et auprès françois badens 1607, et maintenant se tient à Amsterdam, agé de 59 ans. cor. janssens pinxit, c. woumans sculps. - Dit portret komt ook in De Bie voor. - Meer aanwijzing zal er niet noodig zijn, ten bewijze, dat hij, in 1590, te Antwerpen, geboren is. - In 1657 heeft hij nog geschilderd Dansende kinderen in een Landschap, waarbij een Faun en een Nimf op een viool en een trom spelen, welk stuk in den Catalogus, 1850, van het Museum, te Berlijn, staat vermeld. - Het is meer dan waarschijnlijk, dat hij een broeder van, of anders, zeker, verwant was aan willem van nieulant, die zich, even als adriaen, te Amsterdam ophield,
| |
| |
en welligt is Willem van Nieulant, - die, in 1584, als Mr. knoopenmaker (destijds onder de Gilden behoorende, zegt Mols, Ms.) in het St. Lucasgild, te Antwerpen, werd ingeschreven, en zich, naast zoovelen, om de ongenaê der Spanjaarden te ontvlugten, met zijn gezin te Amsterdam vestigde, waardoor adriaen niet in het Gild staat ingeschreven - hun vader geweest. - Hij heeft ook voorstellingen van vaderlandsche gebruiken geschilderd, als, in 1633: Jaarlyksche Omgang der Gilden en Leprozen, op Koppermaandag, te Amsterdam, gehouden in den jare 1604. Die omgang, in 1769 door s. fokke sculp. in fo. naar de daartoe genomen teekening door j. de wit jansz. 1768, komt voor in den Atlas, of Verzameling van Gebouwen enz., der Stad Amsterdam, voor kinderen enz.; Ibid., bij H. Molenijzer, in fo.-oblong. Hij heeft ook den fraaijen Titel geteekend voor het Werk: Iconologia, of uytbeeldinghe des verstands enz. door Cesare Ripa enz. Amsterdam, by P.P. Pers (1644); r.a. persyn sculp. in fo. - Zijn Portret, j. janssens p. c. woumans sc., vindt men bij De Bie.
| |
[Nieulant. (Jan)]
NIEULANT. (Jan) Bryan-Stanley noemt dezen kunstenaar, als geboren te Antwerpen, in 1569. Hij schilderde historische voorstellingen op kleine schaal, en was in het landschap zeer bedreven, hetwelk hij, met onvermoeide vlijt, uitvoerig behandeld heeft. - Hij is in 1628 overleden. - Fiorillo, die hem ook gedenkt, voegt er nog bij, dat hij gelooft, dat jan nieulant dezelfde persoon is als adriaen. - Nagler geeft hem dezelfde meesters als adriaen gehad heeft. - Ik heb dien jan in het Gildeboek van St. Lucas, te Antwerpen, niet gevonden, en moet dus betwijfelen, of hij de kunst dáár wel geleerd, immers zeker niet uitgeoefend heeft. - Welligt was hij verwant aan adriaen van nieulant. - Zie aldaar. -
| |
[Nieulandt. (L. van) Zie Nieuwland. (L. van)]
NIEULANDT. (L. van) Zie NIEUWLAND. (L. van)
| |
[Nieulant, of Nieulandt, (Willem van)]
NIEULANT, of NIEULANDT, (Willem van) is reeds bij Immerzeel geboekt. Hij was, waarschijnlijk, een broeder van adriaen van nieulant. - Zie aldaar. - en Füssli, in zijn Lex., Th. II, zegt bepaaldelijk, dat hij een bloedverwant van hem is geweest. - Na zijne volbragte studie, zoo te Amsterdam, als ook drie jaren te Rome, keerde hij, in 1606, naar zijne geboortestad, Antwerpen, terug. Immers, in het Gildeboek van St. Lucas, aldaar, vindt men: ‘willem van nieulant, meesterszoone, ontfangen als meester Schilder 1606.’ En nog staat aldaar geboekt, zegt Mols, Ms., ‘willem van nieulant, meesterszoone, ontfangen als meester 1607,’ en dat beide, in verschillende rekeningen. Wanneer nu de kopiist geen fout heeft begaan, dan zijn er twee geweest van één-en-denzelfden naam’. - Nu mag ik vragen, of er geene aanleiding bestaat, om het geboortejaar van willem, 1584, zoo als De Bie, volgens het portret van j. meyssens, - Zie aldaar. - opgeeft, te betwijfelen? want dan blijkt hij, na alle volbragte studiën, slechts 23 jaren oud te zijn geweest. - Onder de 56 stuks gravuren, door Nagler vermeld, is er eene zeer zeldzaam, in 3 bladen, in fo., namelijk, De groote Tyberbrug, door guil. van nieulandt sculp. et excud., en Bryan voegt hier bij: Antverpiae, 1600. Zoo dat nu goed is, dan was hij toen maar 16 jaren oud, en is dit aan te nemen? - Ik bezit een der drie bladen, en daar staat geen jaartal op; ook niet bij Nagler, die dit zeldzame hoofdblad van zijn werk beschrijft. - In den Catalogue du Musée d'Anvers, 1857, vond ik, dat onze willem een goed Treurspeldichter was, en een groote rol bij de Rederijkerskamer heeft vervuld. - De volgende Werken worden van hem vermeld, als: in 1616, Saul; in 1617, Livia; in 1618, Claudius Domitius Nero. In 1621, gaf hij in het licht een Gedicht over den Mensch; drie jaren later zijn Heldendicht, Aegyptica, ofte Aegyptische Tragoedie van Anthonius en Cleopatra; in 1628, een idem, Salomon. - Nog heeft hij, te Amsterdam
| |
| |
wonende, twee Treurspelen doen drukken, waarvan de opdragt, uit die stad, in Julij, 1635, gedagteekend is. - Zijn Portret, j. meyssens fecit, komt voor bij De Bie.
| |
[Nieuport. (Justus van) Zie Nypoort. (Justus van der)]
NIEUPORT. (Justus van) Zie NYPOORT. (Justus van der)
| |
[Nieuwenhuisen (Adrianus Wilhelmus)]
NIEUWENHUISEN (Adrianus Wilhelmus) is reeds bij Immerzeel vermeld; ik moet daar nog bijvoegen, dat hij, bij voortduring, het inwendige van kerken schildert, zoodat op de meeste Tentoonstellingen van zijnen ijver en het welslagen in dat vak, overvloedig, is gebleken. - In October, 1857, werd de heer nieuwenhuisen tot onderwijzer aan de Stads-teekenschool, te Utrecht, en in 1859 tot Directeur van het Genootschap Kunstliefde, aldaar, aangesteld. - Hij heeft twee prentjes flink en geestig geëtst, als: Eene Kerk van binnen, waarin de leeraar op den preêkstoel, links aan een kolom gehecht, voor de gemeente preekt; beteekend a.w.n. f.; h. 100, br. 82 str. Ned.; zonder marge. Op den tweeden staat is een invallend licht op den achtermuur aangebragt; - en, Een Idem, Idem, in de groote kerk, te Rotterdam, genomen; links zit eene vrouw voor de kerkbanken, regts een man met de hand op den rug, waarin hij zijn hoed houdt; in de verte zijn meer personen zigtbaar; h. 130, br. 102 str. idem.
| |
[Nieuwenhuizen. (Hendrik)]
NIEUWENHUIZEN. (Hendrik) Immerzeel berigt, dat hij op zijne teekeningen, zoo bedrieglijk naar prenten vervaardigd, ter voorkoming van bedrog, aan de achterzijde bij zijn naam zette: met de pen geteekend. - Nagler zegt, echter, dat hij er gewoonlijk opzette: Calamo delineavit.
| |
[Nieuwenhuys. (C.J.)]
NIEUWENHUYS. (C.J.) In de Kunstnalatenschap van wijlen Z.M. koning Willem II., te 's Hage, waren, op de tweede Verkooping, in September, 1851, onder Nr. 274 van den Catalogus, ‘De portretten der Gebroeders Van Eyk, fraai van behandeling;’ h. 31, br. 27 dm. Ned. - Dit zal moeten zijn jan en hubert van eyck. - Dewijl ze onder de moderne Nederlandsche School geplaatst waren, denk ik, voor het naast, dat het eene kopij is naar het origineel, en dat de kunstminnende Vorst, bij zijne tafereelen van die beroemde meesters, gaarne hunne afbeelding wilde zien. - Zoo ik mij niet vergis, zou het werk van den vermaarden Kunsthandelaar c.j. nieuwenhuys kunnen zijn, die veel deel aan het verzamelen der schilderijen voor genoemde Galerij gehad heeft, en daarvan eene beredeneerde beschrijving vervaardigde, die reeds in 1837, te Brussel, het licht zag, als: Description de la Collection des Tableaux qui ornent le Palais de S.A.R. Mgr. le Prince d'Orange, à Bruxelles; later gaf hij nog eene Idem, onder den titel: Description de la Galerie de Guillaume II.
| |
[Nieuwerkerke (Emile Grave van)]
NIEUWERKERKE (Emile Grave van) als een Nederlander te vermelden, zou een roof zijn, gepleegd aan een der paarlen van de kunstkroon, door hem aan zijn Fransch vaderland gehecht, en echter veroorloof ik mij, wegens één kunstgewrocht, hem hier te gedenken, teneinde een ieder, die het Ruiter-Standbeeld van Willem I., Prins van Oranje, te 's Gravenhage, aanschouwt, den vervaardiger te doen kennen. emile Grave van nieuwerkerke, in 1811, te Parijs, geboren, is een Nederlander van afkomst, wiens overgrootvader Hollands gezant was bij het Spaansche Hof, en, op een zijner reizen, eene Fransche vrouw huwde, wier vaderland hij voorts tot het zijne aannam. Hoewel emile voor de krijgsdienst was opgevoed, keerde hij toch later tot het burgerlijk leven terug, teneinde zich geheel aan de beoefening der hoogere Beeldhouwkunst te wijden. Na reeds veel voortreflijke werken te hebben vervaardigd, die hem tot de grootste ondernemingen voorbereidden, ‘vatte hij, in 1841, het voornemen op, om een Standbeeld te scheppen van Willem den Zwijger, te paard. Toen hij zijne keuze deed vallen op dezen onsterflijken Vorst, was het, zeker, niet alleen, omdat diens roem der wereld toebehoort, maar vooral ook, omdat het deze was, die de grondslagen
| |
| |
legde voor het gebouw der zelfstandigheid van het land van nieuwerkerke's voorgeslacht. Liefde tot de kunst, en liefde tot het vaderland boden hier elkander de hand, en bezielden hem met zooveel ijver, dat hij reeds het volgende jaar naar Holland overkwam, om Zijne Majesteit onzen Koning de eerste schets te laten zien van het Beeld, voor zijn grooten Stamvader bestemd. Hoezeer onze kunstlievende Vorst met dit bewijs van genie en diep gevoel des harten ingenomen was, mag, onder anderen, daaruit blijken, dat hij terstond den Graaf met het ridderteeken van den Nederlandschen Leeuw versierde, en hem verzocht, het Standbeeld voor hem te voltooijen, om 't voor zijn Paleis, in het Noord-einde der Residentie, - eerlang opgerigt, - te plaatsen.’ Zie den Ned. Kunst-Spiegel, 1847, blz. 37. - Over de voortreflijkheid van dit kunstgewrocht hier uit te weiden, acht ik overbodig: het staat voor aller oog onthuld; doch het is te hopen, dat de plaatsing eens anders en voor goed zal worden bepaald. Ik voor mij zou het gaarne juist in eene tegen-overgestelde rigting, namelijk, op het plein van het Oude Paleis gesteld zien. - Zijn roemvol talent heeft hem in zijn vaderland tot de hoogste vereeringen en onderscheidingen geleid, gelijk men die in het doodberigt zijner moeder van November, 1854, kan vermeld vinden: ‘De Gravin Ch. de Nieuwerkerke, geboren De Vassau, moeder van den bekenden beeldhouwer, Directeur-Generaal der Keizerlijke Museën, Intendant der schoone kunsten van het Huis des Keizers, is, te Parijs, overleden.’ - Den 15. Maart, 1858, las ik: ‘Er liep een gerucht, dat de Graaf van nieuwerkerke een val van het paard heeft gedaan, dien hij niet zal overleven.’ Gelukkig is dit genie nog in de kracht zijns levens, en voor de kunstwereld behouden gebleven.
| |
[Nieuwhoff (W.)]
NIEUWHOFF (W.) is een onvermeld kunstgraveur, die in het begin dezer eeuw heeft gebloeid, blijkens een Portret van Keizer Alexander, van Rusland, door hem gesneden en in aquatint bewerkt, naar de teekening van g.j. geuzendam, uitgegeven, te Amsterdam, bij W. Essen. - Een Idem van Abr. des Amorie van der Hoeven, naar c.h. hodges, in fo. - Een Idem van A. Fokke, naar h.w. caspari, in 8o. - Een Idem van F.T. Schluter, R.K. Pastoor, te Delft, 1823, naar j. hari, in 8o. enz. - Ook zag ik van hem, in gelijke manier gegraveerd, zeer groote Landschappen en Rijngezigten, luchtig bewerkt, in de manier van teekeningen met de pen en opgewasschen. Ze zijn niet zonder zorg uitgevoerd, en deelen in de verdienste der graveerkunst van dien tijd in ons vaderland, die eehter niet hoog staat aangeschreven.
| |
[Nieuwland. (L. van)]
NIEUWLAND. (L. van) Een Landschap, waarin links eene kerk; op den voorgrond, een boerenwagen, rijdende, bij een huis, waarbij een boer staat; beteekend l. van nieuwland del. et sculp. 1763, in 8o.-oblong. - Een Idem; een weiland met twee koeijen, is door een sloot, die op den voorgrond uitloopt, van den weg gescheiden, waarop een man, die van het melken komt; regts een woning, waarbij een man een ketel schuurt; op den tweeden grond, een kasteel, met een toren enz.; tweemaal betekkend, als boven, zonder jaartal, idem, idem. - Deze kunstenaar is mij allen door de beschreven etsjes bekend, die het werk van een liefhebben schijnen te wezen. Nagler noemt zekeren l. van nieulandt, die, vermoedelijk, dezelfde is.
| |
[Niewpoort. (Johannes van der) Zie bij mij op Nypoort. (Justus van der)]
NIEWPOORT. (Johannes van der) Zie bij mij op NYPOORT. (Justus van der) Blijkbaar heeft men van de letter j. johannes gemaakt; doch hoe Nagler - die zijn bron (Houbraken, I., bl. 231, III., bl. 239) opgeeft, waarin hij justus genoemd wordt, terwijl hij-zelf een justus van der nypoort, van wien hij 18 stuks etsen beschrijft, vermeldt, - er toe gekomen is, om hem johannes te noemen, begrijp ik niet.
| |
| |
| |
[Nikkelen, of Nickele. (Isaak van)]
NIKKELEN, of NICKELE. (Isaak van) Van dezen meester vond ik in den Catalogus van Jan Tak, verkocht te Soeterwoude, bij Leyden, in 1781, onder Nr. 35: ‘isaak van nickele, Een Roomsch kerkje, van binnen, met orgels, altaaren en beelden; gestoffeerd door r. brakenburg, helder van coloriet en kunstig behandeld; h. 11½, br. 13½ dm. Rhijnl.’ - In de Bilder-Gallerie zu Salzthalen (1776), waren drie stuks, gelijke Kerken aanwezig. - Bij wijlen den Heer K. Kaan, te Haarlem, zag ik eene teekening van Het inwendige der groote kerk, te Haarlem, zeer vast en stout geteekend; waarschijnlijk, dezelfde, die vroeger in het bezit was van den Conferentie-raad F.C. Bugge von O.I. Rawert, zooals Nagler er daar een dergelijke aanwijst, en tevens isaak, architectuurschilder van Haarlem noemt, die in het laatst der XVII. en in het begin der volgende eeuw nog bloeide. Als dit laatste waar is, zou hij eerder een broeder, dan de vader van johannes geweest zijn, dewijl deze bepaaldelijk als de zoon van den Haarlemschen kerkschilder van dien naam, door Houbraken wordt opgegeven.
| |
[Nikkelen, of Nickele, (Jacoba Maria van)]
NIKKELEN, of NICKELE, (Jacoba Maria van) eene dochter van johannes van nikkelen, omstreeks 1690 geboren, was vermaard in het schilderen van bloem- en fruitstukken, hebbende de leiding in de kunst van herman van der myn genoten. - Zij is gehuwd geweest met willem troost, die bij haar acht kinderen verwekte, waarvan slechts één zoon en ééne dochter, tijdens Van Gool schreef, 1751, in leven waren.
| |
[Nikkelen, of Nickele, (Johannes van)]
NIKKELEN, of NICKELE, (Johannes van) is reeds bij Immerzeel beschreven; ik voeg er bij, dat hij ook geëtst heeft, waarvan 4 stuks Landschappen bij Nagler staan vermeld. Hij was, zoo als Houbraken meldt, een zoon van isaak van nikkelen. Zijne dochter jacoba maria - Zie aldaar. - was met willem troost gehuwd.
| |
[Nimwegen. (Peter van)]
NIMWEGEN. (Peter van) Onder dezen naam is de Nijmeegsche glasschilder, peter francis peters, - Zie aldaar. - door vergissing, bij Nagler ingeslopen.
| |
[Nisp, of Nispen. (N. van)]
NISP, of NISPEN. (N. van) Welligt is deze naam verkort, zooals die onder eene gravure voorkomt en van nispen moet zijn, een naam, die wel bekend is, te meer, dewijl de genoemde in fo., Ds. Laurentius Steversloot voorstellende, door r. blokhuyzen is gesneden, die ook slechts r. blokh. er onder heeft geplaatst. Zij kan werk van een kunstliefhebber zijn, trouwens het geheel is beneden het middelmatige, waartoe de graveur, wiens vak dit niet was, ook nog heeft bijgedragen. De genoemde leeraar leefde in 1713, toen zijn afbeeldsel vervaardigd werd. - In den Catalogus van Terwesten, blz. 80, vond ik een stuk, Een meester, zijne schoolkinderen onderrigtende, door n. van nispen ƒ22-5, en, in een Idem van Mr. Caspar van Citters, van Middelburg, verkocht te Rotterdam, 1811, onder Nr. 172, Een Herder en Herderin, naast elkander zittende in een landschap, waarvan de voorgrond rijk met bloemen is versierd, door van nispen; h. 15, br. 16 dm. Rijnl. - Nagler vermeldt hem, naar Winkler's Kabinet, te Leipzig, waarin eene schilderij was: Eene zuigende vrouw, door n. van nespen - zonder twijfel van van nispen.
| |
[Nivelles, (Jaquemon van)]
NIVELLES, (Jaquemon van) een beroemd Belgisch kunstdrijver, die in het midden der XIII. eeuw bloeide. - Zie over het werk, door hem volvoerd, op DOUAI. (Nicolon, of Colas van)
| |
[Nobel, (Jacob)]
NOBEL, (Jacob) een hoogst bekwaam, doch onvermeld, Utrechtsch kunstschilder, die reeds in het begin der XVI. eeuw bloeide, en aan verscheiden aanzienlijke geslachten, te Utrecht, was verwant. Zoo vond ik over hem, in eene Ms. Genealogie van Van Voerst, berustende bij een der aanverwanten, den Heer B.L.C. van den Heuvel, te IJsselstein, het volgende; ‘jacob nobel hendrickz.
| |
| |
was een schilder, en heeft sig-selven door een metalen spiegel uitgeschilderd, ten halve lyve met een groote baert en een doodshooft, daar syn linkerhandt op rust. Heeft Keyser Carel, 16 jaren oud zynde, geschildert. Hy is getrout met Catharina Peters van Mooye, een vleyshouwers dogter van Brussel, met welke hy doorging en te Utrecht kwam, doch versoende naemaels met de vrienden, anno 1517. Sy kraamde out synde 20 jaar, en kreeg Hieronymus Nobel; heeft in elf kramen 13 kinderen gehad, waarby Geertruyd, die huwde jan van der burgh, glasschryver, en geene kinderen gehad. Hy is geboren in 1497, op Lieve Vrouwendag in Meert, is kerkmeester van de Nicolaes kerk in 1571, en mede van de eerste gereformeerde geweest, en te Utrecht, den 13 January 1573 overleden.’ Uit het geboortejaar blijkt, dunkt mij, dat hij 16 jaren oud was, toen hij een portret van keizer Karel schilderde, of er een kopieerde, Karel Op dien leeftijd voorstellende, want de keizer werd in 1500 geboren, en zou zich dan, op dien leeftijd, door een schilder van 19 jaren hebben doen schilderen! Het is mogelijk, maar niet denkelijk, dewijl alsdan zijn talent wel, door de faam voortgedreven, tot die hoogte zou gekomen zijn, en zoodanig is hij als kunstenaar niet bekend. Wel was hij vroeg te Brussel, blijkens zijne verlieving, en, als een aanzienlijk Utrechtenaar, kon zich de gelegenheid wel voor hem opgedaan hebben, om, even als lucas cranach, die Karel, als Prins, op zijn achtste jaar, heeft geschilderd, - Zie daarover op MORO, of MOR. (Antonis) - het portret van dien Vorst te vervaardigen. Doch ik laat dit in het midden, tot welligt de een of ander het beslisse.- ‘Zyn vader was Hendrick Nobel, en zyne moeder Geertruy Luttekenhuysen, die 10 April, 1540, overleed. Hendric Nobel obiit 1541, Maart 18. Syn Portret hangt, ter halve lyven geschilderd met een wit kleed, daarop een kruis, in de Groene kamer op 't Stadhuis te Utrecht; onder deselve staat: Henric Nobel Gerritz. was ten heylgen lande - In 't jaer ons Heeren duysent vierhondert - En acht en 't negentich, God hoed hem voor schande - Ende voor den brande dair 't ewelik dondert. - Hendrik woonde in de Nobel, op de Oude Gragt, by de Geertebrug, in 't huis genaamt Klyn Schonenburg, daer in na hem syn zoon woonde. Na syn vrouws dood priester geworden, en syn (de) versuft, (nog) mis gedaan.’ - Dit genoemde portret is thans nog op het Stedelijk Museum, ten Stadhuize, aldaar, te zien, op een lang tafereel, waarop twaalf Jerusalemgangers, alle Utrechtenaren, door jan schoorl, - Zie aldaar. - levensgroot geschilderd, voorkomen. - Dat het geslacht Nobel te Utrecht zeer in aanzien was, blijkt hieruit, dat een gedeelte van de Zonstraat, bij het plantsoen uitkomende, nog de naam van Nobelstraat voert.
| |
[Noël (Paul Joseph)]
NOËL (Paul Joseph) staat bij Immerzeel beschreven, en deze heeft nog den treurigen dood van dien hoogst-verdienstlijken, te vroeg der kunst ontvallen kunstenaar, vermeld. - Om het lot zijner kunstwerken, en hoe ze, vier jaren na zijn overlijden, reeds gewild waren, te kennen, dient het volgende: Op eene Verkooping, in het Huis met de Hoofden, te Amsterdam, 1826, gehouden, waren zes stuks zijner werken, als: onder anderen, Nr. 67 van den Catalogus: ‘Deze beroemde schilderij verbeeldt Een boer, die van den trap van een poort valt, met het aangezigt in een mand met eijeren, waardoor eene uitstalling met allerlei groenten en fruiten geheel in verwarring geraakt; drie vrouwen schijnen de gansche instorting te willen tegenhouden; drie jongens grijpen de gevallen appelen; een man staat in de poort in dreigende houding; ter linkerzijde staat een jood met augurkjes, aan een tafel, waarbij eene bevallige dienstmaagd met een marktemmer, benevens een weesmeisje; voorts ziet men in een scheerwinkel een man met ingezeepten baard, en de barbier uitzien naar dit woelig voorval; twee lieden lagchen hartelijk er om; door
| |
| |
de poort ziet men op straat, waar men druk bezig is, koopmansgoederen te ontladen; op de overzijde der gracht ziet men de Westerkerk, benevens de Waag, te Amsterdam, met een aantal beelden; de groote menigte bijwerk en figuren, in één woord, deze geheele schilderij is zoo uitvoerig, en zoo delicaat van penseelsbehandeling, dat men haar voor het allerbeste werk van dezen te vroeg gestorven uitmuntenden meester mag houden; h. 7 pm. 5 dm., br. 9 pm.; doek.’ Voor deze schilderij werd toen de aanzienlijke som van ƒ4605 betaald. Om de belangrijkheid van zulk een meesterstuk, heb ik de beschrijving in haar geheel overgenomen; verder voeg ik er nog bij, dat Nr. 68, Een Binnenhuis met figuren, enz. ƒ600; - Nr. 69, Een Stadspoort, met eigenaardige bedrijvigheid enz. ƒ276; - Nr. 70, Een oude Jood met een bevallig meisje, enz. ƒ335; - Nr. 71, Een Schoenmakerswinkel enz. ƒ512, - en Nr. 72, Een Land- en Watergezigt, met gebouwen enz. met ƒ41. werden geeigend.
| |
[Nole, (Andreas Colyns de) Zie bij Immerzeel en bij mij op Nole. (Robert Colyns de)]
NOLE, (Andreas Colyns de) Zie bij Immerzeel en bij mij op NOLE. (Robert Colyns de)
| |
[Nole, (Jacob de)]
NOLE, (Jacob de) een beeldhouwer, die, in de tweede helft der XVI. eeuw, te Utrecht, bloeide, zooals uit de hier volgende rekeningen blijkt: ‘Ontvangen by handen Mr. Ghysb. Melchiorsz., Organist in den Dom, ende van Catharina, syn huysvrouw, 16 Maert 1568, op losrente, die som van 200 gulden, ende dit by belieftenisse van myn heren schout ende burgemeesters, dewelcke syn geemployeert ende gegeven Mr. jac. de nole, beeltsnyder, tot volmakinge ende erectie van het H. Sacr. huys.’ Rekening van de Buurtkerk, 1568-69. ‘Item Mr. jacob de nole, op 't maken van 't H. Sacr. huys, 1 April 1569, 50 gulden. - Item Mr. jac voors gegeven, 27 Aug. 100 gulden. - Item Mr. jac. noch den 6 October, 200 gulden.’ Idem, 1569-70, bij Dodt, Archief, VI. deel, blz. 316. Of hij verwant was aan de colyns de nole, van Antwerpen, is mij niet gebleken.
| |
[Nole (Robert Colyns de)]
NOLE (Robert Colyns de) was de broeder van andreas colyns de nole, die, volgens Immerzeel, in de tweede helft der XVII. eeuw leefde, en met laatstgenoemde de schoone Standbeelden voor de kapel van O.L.V., in de Kerk van Karel Borromeus, te Antwerpen, heeft gemaakt; verder zegt hij, dat robert in 1636 overleden is. - Dit laatste kan waar zijn, doch reeds zeer vroeg vond ik hem als een voornaam beeldhouwer vermeld; immers, de Aartshertog Ernestus van Oostenrijk, kocht een ebbenhouten Crucifix, met notenboomen voetstuk, hetwelk hij in 1594 had vervaardigd, zoodat men robert's geboortetijd wel op 1570, of 1575 stellen mag. Maar hoe moet het dan gaan met andreas, die dus, nagenoeg eene eeuw later, te Antwerpen zou hebben gebloeid? Ik denk, dat men zal moeten lezen, in de eerste helft der XVII. eeuw, waarin van dyck hem, in den bloei zijns levens, geschilderd heeft. - Volgens een kontrakt van 14 April, 1622, met wenseslaus coeberger gepasseerd, heeft hij, op last van de Infante Isabella, het beeldhouwwerk moeten vervaardigen voor de kerk van Notre Dame à Montaigne, gelijk dit hier volgt; ‘A. robert nole, tailleur des ymaiges, la somme de IIJm. livres, sur et entantmoins de XIIJm. IIJc. X. livres, à quoy revinnent les pris des parties par luy à livrer en l'églize de Notre-Dame, à Montagu, ensuite de deux accordz faictz et arrestez avecq luy par l'architecte wenzel cobberger, et par son Altesse et les seigneurs des finances, aggréé le XIIIJe. d'apvril XVJe, XXIJ, asscavoir: VIJm. IJc XX livres pour la livraison de l'ornement de la paincture du grand autel, selon le model de pierre par luy faict, monstré à sa dicte Altesse, à en estre payé en trois termes; et par le second contraict VJm. LXXXX livres, à livrer XIIJ ymaiges de la facon et haulteur contenu audict contraict, aussy pour ladicte églize, à en estre payé aussy en trois termes.’ Zie Messager des
| |
| |
Sciences Hist. etc. Gand, 1858, blz. 97, en bij den Heer Visschers, Iets over enz., en de gebroeders Colyns de Nole enz., Antwerpen, 1853, in 8o.
| |
[Nolpe (Pieter)]
NOLPE (Pieter) is ter loops door Immerzeel vermeld; ik voeg er bij, dat uit zijne graveerwerken blijkt, dat hij in 1670 nog leefde, en toen 69 jaren oud was. Onder de graveurs, die, in het begin der XVII. eeuw, de graveerkunst tot eene aanzienlijke hoogte, en oorspronklijk vrijen trant van werken hebben opgevoerd, behoort, in de eerste plaats, deze pieter nolpe; verder is zij door j. suyderhoef en cornelis visscher tot eene roemrijke hoogte gedreven, zoodat diens werken door de kunstminnaars, in Europa, met ongehoorde prijzen worden betaald. - Onder zijne werken, die eene dubbele waarde bezitten, behooren de voor de Nederlandsche geschiedenis vervaardigde, naar de teekeningen van claes moyaert, namelijk: de Blyde Inkomste der Koninginne Maria de Medecis te Amsterdam enz., Ibid., J.C. Blaeu, 1639, in fo,, met het Portret van den Auteur, Kaspar van Baerle, th. matham sc. naar j. sandrart. Al de platen, zijnde allegorische voorstellingen, voor die feesten aangewend, zijn schilderachtig door hem gesneden. De overige zijn door s. savery, naar s. de vlieger enz. vervaardigd. De opgang, door dit werk gemaakt, en het belang der feestvierenden, tot vereeuwiging van die Inkomst, hebben aanleiding gegeven, om den ganschen optogt bij de Inhaling der Vorstin in Amsterdam, af te beelden, die mede door hem, naar moyaert, is gesneden, in zeven bladen, bekend onder de benaming van de Groote Kavalcade, dewijl de Kleine, op de eerste plaat in het Werk voorkomende, niet naar wensch de gelijkenis der personen uitdrukte, die op de groote duidelijk zigtbaar is. - Deze Groote Kavalcade, schoon van druk, is op de Verkooping van Verstolk van Soelen, te Amsterdam, in 1847, met ƒ125, en de Kleine, bovengenoemd, vóór de letters, en vóór de wapens in de lucht, eerste druk, met ƒ120 betaald. - Ik bezit een exemplaar van het geheele gemelde Werk, eerste drukken vóór de nommers en vóór de wapens in de lucht, enz., alsmede een exemplaar met al de veranderingen van die drukken, tot aanduiding en vergelijking er bijgevoegd. Daarbij is ook de beroemde prent, De vier Burgemeesters van Amsterdam, raadplegende over de ontfangst van de genoemde Koninginne, door j. suyderhoef, naar de schilderij van theodorus de keyser, een als met de burin geschilderde prentdruk. - Het tweede, dergelijke Werk, is: Beschryvinge van de Blyde Inkoomste, Rechten van Zeege-bogen en ander toestel op de Welkomste van Hare Majesteyt van Groot-Britannien, Vrankryk en Ierland, tot Amsterdam, den 20 May, 1642; te Amsterdam, by Nicolaes van Ravesteyn, voor pieter nolpe, Boekverkoper, in de Calverstraet, 1642, in fo. Het Werk bevat zes platen, Allegoriën, en de zes Triumphpoorten, daar ze in vertoond zijn, door nolpe, naar de teekeningen van jan wildens. Het daarbij gevoegde portret van Samuel Coster is door r. perzyn sc., naar j. sandrart.- Te gelijkertijd werd eene afzonderlijke prent, in drie bladen uitgegeven, door nolpe gesneden, naar de schilderij van pieter potter, - vader van den beroemden paulus potter - voorstellende de Afbeelding van het puyck der Burger-Ruyteren, door last der Heeren Burgemeesteren vergadert, om de Koninginne van Groot-Britanie Henriette Maria, op den 20 May in den jare 1642, Amsterdam bezoekende, in te halen. Opper-Ritmeester was Heer Dirck Tholinx, voorzittend Schepen en Hopman van een Vaandel Burgeren; Teken-Drager de Heer Johan Oetgens, Jonck-Heer van Waveren, Ruygenes etc. Ritmeesters plaats-houwer, de wel-af-gereden Joachim Verpoorten. Voorts bestont de Vaen uyt de navolgende: en nu volgen honderd en twee-en-dertig namen van allen, die, in vollen dos, te paard gezeten, deze Inhaling hebben verheerlijkt; in waarheid een historisch tafereel der bloem van Amstels voorgeslacht.
| |
| |
Deze plaat, en drie der Allegorische voorstellingen, met twee Eerpoorten, zijn op de bovengenoemde Verkooping betaald met ƒ170, zonder eenige varianten of bijzonderheden in de drukken te bevatten; blijkbaar is het een zeer zeldzaam Werk, waarvan ik in mijne Verzameling een volledig uitmuntend exemplaar bezit. Om der geschiedenis wil, en vooral om de getrouwe afbeelding der kleederdragten enz. van die tijden, heb ik die Werken, meer dan naar gewoonte, omschreven, vooreerst ter eere van pieter nolpe, die, behalve deze groote zaken, een aantal kleinere geschiedenissen van den dag heeft vervaardigd en uitgegeven, op eene ruime schaal; en ten andere, tot voorbeeld voor den Boek- en Prenthandel onzer dagen, die meer leen- dan eigen werk oplevert. - Er gaat ook een boekje van hem uit, bestaande uit afbeeldingen van koddige figuren, in den stijl van pieter quast, of jacob callot, met gecartoucheerde randen, in 8o, getiteld: 'T Boeren-Leven, door pieter nolpe in 't cooper gemaeckt en uytgegeven tot Amsterdam; hiervan zijn latere uitgaven, te Ibid., bij Wilh. de Broen. - Nog een Idem boekje, in 8o.-oblong, met meer figuren op elke prent, die zeer fraai zijn geëtst. - Bij Nagler vindt men 43 nommers van zijne werken beschreven. Daaronder komt niet voor een zijner fraaiste prenten, De Deugd wijst Herkules de wegen der wereldsche deugden en ondeugden, naar pieter potter pinx., gr. in plano, en insgelijks in mijn bezit.
| |
[Nooms. (Renier) Zie Zeeman. (Renier)]
NOOMS. (Renier) Zie ZEEMAN. (Renier)
| |
[Noorde. (Cornelis van)]
NOORDE. (Cornelis van) Immerzeel heeft, in het kort, den kunstarbeid van dezen Haarlemmer vermeld, doch niet, dat hij ook Portretten heeft vervaardigd, als dat van Joannes Enschedé, Lettergieter en Boekdrukker, te Haarlem, ad vivum del. et fecit 1788, in 8o., hetgeen in zijn soort fraai mag worden genoemd. - Joannes Deknatel, Doopsgezind leeraar te Amsterdam, door hem del. en door j. houbraken, in 1762, gegraveerd, in 8o., uitmuntend, en waarvan ik een proef-en letterdruk bezit.- Van zijne Afbeeldingen bezit ik de volgende: Een houtsnede, in kl. 4o., oud zijnde 17 jaren, met een steekhoed op, waaronder cornelis van noorde se ipse ad vivum fecit Ao. 1748. - Een Idem, idem, idem, fecit 1763; raar. - Nog het Portret van hem en zijne vrouw, in den bloei hunner jaren, in pastel, waarschijnlijk, door hem geteekend, zeer fraai, en in gr. fo.; hij staande bij eene tafel, waarop een kunstboek, hebbende in de hand eene teekening, zijnde het portret van een kunstenaar, doelende op die Verzameling, door hem-zelven vervaardigd, waarvan ik er een aantal bezit, met de gravuren daarnaar, mede door hem gemaakt; zijne vrouw is, als pendant, in denzelfden trant afgebeeld. - In hoeverre hy de kunst van prentteekeningen te vervaardigen, heeft gekend, kan blijken uit eene prent, voor den reeds genoemden Enschedé, naar eene in diens bezit zijnde schilderij van jan van eyck gemaakt, voorstellende, De zittende St. Geertruida, op eene hoogte, met nog eenige figuren; achter haar is men druk bezig, om eene groote kerk te bouwen, met een toren, die nog maar gedeeltelijk is voltooid, zijnde het origineel in 1437, in het graauw - en camaieu - geschilderd, en waarvan, nog in onze dagen, een afdruk te Brugge werd vertoond, als eene originele teekening van jan van eyck; ja, wat meer is, de meest-erkende kunst-litteratoren hebben die meening gedeeld en daarover de pen gevoerd; en toch is het niets anders dan eene prentteekening van cornelis vas noorde. Hadden zij het daarbij behoorende blad gekend, dan zouden hun de oogen wel zijn open gegaan: want bij die prent behoort een opzet-blad, mede door hem gegraveerd, zijnde de originele lijst der gemelde schilderij, waarop staat: johes de eyck me fecit 1437. en in de marge: Joh. Enschedé, Harlemensis, possessor hujus picturae originalis, excudit 1769. corn. van noorde, Harlemensis, sculpsit ex originali, 1769. De
| |
| |
prent-zelve is hoog 303, br. 180 str. Ned. even als de schilderij. Bij de verschijning dier prent werd er een vel druks, gr. fo., bijgevoegd, bevattende de geschiedenis dezer schilderij enz., door J. Enschedé geschreven. Zie verder over deze geschiedenis, bij mij, bl. 460, op jan van eyck. - Het werk, in de manier van prentteekeningen van c. van noorde, met diens portret, is bekend, en bevat 16 stuks. - Minder weet men, dat hij ook prenten in mezzo-tinto heeft bearbeid, waarvan ik een fraaijen druk van het Portret van frans hals bezit, h. 124, br. 104 str. Ned., dat vrijwèl is gegraveerd. Hij is met den hoed op afgebeeld, met liggende halskraag enz.; onder in de marge staat: frans hals, geb. 1584 en overl. 24 Aug. 1666, te Haarlem. ipse pinxit, c. van noorde fe. 1767. Dit prentje komt zeldzaam voor. - Ik laat hier eenige prenten, meestal bij Nagler niet vermeld, door hem geëtst en gegraveerd, volgen, als: de reeds genoemde Ds. Deknatel, houdende een bijbel in de linkerhand, en met de andere wijzende, waaronder een zesregelig Hollandsch vers van Arent Pluym; c. van noorde delin. et sculp. in gr. 4o., en een exemplaar vóór de letter, met zorg bewerkt. - Jacob de Bucquoy, zeereiziger en schrijver, door hem naar het leven geteekend en geëtst 1758, in 4o., waaronder een tweeregelig Hollandsch vers; hij is gezeten voor eene tafel, en daarop een opengeslagen boek, waaruit hij schijnt voor te lezen, wijzende op de aardglobe, die, met meer zeevaartkundige werktuigen, bij hem is geplaatst enz. - Dezelfde prent, met zesregelig Hollandsch vers van P. Langendijk. - Leopold Mozart, hoog vorstlijk Saltzburgsche kamermusicus, in een gecartoucheerd ovaal, op eene viool spelende, met vierregelig Latijnsch vers; beteekend c.v.n. 1765; Joh. Enschede excudit; een zeer zeldzaam portret. - Hier volgen vier Haarlemsche oudheden, als Hendrik Tilly, geb. te Oostende, den 29 September, 1662, woont te Haarlem in 't Aalmoeseniershuis, gezond van verstand en ligchaam 1764 (overleden 25 September, 1767). - Jan Christiaansz. van der Winde, geb. te Lit, in 't graafschap Rheda, den 1 Mey 1663. Overl. te Haarlem, den 18 April, 1764. - Willem Opperdoes, met dit belangrijk onderschrift: Geb. te Haarlem, 26 December, 1674; heeft 14 jaar ter zee gevaren. Is mede geweest by de vermaarde overtogt van Prins Willem de 3de in 't jaar 1688. Den 19 Mey 1704 voor Egmond op zee, in een gevegt zynde tegen drie Franse schepen, sprong 't schip daar hy op was, in de lugt. Van 't jaar 1724 tot 1768 waagmeester en collecteur geweest, en leeft er nog in welstand, 1774; dit is eene fraai bewerkte en schilderachtige ets. - Josina Keuse, Wed. van Jan Comes, geb. te Haarlem, 28 Sept. 1673; leeft daar nog welvarende 1773; - en, Elisabeth Precies, Weduwe van Pieter van de Karre, geb. te Oostende, den 24 Maart, 1681, is nog in leeven. c.v. noorde sculp. 1781, naar la croix del. 1781, in fo.; zij is gezeten, met een kruk in de eene, en een appel in de andere hand enz. - Al deze zijn door c. van noorde, naar het leven geteekend, in 't koper gebragt, in fo. - Verder vindt men nog de volgende portretten, door hem geteekend of gegraveerd, in den Catalogus van Portretten van F. Muller vermeld, als: P. Born; - jac. buys; - J. Mich. Fleischman; - taco jelgersma; - W.J. Koster; - c. van noorde; - a. rademaker; - P.J. Schout; - h. spilman; - j. van der vinne; - j. visscher; - w. vitringa, en T. Vogelsangk; bij de laatstgemelde portretten zijn er als prentteekening bewerkt, zoo als jan visscher, met rood krijt geteekend, waaronder: Konstig schilder en plaatsnyder, geboren te Amsterdam..... 1636. - Voorts nog dirk helmbreker uitmuntend Schilder, geb. te Haarlem, 1624, overl. in Italien, 1694. ipse del. c.v. noorde fecit., 1772, in gr. fo. Deze kop is voortreflijk, als met bruin krijt, op witten grond, schetsachtig geteekend, bewerkt. - In diezelfde manier
| |
| |
zijn nog de volgende beschreven prenten bekend, die echter weinig voorkomen, Het voorste gedeelte van een Liggende Hond, naar c. visscher, door hem fecit, 1777, in gr. 4o. - Een liggende Leeuw; c.v.n. ad vivum del. 1757, fecit 1766. als met rood krrjt geteekend, in 8o.-oblong. - Een staande Leeuwin, met de pen geteekend door rembrandt, door hem fecit, in kl. 8o.-oblong. - Niet beschreven. - Eene staande en eene liggende Koe, bij een muur, waar een man om den hoek kijkt, met bruin en zwart, zeer misteekend; c.v.n. fecit, 1765, in 12o.-oblong. - Een Landschap met twee koeijen en vier schapen, die door een herder en eene vrouw worden gedreven, naar c. berchem 1768, in fo.-oblong. - Eene Vrouw, die een schaap melkt by een schuur; naar denzelfden, door hem, fecit 1788, in 8o.-oblong. - Niet beschreven. - Een Duingezigt met een kerkgebouw op den voorgrond; op een heuvel een zittende en een staande figuur; naar jan van gooyen, door hem, fecit 1767, in kl. 8o.-oblong. - Een zittende Vrouw, met een kind op haar schoot, waarbij een geknield meisje, een staande jongen, en een man, die daarnaar staat te kijken, alles bij een gebouw voorgesteld, naar eene met O.I. inkt gewasschen teekening van lingelbach, door hem fecit, 1767, in 4o. - Een naakt zittende Man, met een rietje of stokje, of welligt eene fluit in de hand, met de pen en opgewasschen door rembrandt, door hem fecit, 1765, in 4o. - Een zittende Officier der Burgerwacht, een lange pijp rookende, bij eene tafel, waarop een flesch en glas, met zwart krijt geteekend door c. troost, door hem fecit, 1765, in 4o. - Eenige gebreklijke Joden, zoo het schijnt bij den ingang eener Synagoge, waarbij, op den voorgrond, een vrouw met een kind is gezeten enz., door hem, naar rembrandt, kl. 4o. - Niet beschreven. - Een staande Man, links, ter zijde te zien, met een mantel om, en een hoed met een paar pluimen op; naar de teekening van a. van ostade, door hem fecit, in 8o.- Blaauw papier en niet beschreven. - Een Idem, regts, met de handen op den rug te zien, een knijf op zijde, naar en door denzelfden, Idem, Idem. - Al deze prentteekeningen zijn, op twee na, niet beteekend, doch achterop door c. van noorde zelven beschreven, zoo als ik heb vermeld, en gelijk ze berusten met al de bekende exemplaren bij den Heer Ph. J. van der Kellen, te Utrecht. - ‘Het compleete en zeer zeldzame werk van c. van noorde, 46 stuks, waarbij 13 stuks verschillende drukken,’ was in de Verzameling van Mr. J. van Buren, Bailluw van Noordwijkerhout enz., te Leyden, in 1808, verkocht. - Onder de houtsneden, reeds boven vermeld, is hoogst-zeldzaam het Portret van romeyn de hooghe, geb. te Amst., overl., te Haarl. 1708 6/10; c.v. noorde fecit, in kl. 4o. Dit is niet fraai; ook heb ik in deze kunst niets bijzonders van hem gezien, dan alleen den Titel voor het Werk Europees Magazyn, in 12o. - Daarentegen, heeft hij Een jongen, met een hoed op, die zijn pijp ontsteekt aan vuur, hetwelk hij in een test in zijne hand heeft, uitmuntend en uitvoerig geëtst; boven in den grond beteekend f. hals pinx. c.v.n. f. 1765. In mijn exemplaar is dat nog leesbaar, doch ik heb er meer gezien, waarop dit niet merkbaar was; bruine druk; h. 140, br. 128 str. Ned. - Verder, Een Landschap, waarin eene staande en grazende koe; daarbij, op den voorgrond, een liggend schaap; regts, een emmer en melkblok; in het verschiet een schuur en een hooiberg. - Een Idem, weêrgaê, met een staande en een liggende koe, tegen den rug te zien; op den tweeden grond, een heuvel met vee, op den voorgrond een boomstam, met planten enz.; h. 145, br. 188 str. Ned., oblong. - Een Gezigt op de groote Markt en de groote Kerk, te Haarlem, door hem pinx. et fecit, 1764. Johannes Enschede excudit, gr. fo., in de breedte; getrouw afgebeeld en eigenaardig gestoffeerd. - Cagelot of Potwalvisch, lang omtrent 60 voeten, even benoorden Egmond-op-Zee levend ge- | |
| |
strand, op den 15. February, 1764. Den 1. Maart aldaar in veiling verkogt voor 810 guldens. Den 19. February naar 't leven geteekend en in 't koper gebragt, te Haarlem, door cornelis van noorde; eene luchtige ets met veel bedrijvige stoffagie, voor de geschiedenis van den dag nuttig en voldoende; - en, nog Een Idem, lang 64 voet, gestrand tusschen Zantvoort en Wijk-op-Zee, den 20 February, 1762, verkogt 5 Maart voor 900 guldens, door hem, fecit ad vivum 21 February, gr. fo. - Nog bezit ik een paar Titels voor Boekwerken, die vrijwèl zijn geordonnanceerd, geteekend en in het koper gebragt, als een voor het Werk: Korte en Zakelyke Beschryving der Vereenigde Nederlanden; te Amsterdam, by Dirk Swart, 1766, in 8o., - en nog een voor een Werk, dat te Haarlem te huis behoort, dewijl die Stedemaagd op een troon is gezeten, waar boven het Wapen der Stad prijkt, en veel engeltjes of geniussen zich met allerlei soort van studiën, de vrije kunsten betreffende, onledig houden; in schrijfletters: Salus publica, en Deo et Patriae er bijgeplaatst. - Nog eene prent in fo., Afbeelding van den Ridder Nicolaas van Ruiven, door hem, in 1764, gesneden, voor het Werk De Stad Haarlem enz. Ibid., 1767, in fo., door Van Oosten de Bruyn enz., die op blz. 316 voorkomt. - Ik bezit onderscheiden teekeningen van hem, waaronder Bijbelsche Ordonnantiën, die vrijwèl geteekend zijn, alsmede olifanten, zeer goed naar het leven afgebeeld, enz.
| |
[Noorderwiel (Hendrik)]
NOORDERWIEL (Hendrik) wordt, volgens Pieter Terwesten, Ms., vermeend, een Haagsch glasschrijver te zijn geweest, onder de zeven-en-veertig kunstenaars te 's Hage voorkomende, die aldaar, in 1656 een Nieuwe kamer van Pictura hebben opgerigt. - In 1858, zag ik bij den Heer D. van der Kellen Sr., te Utrecht, eene groote schilderij, zijnde eene Allegorie op de huwelijks-bestemming van den mensch, geheel als de bekende Huwelijks-fuik van Jacob Cats gedacht, en als zoodanig in een landschap voorgesteld. Veel geestigheden, daarop zinspelende, zijn er in aangebragt, vooral op den tweeden grond, die een dorp voorstelt. De dood sluit den liefdesloop, waarbij een gedeelte van een geopende sarcophaag, waarin een krijgsheld, met zijne gade, als in het graauw geschilderd, zijn afgebeeld, en daarop staat h. noorderwiel pinx. 1647. Zij is bij de 2 à 3 palmen groot, vol beelden, waaronder er voorkomen, die goed zijn geschilderd. Dit blijft een belangrijk stuk, voor wat de kostumen betreft.
| |
[Noordt (Cornelius)]
NOORDT (Cornelius) wordt door Bryan opgegeven, als, waarschijnlijk, in betrekking gestaan hebbende met johan van noordt. Hij bezit zijn portret, door hem-zelven gegraveerd. Deze kunstenaar is niemand anders dan cornelis van noorde, - Zie aldaar. - die bij hem niet staat vermeld.
| |
[Noordt. (Johan van)]
NOORDT. (Johan van) Ter loops, heeft Immerzeel van dezen schilder gezegd: ‘hij was ook een goed etser,’ doch zijn bloeitijd geeft hij niet op. - Ik voeg er aangaande zijne etskunst het volgende bij, namelijk, dat zijn werk door de kenners zeer wordt geroemd, zooals Strutt ten hoogste prijst een geestig geëtst landschapje, met ruïnes, in eene breede, meesterlijke manier bewerkt, en waarin de figuren uitnemend geteekend zijn; dit etsje is, waarschijnlijk, naar p. lastman vervaardigd, en werd door hem in 1645 in 't koper gebragt, waarvan ik een exemplaar bezit, dat zeer zeldzaam is. Gewoonlijk wordt het aan de stift van lastman toegekend. - Bartsch noemt nog een ander naar p. de laer, en zegt, dat dit zeer zeldzaam is. Ik bezit dat Prentje; het stelt voor een Heuvel, waarop zeven beesten, als schapen, geiten, een ram, gelijk ook twee koeijen, één van voren, en een op zijde te zien, zijn afgebeeld; op den voorgrond een snuffelende hond; van achter, een man met een juk en melkemmers, benevens een gedeelte van een boom. Alles is krachtig en goed geteekend, en met kennis van
| |
| |
zaken geëtst; beteekend petrus van laar inv. j.v.n. fecit 1644. Op de latere afdrukken zijn de namen weggeveegd, en p. pot. en Nr. 3 er op geplaatst; h. 157, br. 220 str. Ned. Ik heb in den Catalogus eener aanzienlijke Verkooping, te Amsterdam, bij Jan Yver enz., gevonden: ‘Het eigen geëtste werkje van j. van noort, 51 stuks,’ hetgeen inlichting geeft aangaande het getal zijner etsen. - Van Eynden en Van der Willigen zeggen, dat hij, vermoedelijk, in het begin der XVII. eeuw, te Amsterdam, werd geboren, en Houbraken meldt, dat hij de leermeester van johan voorhout is geweest. - Van de portretten, door hem geschilderd, zijn er bekend, die in gravure uitgaan, als dat van Peter Proelius, door jan visscher gesneden, en meer anderen. - Zie nog op NOORT. (Juan de)
| |
[Noort, (Juan de)]
NOORT, (Juan de) een onvermeld kunstenaar, van wien ik heb voor mij liggen, Het Portret van Don Balthasar Carolus Principe de Espana, in een zeer rijk gecartoucheerd, met thermen versierd ovaal, gevat, waar rondom het gemelde opschrift, alles door een groote koninklijke kroon gedekt, in fo.; onder in de prent beteekend juan de noort fecit. Uit alles af te leiden, kan deze prent in Spanje vervaardigd zijn; zij is zeer fraai bewerkt, even als of die door de jode vervaardigd was, en ademt klaarblijklijk de Vlaamsche school, zoodat, mijns inziens, deze jan van noort een Nederlander is geweest, die, als zooveel anderen, zich onder de bescherming en gunst van hunnen Vorst, in Spanje, zal hebben gevestigd. Is er nu eenig verband met den bij ons bekenden johan van noordt - Zie aldaar. - hieruit op te maken, dewijl 't bekend is, dat deze ook historiën en portretten heeft geschilderd, en tevens een goed plaatetser was? Ik vermoed dit wel, en zulks te meer, daar zijne werken zoo zeldzaam zijn, weshalve het wel mogelijk is, dat hij zich uitlandig heeft begeven; echter neemt de hooge graad van graveren, die hier op den voorgrond moet staan, veel van die meening weg. Doch genoeg: hij heeft hier eene plaats, tot zoo lang betere bescheiden het tegendeel zullen hebben beslist.
| |
[Noort (Adam van)]
NOORT (Adam van) is bij de meeste auteurs, ook bij Immerzeel, van oort genoemd, doch ik heb gevonden, dat hij, volgens zijn eigen handteekening, in het Register van St. Lucasgild, te Antwerpen, op zijne rekening als Deken, zelf gesteld heeft adam van noort. Hij werd aldaar in het genoemde Gild als meester ontfangen, in 1587. Deken 1598-99, van 18 October tot 18 October; - dit was het dienstjaar; - en stierf 1641. - Hij wordt opgegeven als de zoon van lambert van oort, van Amersfoort, die Guicciardyn, op bl. 126 van zijne Beschryving der Nederlanden enz., Arnhem, 1617, van hort noemt; doch de zoon zal ook wel van noort geheeten hebben; evenzoo aert, en louys van hort, - Zie aldaar. - mede zoo door hem genoemd. - Onder het portret van adam, door a. van dyck-zelven geëtst, in fo., staat adam van noort; daarentegen, staat onder later vervaardigde portretten adam van oort. Zie het Gulden Cabinet van De Bie, door hend. snyers sculp., naar j. jordaens pinx. in 4o. Dat bij Van Mander voorkomt, is naar van dyck, en dat bij Houbraken, naar jordaens genomen.
| |
[Noort (Aert van)]
NOORT (Aert van) wordt door Guicciardyn, op bl. 128 zijner. Beschryving der Nederlanden enz., Arnhem, 1617 genoemd. ‘aert van hort, van Nimmeghen, borger van Antwerpen, groot navolgher van de Italiaansche vonden, d'aller-eerste, die de conste van op cristallyn te backen ende te verwen ghevonden heeft.’ - Daar hij uitweidt over de verdiensten der Nederlanders in de vindingen van het glasschilderen, en het glas-verloden tot vensterramen enz., zoo wekt dit, natuurlijk, het vermoeden, dat deze aert van zeer vroege dagteekening moet zijn geweest, immers het genoemde Werk loopt tot 1560. Volgens deze lezing bij Guicciardyn, zijn er velen van meening, dat hij de glasschilderkunst het eerst zou hebben uitge- | |
| |
vonden; doch destijds bestond er geen reden, om daarover te twisten, dewijl er kunst van veel vroeger tijd aanwezig was; welligt zal het eene vinding in de emailleerkunst zijn geweest, of wel, om de kleuren met glasstof zamen te mengen, zoodat ze onveranderlijk zijn, hetgeen ook in de Splendeur de l'art en Belgique, p. 196, vermeend wordt, het geval te zijn geweest. - Deze aert kan wel de stamvader zijn der bekende van oort's, die stellig van noort hebben geheeten. - Zie op adam van noort. - lambert van noort, van Amersfoort, en willem van noort, van Utrecht, beiden in de kunst ervaren, zullen wel een-en-denzelfden naam gevoerd hebben, en, waarschijnlijk, verwanten zijn geweest.
| |
[Noort. (Elias van)]
NOORT. (Elias van) Deze Utrechtsche kunstenaar is, waarschijnlijk, de vader van, of verwant aan willem van noort. - Zie aldaar. - Ik vond het volgende, hem betreffende, in de Kameraars-rekening van Utrecht, 1494, vermeld: ‘Item Mr. elias van noort, van een Serpentynen Cop, die gescenckt worde van der stadt weghen, die Vrouwe van Nassauwe, tot haere welkomst, 60 gouden St. Andries gulden. - Item denselven Mr. elias van noort, van een Overdect vergulden Croesgen dat gescenct wordt die Joffer van Baden, tot haer welcompst, 29 gouden St. Andreas gulden. - Aefgen, Mr. eelgis weduwe van noort, ende Herewich, haer dochter, die sy heeft by Oluff, die cuper, haer voerman (eerste man) zal. ged.’
| |
[Noort, of Noert (H. van)]
NOORT, of NOERT (H. van) was een zeer bekwaam beeldhouwer, die, in het midden der XVI. eeuw, te Utrecht, bloeide. Hij kan wel een broeder, of een zoon zijn geweest van den beroemden bouwmeester, onder Keizer Karel V., willem van noort. - Zie aldaar. - Ik vond in de Kameraars-rekening dezer Stad, omtrent hem, het volgende aangeteekend: ‘1557. Betaelt aen Mr. h. van noert 37 £ 10 Sc., van dat hy gemaect heeft, van der stadt-Benthemer steen, twee Leeuwen metter stads Wapen, twelc geset is boven den inganc van de nywe Tolstege-brug, boven 't water.’ (thans door de verfraaijing der stad, bij den ingang van het plantsoen, weggebroken.) Zie op aelbrechtsz. (m.) - Dit Wapen, met de twee leeuwen, als tenanten, was zeer groot, doch zonder veel relief, naar gelang der grootte, maar vrij goed geteekend, en vol karakter bewerkt in den destijds heerschenden heraldischen stijl. - Het heeft welligt den beroemden jacob cressant tot model verstrekt, die, ongeveer twee eeuwen later, de overkunstige Stadswapens, met leeuwen, op de beide zijden der barrière, voor den ingang, bij de brug aan den Cingelkant geplaatst, vervaardigde.
| |
[Noort (Lambertus van)]
NOORT (Lambertus van) wordt bij de meeste auteurs, alsook bij Immerzeel, verkeerdelijk van oort genaamd. Dewijl hij de vader was van adam van noort, - Zie aldaar. - zoo zal men bewezen vinden, dat hij mede van noort heeft geheeten. Ook heb ik, in mijne Beschrijving der Goudsche Kerkglazen enz., duidelijk vermeld, dat onder al de zes door hem aldaar geschilderde glazen, tot onderschrift, is gesteld: lambertus van noort, van Amersfoort, invenit et figuravit. Dit verschil had Immerzeel toch wel kunnen aanwijzen, dewijl zulks, in de vroegere uitlegging dier Glazen, even zóó staat vermeld. - Van Bemmel, in zijne Beschryving van Amersfoort, noemt mede hem van oort, doch voert hiervoor geen bewijs aan, en heeft ook te dien aanzien geen gezag, daar hij slechts de gewoonte volgde, om hem aldus te noemen. - Het is gebleken, dat hij, in 1571, in het huis, genaamd De vlugt in Egypte, in de Cammerstraat, te Antwerpen, overleed. Dit huis had hij in huur van de O.L.V. kerk aldaar, en op dat jaar wordt in de Rekeningen, bij de wanbetaling, deze aanteekening gevonden: ‘want hy in grooter armoede ende miserien gestorven is;’ terwijl de schatmeester de huur van 1571, welke de kinderen schuldig waren, ‘om Gods wille’ geschonken
| |
| |
heeft. - In het Museum, te Antwerpen, zijn 16 stuks historische tafereelen van hem aanwezig, waarvan de eerste zeven, in den Catalogus van 1857 vermeld, voor de Gildezaal van St. Lucas, aldaar, vervaardigd zijn.
| |
[Noort. (Louys van)]
NOORT. (Louys van) Guicciardyn, in zijne Beschryving der Nederlanden enz., Arnhem, 1617, bl. 125, noemt aldaar ‘louys van hort, fraey in veel dingen te beworpen ende contrefeyten.’ Dat het, waarschijnlijk, van noort, en niet van oort moet zijn, blijkt, mijns inziens, uit het aangevoerde op aert, lambertus, en adam van noort. - Zie aldaar. - Deze louys werd te Antwerpen geboren, en kan, naar de tijdsorde, door Guicciardyn gesteld, wel een zoon, of kleinzoon van aert, of tenminste van dat geslacht zijn geweest.
| |
[Noort, (Marcelis van)]
NOORT, (Marcelis van) waarschijnlijk, een zoon, of kleinzoon van den bouwmeester der stad Utrecht, willem van noort, en aldaar, in de tweede helft der XVI. eeuw, geboren. - Hij is hem in hetzelfde vak en in dezelfde betrekking opgevolgd, want ik vond hem in het Utrechtsch Plakaatboek, door Van de Water, II. blz. 213, bij het berigt eener ‘Afmetinge der Vecht, van de vryheyd der Stadt Utrecht enz., gedaan by Mr. marcelis van noort, Architect der Stad Utrecht, den 19. en 21. Juni, 1622, enz. als zoodanig vermeld.
| |
[Noort, (P. van)]
NOORT, (P. van) een onbekend kunstenaar, die, waarschijnlijk, voor uitspanning de kunst beoefend heeft. - Ik heb op den huize Groenhoven, onder Wassenaar, nabij 's Gravenhage, toebehoorende aan den Heer Baron van Tuyll van Serooskerken, van zijn werk gezien, Riviervisschen en Want, in den stijl van den Utrechtschen jacob gillig, dat verdienstlijk geschilderd was.
| |
[Noort (Willem van)]
NOORT (Willem van) was een der voornaamste bouwmeesters van zijn tijd, wien echter, als zoodanig, in de rij der kunstenaars nog geene plaats is aangewezen, en die welligt de zoon, of een aanverwant was van elias van noort. - Zie aldaar. - Hij is alleen bekend in de geschiedenis van Utrecht, en er welligt geboren: immers, hij was, in 1549, Raad dier stad, zoo als hij op de Lijst bij Van de Water, III. deel, bl. 169, van het Utrechtsch Plakaatboek staat vermeld. Hij was dus reeds bouwmeester onder de regering van Keizer Karel V., want men vindt aangeteekend, dat hij het ontwerp voor het Stadhuis, na het afbreken van het Oude Hazenberg, in 1547 gebouwd, vervaardigd heeft. Dit gebouw heb ik nog in welstand gekend, en is, in 1820, weggebroken, zijnde het door de nevengebouwen verbreed en hernieuwd, zooals de voorgevel zich thans vertoont. Ook wordt gemeend, dat jan schoorl de teekening voor het uitwendige zou hebben gemaakt; dit kan waar zijn, doch het is niet bewezen, dat van noort, die als de bouwmeester wordt genoemd, deze hulp heeft noodig gehad. In het Stedelijk Archief worden onderscheiden afbeeldingen bewaard van dit in den renaissance-stijl gebouwde pronkstuk van Utrecht's Monument, en vooral eene groote teekening, door pieter van oort, - Zie aldaar. - welke ik, vóór de slooping, op verzoek van den destijds bewindvoerenden Burgemeester Van Doelen, in kleuren heb doen vervaardigen. - Bij de Plegtige Intrede van Philips II. in Utrecht, in de maand October, 1549, werden aan hem alle zaken, zijn vak betreffende, opgedragen, en het is bekend, dat schoorl - Zie aldaar. - voor het overige gedeelte der kunsten, door de regering afzonderlijk werd aangesteld, teneinde den zoon van hunnen Vorst luisterrijk te onvangen. Dienaangaande vindt men opgeteekend, dat de Raad hem den 24. September aanbesteedde, ‘omme te maecken tardeys (troonhemel), daer de Prince van Spangnien enz. zyn eedt doen, ende die burgeren van Utrecht weder off nemen sal.’ - Dat hij een man van genie was, blijkt hieruit, dat hij, in 1549, met schoorl, een voorstel aan den raad der Stad deed, om, door middel van een zeker werktuig en schip,
| |
| |
de rivieren en vaarten te verdiepen, hetgeen hun werd toegestaan, op stadskosten, te doen, onder belofte evenwel van hunne zijde tot teruggave der onkosten, bij aldien 't niet aan het gewenschte doel beantwoordde. - Zijn woonhuis was vermoedelijk, dat, wat nog heden gedeeltelijk te zien is, over de Jansbrug, aan de zijde van het huis-Drakenburg, alwaar een klein beeld, ten voeten uit, van Keizer Karel V. in den gevel, met een Latijnsch onderschrift, staat geplaatst; het daaraangrenzende huis, naar de zijde van Drakenburg, was, vóór eenige jaren, nog in denzelfden renaissance-stijl, met een van boven vooruitspringend gedeelte voorzien, en heeft aan elkaêr behoord, of wel tot vergrooting van het eerste gediend. Het is zeer te bejammeren, dat dit geheel niet is bewaard gebleven, als model van den bouwtrant der XVI. eeuw. - Waarschijnlijk, hebben zijne kinderen en kleinkinderen zijn kunstvak voortgezet, immers, ik vond nog een Mr. marcelis van noort. - Zie aldaar.
| |
[Noortig, of Noortrys, (Jan)]
NOORTIG, of NOORTRYS, (Jan) een onvermeld kunstenaar, die in de manier van bega tafereeltjes heeft geschilderd. Ik heb voor mij Een Boerenbinnenhuis, waarin, bij eene tafel, twee landlieden kaart zitten te spelen, de een zijn spel naziende, naar het schijnt uit vrees van te zullen verliezen, en waar eene vrouw naar kijkt; terwijl de andere, over zijn schoone spel vol vreugde is. Een derde, zijn pijp stoppende, deelt in die vreugd; bij den haard twee figuren, waarvan er een zijn pijp ontsteekt. Voor den schoorsteen is een groote strook papier gehecht, waarop, met sierlijk schrift: jan noortig 1665; h. 34, br. 28 dm. Ned. Het stukje is goed van toon, eenige partijen zijn zelfs dun en malsch geschilderd, eenigzins naar het werk van gerrit lundens gelijkende. Het is, waarschijnlijk, werk van een liefhebber, die in Friesland zal te huis behooren, en eigendom van Jonkhr. Mr. S.W.H.A. van Beyma thoe Kingma, te Leeuwarden.
| |
[Noortwijk. (A. van)]
NOORTWIJK. (A. van) Een stukje met Kaartspeelders, door a. van noortwijk, ƒ12., was Nr. 57 van den Catalogus van N. Selhof, verkocht te 's Hage, 1759. Dit is wèl betaald, aangezien er, te gelijker tijd, twee van jan steen voor ƒ13 en ƒ17 werden verkocht.
| |
[Noot. (... La)]
NOOT. (... La) Volgens Descamps, Voyage pittoresque etc., Paris, 1769, in 8o., bl. 89, zou deze een bekwaam Nederlandsch kunstenaar zijn geweest, die het gedreven koperwerk van den schoorsteen in de Kruideniers-kamer van het huis La Brouette, te Brussel, heeft vervaardigd. Van Eynden en Van der Willigen maken de opmerking, dat zij niet gelooven, dat hij dezelfde persoon zou zijn, als wemmer noott. Het bevreemdt mij zeer, hierover nog eenige bedenking te hooren opperen, dewijl Descamps duidelijk la noot zegt, en die dus niets gemeens heeft met den Arnhemschen perspectiefschilder, wemmer noott. Hadden zij den naam juist overgenomen, dan waren alle bedenkingen vervallen, maar zij schrijven dien alleen noott.
| |
[Noot. Jonkheer (Jan van der) Zie Apol. (Jan)]
NOOT. Jonkheer (Jan van der) Zie APOL. (Jan)
| |
[Noott. (Wemmer)]
NOOTT. (Wemmer) Bij het berigt van Immerzeel moet ik voegen, dat hij, waarschijnlijk, de kunst te Nijmegen, waar hij zich lang ophield, heeft geleerd' en dat hij zich later naar Emmerik begaf, zijnde aldaar, omstreeks 1750, overleden. - Van Eynden en Van der Willigen zeggen, dat hij uitmuntte in het voorstellen van doorzigtkundige onderwerpen, en in het nabootsen van beeldhouwwerk. Ook zagen zij een oud Manshoofd, dat, in rembrandt's smaak, zeer stout door noott behandeld was.
| |
[Nooy. (J. de)]
NOOY. (J. de) Een hangende doode Haas en verder wild, waarbij een hond, en achter een landschap, benevens Een wedergâ, kwamen voor onder Nr. 39 en 40 van den Catalogus der Kunstnalatenschap van jacob nepveu, te Amsterdam, in April, 1837, verkocht.
| |
| |
| |
[Nooy, (W. de)]
NOOY, (W. de) van wien Vijf stuks Schilderijen, zoo landschappen als huislijke tafereelen, op de Tentoonstelling, in 1820, te Amsterdam, waren te zien. Toen woonde hij te Nijkerk.
| |
[Nop. (Gerrit)]
NOP. (Gerrit) Van Mander noemt onder de leerlingen van kornelis korneliszen van haarlem, ‘gerrit nop, van Haarlem, die zich lang buiten 't land, te Rome en elders, heeft opgehouden, en nu (1604) te huis verwacht wordt, daar hy door zyn werk zal kunnen toonen, 't geen men van hem is wachtende.’ - Ik geloof, dat hij nimmer te huis gekomen is, want nader staat er van hem niets meer bekend.
| |
[Noster (Johan)]
NOSTER (Johan) vond ik vermeld als stempelsnijder, die in het midden der XVI. eeuw, te Arnhem bloeide: ‘Op nuyden datum nabeschreven synnen die Muntysers van Mr. Reyner van Embrugge, in tegenwoerdigheit der Key. Maj. secretary Steven Brant, daerto verordineert, end by den werdeyn Thomas van den Walle, Mr. johan noster, Muntsnyder, Herr. Florys Hodemaecker, ind Johan Moeth, der stadt van Aernhem gesworenen smyth, gecassiert ind vuytgeslagen alle die figuren, wapenen, letteren ind teykenen seliger Karel, Hertog van Gelre, lofflicker gedachten, Muntensleger, als hyr na volcht, by stucken gespecificeert.’ Dan volgt de beschrijving der Munten zelve, en wat daarop was uitgebeeld. Aan het slot: ‘Actum Aernhem den XXIJ. Octobris Anno (CIↃ. IↃ). XLIIJ’. Zie Mr. Gerard van Hasselt, Twee Schetsen van Geldersche Klaar-banken van 't Hooge Gerigt, enz. Arnhem, 1805, in fo., bl. 30.
| |
[Noteman (Hendrik)]
NOTEMAN (Hendrik) is bij Immerzeel vermeld. Ik voeg er bij, dat er een uitmuntend Portret, in mezzo tinto, door j. gole fecit, naar de schilderij van a. de gelder pinx., in gr. fo., van hem uitgaat. Hij is in ovaal gevat, rustende met den regterarm op eene werkbank; in die hand heeft hij een grooten beitel, en in de andere een hamer; hij schijnt aan een Priapus-hoofd werkzaam te zijn.
| |
[Noter (Hermanus August de)]
NOTER (Hermanus August de) is reeds, naar verdienste, bij Immerzeel vermeld, die tevens berigt, dat er onderscheiden geëtste prenten van hem bestaan, doch hij noemt er niet een. - In Weigel's Kunstlager-Catalog, vond ik, onder Nr. 13027, vermeld, 10 bladen Paarden en Landschappen, en, Landschappen met figuren; met zijn naam, 1831; en Nr. 14529, 2 bladen Doode Eenden, in 8o.; en een Jagtstuk met dood gevogelte en hazen, waarbij honden, in 8o. Weigel schreef boven elk artikel h.a. de noter, waardoor ik moet vooronderstellen, dat die naam, zooals hij bij de eerstgemelde prent zegt, er werklijk op staat, en niet a.h. de noter, of wel, dat hij zeker is, dat ze alleen met de voorletter a, zoo als ik ze bezit, beteekend zijn, en dat men die voor werk van a.h. moet houden. - Nagler noemt hem enkel a. de noter, en zegt niet, dat hij geëtst heeft. - Le Blanc noemt hem weêr august-hermanus-marie denoter zoon, - welk eene verwarring! - en beschrijft 26 stuks zijner etsen.
| |
[Noter, (Pieter François de)]
NOTER, (Pieter François de) de Jonge. Immerzeel heeft dezen Belgischen kunstenaar, naar waarde, beschreven, en zijne voornaamste werken vermeld. - Ik moet hem den Jonge noemen, omdat zijn vader denzelfden naam voerde, en Nagler dien, bij vergissing, als johan baptiste heeft vermeld, hetgeen de naam zijns broeders is. - Verder voeg ik er nog bij, dat deze waarlijk verdienstlijke schilder, in 1842, te Gent, in den ouderdom van 63 jaren, is overleden. Een uitvoerig Levensberigt verscheen in den Messager de Gand, etc., 1843, bl. 181 en volgg., om in den kring zijner kunstvrienden en aan de leerlingen zijner Akademie aldaar uitgereikt te worden, waaruit blijkt, dat hij den 21. November, en niet den 23. Februarij, 1779, werd geboren, zooals bij Immerzeel staat geboekt. - Nagler schijnt niet te hebben geweten, dat hij geëtst heeft; doch bij Le Blanc - die
| |
| |
hem verkeerdelijk den vader noemt, - vindt men 15 stuks beschreven. - Zijn Portret is door e.j. verboechoven in fo. gelithographieerd.
| |
[Noue, of Nove (J., of S. de la)]
NOUE, of NOVE (J., of S. de la) wordt, door Nagler, als een houtgraveur, die, omstreeks 1634, te Brussel, leefde, en welligt aan den Parijschen boekdrukker en, waarschijnlijk, ook houtgraveur, guillaume de la noue verwant was, vermeld. - De volgende voorstellingen worden aan hem toegekend: Urbain Grandier, curé, brulé en 1634. - Sortie de Gaston de la ville de Bruxelles.
| |
[Noyens, (Jan)]
NOYENS, (Jan) beeldsnijder en waardeerder bij St. Lucasgild, te Antwerpen. Bij de overeenkomst tusschen dit Gild en dat van Brussel, op den 13. November, 1481, gesloten, komt hij voor. Zie J.B. van der Straelen, Jaerboek van St. Lucas der Stad Antwerpen, enz., Ibid., 1855, in 8o., bl. 25.
| |
[Nuis (Abraham)]
NUIS (Abraham) was, vermoedelijk, een Hollandsch stempelsnijder, die, omstreeks 1593, in dienst was van Christiaan IV., Koning van Denemarken. - Men heeft van hem eene reeks Afbeeldingen der Koningen, uit het Huis van Oldenburg. Zie Nagler.
| |
[Nuis, of Nuys (.... van)]
NUIS, of NUYS (.... van) In den Catalogus der rijke Verzameling van Jaques Meyers, verkocht te Rotterdam, 1722, vond ik onder Nr. 260: ‘Een Zee met scheepjes, door van nuis.’
| |
[Numan. (Hermanus)]
NUMAN. (Hermanus) Bij het Artikel van Immerzeel voeg ik nog, dat hij heeft uitgegeven: Gedachten over den Smaak, benevens eene verklaring van de Schoonheid in de Schilderkunst, naar het Hoogduitsch, door h. numan, Amsterdam, 1772, in 8o.
| |
[Nussen, of Nuyssen. (Abraham Janssens van) Zie bij Immerzeel en bij mij op Janssens. (Abraham)]
NUSSEN, of NUYSSEN. (Abraham Janssens van) Zie bij Immerzeel en bij mij op JANSSENS. (Abraham)
| |
[Nuyen. (Wijnand Jan Joseph)]
NUYEN. (Wijnand Jan Joseph) Een waardig levensberigt over dit te vroeg der kunstwereld ontvallen genie is bij Immerzeel te vinden. Ik voeg er hier, ter herinnering, nog bij, dat deze droeve mare ook in België doordrong, dewijl er een Werkje verscheen, getiteld: Notice biographique sur wijnand-j.-j. nuyen, peintre Hollandais, par Felix Bogaerts; Bruxelles, Société des Beaux-arts, 1839, met portret door baugniet; 16 bladz. Het bevat, in proza-stijl, een uitbundigen lof over dezen grooten, jeugdigen kunstenaar, waarvan het slot dus luidt: ‘On pourrait inscrire sur sa tombe: Il fut aimé toute sa vie. - La postérité ne cessera jamais de l'admirer.’ - Ten slotte voeg ik er nog bij, dat hij slechts twee etsjes heeft vervaardigd, welke ik echter niet heb gezien.
| |
[Nuyens, (Johannes)]
NUYENS, (Johannes) een kunstschilder, die, in de XV. eeuw, te Antwerpen, gebloeid zou hebben, dewijl hij, in 1482, in de Registers van het St. Lucasgild, aldaar, voorkomt, zegt Nagler.
| |
[Nyenrode. (Splinter van) Zie over hem bij mij op Ingen. (Pieter van)]
NYENRODE. (Splinter van) Zie over hem bij mij op INGEN. (Pieter van)
| |
[Nyhoff, (A.P.)]
NYHOFF, (A.P.) een onvermeld portretschilder, van wien mij, volgens een meêgedeeld berigt van den Heer A.J. Bruinsma, te Leeuwarden, alleen bekend is, dat de tweede uitgave der Statuten, Ordonnantiën en Costumen van Ameland, 1658, met het Portret van Watzo van Cammingha, in dat jaar Vrij- en Erfheer van Ameland, door a.p. nyhoff pinx. en j. suyderhoef sculp., is versierd.
| |
[Nymegen (De Stomme van)]
NYMEGEN (De Stomme van) is een kunstenaar geweest, die in de laatste helft der XVI. eeuw bloeide: immers Van Mander noemt hem, om zijne bekwaamheden, als een leerling van frans floris.
| |
[Nymegen (Dionys en Elias van)]
NYMEGEN (Dionys en Elias van) zijn bij Immerzeel vermeld; ik voeg er bij, dat hunne Portretten bij Van Gool voorkomen.
| |
[Nymegen (Gerard van)]
NYMEGEN (Gerard van) is reeds bij Immerzeel geboekt; doch hij heeft niet gemeld, dat zijne echtgenoot suzanna catharina vygh - Zie aldaar. - ook de kunst beoefende; wèl dat hij, als medebestuurder van het Rotterdamsche Genootschap: Hierdoor tot Hooger, in 1800, bij eene Prijsuitdeeling, eene Redevoering
| |
| |
heeft gehouden, Over de waarde der Teeken- en Schilderkunst, doch er wordt niet bijgezegd, dat deze in druk is uitgegaan, en hij-zelf daarvoor een Titel heeft geordonnanceerd en geëtst, die fiks behandeld is. - Ik voeg er nog bij, dat ik een Portret van hem bezit, hetwelk ik, als een merkwaardig aandenken, bij mijne uitgebreide Verzameling van Schildersportretten bewaar, zijnde geteekend door de moeder van den wereldberoemden arie scheffer, in ovaal, in 8o., van voren te zien, met een bruinachtigen omtrek en in O.I. inkt opgewasschen. Achter op staat, door haar eigenhandig geschreven: ‘Door deugd, gezond verstand en schoone kunst vermaard, - Werd hier nymegen's beeld, door deugd, bij kunst bewaard. Naar eene teekening door corn. scheffer, Weduwe J.B. geboren lamme.’ Het is meer dan zeker, dat deze achtenswaardige man een huisvrriend was van den ouden scheffer, en zij het, uit achting, na diens overlijden, in 1808, vervaardigde; immers, in 1809 was zij weduwe, en heeft zij het portret, zeker, in dat jaar gemaakt, dewijl zij hare handteekening nog onzeker schreef, waardoor de overtollige woorden weduwe j.b. zijn doorgehaald; of zij moet de teekening vroeger en het vers er later onder geplaatst hebben. - Hij heeft ook naar zijn eigen teekeningen, 1790-1794, geëtst, als: 3 afleveringen, ieder van 6 stuks, Landschappen, met watervallen, beelden en beesten gestoffeerd, in 4o. - Eene liggende Geit bij een hek, naar p. van bloemen, in 4o. - Een staand getuigd Paard, bij een emmer enz.; naar denzelfden? - Een Hond, onder struikgewas eene kat ontdekkende, waarvan het laatste gedeelte niet is afgewerkt; in de marge beteekend, g.v. nymegen, - bijna onleesbaar - in 4o. - Eene allegorische Versiering in fo. Al deze enkele bladen zijn zeldzaam, en bij de liefhebbers van papieren-kunst zeer geacht. - Ook heeft hij Portretten in olieverw vervaardigd, alsmede geteekend; ik bezit dat van frans gyzels, kunstschilder, door hem naar het origineel, in 1776, geteekend, blijkbaar voor eene gravure bestemd, welke ik echter niet ken. - Zijn Portret komt bij Van Eynden en Van der Willigen voor.
| |
[Nymegen, (Suzanna Catharina van)]
NYMEGEN, (Suzanna Catharina van) geboren Vygh, was de echtgenoot van den achtbaren kunstenaar gerard van nymegen, en bloeide dus in de tweede helft der XVIII. eeuw, te Rotterdam. Zij teekende in eene kloeke manier en met smaak Landschappen, naar eigen ordonnantiën en naar schilderijen van voorname meesters, welke teekeningen bij de liefhebbers van papieren-kunst worden bewaard. - Zij heeft zich ook onledig gehouden met de pen, en uit het Engelsch vertaald Gilpin's Verhandeling over de Prenten; Rotterdam, 1787, in 8o.
| |
[Nymegen (Willem van)]
NYMEGEN (Willem van) staat reeds bij Immerzeel vermeld; ik voeg er bij, dat zijne afbeelding in de beroemde Kunstverzameling is geweest van J. van der Marck, te Leyden, verkocht te Amsterdam, in 1773, en, onder Nr. 437 van den Catalogus, aldus staat beschreven: ‘nimwegen, (.... van) Marmerschilder. Hy is verbeeld, staande voor een baluster, op welke hy met de regterhand rust, en waarop eenige teekeningen liggen, benevens een palet met opgezette verwen en penceelen, schuivende met zyn linkerhand een gordyn op; zeer kragtig geschilderd door ferdinant bol, op doek; h. 37½, br. 28½ dm.’ - Ofschoon de naam, naar de gewoonte van dien tijd, - en nòg wel - door velen nimwegen wordt geschreven, is het zeker niemand anders, dan de genoemde willem van nymegen.
| |
[Nypoort. (Justus van der)]
NYPOORT. (Justus van der) Aldus komt zijn naam voor, en niet als johannes van der nieuwpoort, zooals door Immerzeel is vermeld. Ik heb vermeend, dit als teregtwijzing er bij te moeten voegen, dewijl het een-en-dezelfde persoon is. Zie Houbraken, III. dl., blz. 239. - Ik bezit onder de zeldzame portretten van kunste- | |
| |
naars, ook dat van justus van der nypoort, ten halven lijve, gezeten op een stoel, met een rol papier in de hand, in 4o., door hem in zwarte kunst vervaardigd, en opgedragen aan folbertus van ouden allen, mede een Utrechtsch kunstschilder, die het heeft geschilderd, zooals het daar onderstaande vermeldt: Nobili et insigni viro d. folberto ab ouden allen, Ultrajectensi Belgae, Sacae. Caesae. Maitis. Camerae Pictori &c. hanc suam effigiem dicat dedicatque justus van der nypoort. - Zie op OUDEN ALLEN. - Heller (L.), die zijn naam juist opgeeft, zegt, dat hij omstreeks 1660 geboren zou zijn, waarmede ik mij wel kan vereenigen, naar het kostuum van het portret te oordeelen; en ik stel als genoegzaam zeker, dat zulks te Utrecht zal zijn geweest, waar dat geslacht, als het ware, te huis behoort, en deze beide stadgenooten het bovengemelde portret, tot beider gedachtenis, hebben vervaardigd. - Hij moet geestige voorvallen uit het huislijk leven geschilderd en, in den smaak van cornelis bega, prenten geëtst hebben, die bij de liefhebbers wel worden bewaard. Ook zijn er historische prenten door hem gemaakt. - Onder de werken, die zeldzaam zijn, behoort: Die Fürst-Bischöfliche Olmucische Residentz-Stadt Cremsier sambt denen nechst darbey Neu-erhöbt, und von Grund zu gericht und erbauten Lust-, Blum- und Thier-Garten. Gezeichnet durch g.m. vischer Kais. Edlknabe Mathematico. Herausgegeben von U.F.A. Neger, Caplan. Crembsier, 1691. gr. fo.’ Rudolph Weigel zegt in zijne Kunstlager-Catalog, 18te Abtheilung, Leipzig, 1846, Nr. 15482, van dit werk: ‘De 33 prenten zijn aan den toenmaligen Olmutzer graaf, Prins-bisschop Carel van Lichtenstein opgedragen, en voor geschenken bestemd, een zeer zeldzaam werk, dat door den Hollandschen schilder justus van den nypoort is geëtst, gedeeltelijk naar den voorgenoemden g.m. vischer; daar zijn nog meer platen in, doch die meestal tuinparken met figuren voorstellen, in gr. fo..’ - Bij genoemden auteur vind ik nog vermeld, onder Nr. 8174, twee bladen zinnebeelden; Landschappen met Amors en een Offerstier, met versieringen omgeven; beteekend nypoort fec., in 4o., zeer zeldzaam. - Ik heb voor mij liggen De groetenis van Maria en Elisabeth op de trappen van hare woning, waarbij haar man Zacharias en Joseph met een ezel staat; de ingang is met een luifel van wijngaardranken begroeid enz.; voor aan, op een steen: nypoort sc. in 4o.; zeer fraai, in den stijl van en als door jan luiken geëtst. Zij berust in de Verzameling van zeldzame prenten, bij den Heer J. Ph. van der Kellen, te Utrecht.
| |
[Nys (Emanuel)]
NYS (Emanuel) bloeide, omstreeks 1680, te Amsterdam, doch van zijn leven is niets en van zijn werk weinig bekend, zegt Nagler. - In de Galerij, te Schleissheim, ziet men een Boerenbinnenhuis, met veel huisraad, door hem, op eene luchtige wijs, doch treffend van toon, geschilderd.
| |
[Nys. (Franciscus de) Zie bij Immerzeel op Denies (François)]
NYS. (Franciscus de) Zie bij Immerzeel op DENIES (François), want het is een-en-dezelfde persoon, - In het Portretwerk in 4o., door petrus de jode, te Antwerpen, 1652, uitgegeven, onder den titel: Theatrum Pontific. Imperator. etc. komen onderscheiden portretten van voorname mannen, door hem geschilderd, voor, als van Melchior ab Hatzfeld; - van Carel de Longeval, graaf van Buquoy; - van Baron de Beck, en anderen.
| |
[Nys (Jacobus de)]
NYS (Jacobus de) was Deken van het St. Lucasgild, te Antwerpen, in 1693, en ‘heeft, voor zynen vrydom, aen de Kamer eene schildery, verbeeldende De oefeningen in de Academie, met nog Twee Zolderstukken, of Platfonds, tegen den theater geplaetst zynde, vereerd, hetwelk in het Oud-Register Nr. 4 aen-geteekend staet.’ Zie J.B. van der Straelen, Jaerboek van St. Lucas der Stad Antwerpen enz., Ibid., 1855, in 8o., bl. 158.
|
|