| |
| |
| |
Vierde hoofdstuk
TOEN de jongens de tweede Vrijdag na hun vertrek weer met hun vieren en achter elkander het hek binnenkwamen, was daar in de eerste plaats een uitbundig hondengeblaf om hen te verwelkomen. Ab bleek niet bestand tegen Slungel's woeste begroetingen en lag binnen drie tellen met fiets en al in het grasveld. Zijn vehikel was zo bepakt en beladen, dat het enige moeite kostte om het weer op de been te krijgen. Vader en moeder kwamen er aan te pas. Het was ineens een geweldig lawaai van gelach, gepraat en geroep.
‘Koest Slungel, koest!’
‘Moeder, hoe vin' je me bruine kleurtje?’
‘Vader, hou m'n kar eens vast!’
‘Is de mail gisteren gekomen, oom?’
‘Geef mij iets te drinken, Aaltje, ik ben zo droog als een woestijn.’
‘We zitten onder het stof.’
‘Hebben jullie bericht van die schapen uit Indië?’
Moeder lachte, hield de handen tegen de oren en zei voldaan:
‘Hè, gelukkig, mijn rust is weer afgelopen.’
Er werden grote glazen water en koppen thee verzwolgen. Davidje, die half waanzinnig van al dat lawaai, aan één stuk door: ‘Hoera, hoera, in de gloria’ bleef gillen, werd gekalmeerd. Dikke, die poeslief langs hun benen streek, kreeg een aai. Er werd om schoon goed geroepen, de dikke stralen uit de douche kletterden achtereenvolgens neer op vier verschillende hoofden en ruggen en drie kwartier later zaten ze allemaal voor het huis.
Aan kletsnatte, geplakte kuiven geen gebrek.
| |
| |
Alle verhalen, reeds eerder in telegramstijl naar huis gezonden, werden nog eens uitvoerig oververteld. Bij brokstukken tegelijk, als een kleurige keten van grappige en aardige voorvallen, kwamen de verslagen van kampvuren, fietstochten en zwempartijen, van de muziekavonden, van de aardappelen in sodawater, van de kibbelpartijen en de afspraken voor het volgend jaar. Zelfs Timo was bespraakt, maar hij was ook de eerste, die van een ogenblik stilte gebruik maakte om te vragen: ‘Met welke boot komen de lui uit Indië?’
Ze wisten al, dat hun toekomstige vrouwelijke huisgenoten inderdaad komen zouden. Moeder Elsa had het geschreven, maar daarginds leek het minder belangrijk dan hier. In het kamp was alles van huis zo veraf en onwezenlijk.
Vader vertelde hen met welke boot de meisjes zouden komen. In de derde week van Augustus gingen ze aan boord, half September zouden ze in het ‘Heide-Huis’ arriveren.
‘Met zijn drieën.’
Verbaasde gezichten! Met zijn drieën? Kwam er nòg een mee? Was twee al niet mooi genoeg?
Moeder hield voor hun verbaasde ogen een telegram omhoog.
‘Hier... een telegram uit Indië, antwoord betaald.’
‘Wat staat erin? Laat lezen, moeder... gauw... geef aan mij.’
Stoeiend wilde Vic het afnemen, maar moeder hield het hoog boven haar hoofd en las hardop:
‘Mag hond Lientje meekomen. Lief, trouw, herder.’
‘Wat een krankzinnig telegram,’ kritiseerde Roel.
‘Hond Lientje, ik dacht, dat Lientje een meisje was. En dat lief en trouw is niet kwaad van Lientje.’
‘Moeten die lui even rijk zijn, om zo maar een telegram
| |
| |
te sturen voor een hond!’ vond Vic, met iets van ontzag. ‘Wanneer is dat gekomen?’
‘Eergisteren.’
‘Wat hebt u teruggeseind?’ vroeg Roel.
‘Hond welkom.’
Ze vonden het alle vier met hun jongensnuchterheid een zot idee om een hond per overzees telegram welkom te heten. Ab trok Slungel naar zich toe, vouwde zijn grote, gekke flaporen om en zei droefgeestig:
‘Daar sta je nou voor schandaal, Slungel, nu komt er een rashond in huis en je kunt hem niet eens je stamboom laten lezen.’
‘Ik vind,’ zei Vic, terwijl hij zich lui uitrekte. ‘Ik vind het hier in huis net dat spelletje van... de boom, die wordt hoe langer hoe dikker. Eerst waren Ab en ik alleen, toen kwam Slungel, toen kwam Timo, toen kwam Roel... dat alles met elkaar is al een heel-dikke boom en nu warempel nog twee vrouwspersonen en nog een hond.’
‘Wordt het je te veel aan je oude hoofd, Vic?’
Vader trok hem aan zijn oor. Vic vloog dadelijk uit zijn luie houding overeind om eens, wat hij gewoonlijk noemde, ‘een lekker potje te vechten’. Zijn voet haakte achter de stoel van Timo, die demonstratief omrolde. Slungel oordeelde dit een onmiskenbaar signaal tot stoeien en plantte plompverloren zijn zware, logge poten in Timo's maag. Drie tellen later bewoog zich over het grasveld een zeer ingewikkelde menselijke knoop. Alleen moeder zat nog netjes op haar stoel en zei lakoniek tegen Aaltje, die glunderend om de hoek van het huis verscheen: ‘Ze zijn weer allemaal thuis, Aaltje!’
Vader was de eerste, die zich uit de Gordiaanse knoop wist los te werken:
‘Hè, dat heb ik nou al die dagen gemist, Elsa. Ik zou dik worden en oud voor mijn tijd, zonder deze massage.
| |
| |
En nu jongens, allo, naar mijn kamer. Ik zal jullie de tekeningen van de zolderverdieping laten zien. Morgen beginnen we daaraan. Ab en Timo mogen pas na elf uur meedoen, die moeten werken voor hun herexamens. Dadelijk na het ontbijt beginnen. Iedere ochtend om halfnegen en denk eraan heren, daarmee wordt niet de hand gelicht. Iedere ochtend om elf uur houd ik inspectie!’
‘Wil ik zien!’ grinnikte Ab stilletjes en ze lachten allemaal, want ze wisten, als vader een timmerwoede ‘over zich kreeg’, kon desnoods de hei rondom hem afbranden zonder dat hij er een blik op wierp. Die inspectie zou binnen enkele dagen wel zijn overgegaan naar de afdeling ‘moeder Elsa.’
Een paar dagen later, toen het materiaal uit de stad was aangevoerd, weergalmde het hele huis van hamerslagen. Het gezaag bezorgde Aaltje een permanent kippenvel. De weg van de schuur, het achterhuis door, de beide trappen op naar de zolder, alles was bezaaid met krullen en houtzaagsel. Gelaten zagen moeder en Aaltje het aan. Er viel toch niet tegen deze werkwoede te praten. Dat moest uitrazen en als het nu maar niet uitraasde vóór de kamers af waren, mochten ze van geluk spreken. Dat verdriet kenden ze nog van vorige gelegenheden. Half afgetimmerde kippenhokken, die troosteloos in een hoek van de tuin stonden en nooit gezellig kakelende bewoonsters zouden herbergen. Een fiets met een keurig zwartgelakt voorwiel en een geel verroest, bemodderd achterwiel. Herinneringen als deze, lagen nog vers in het geheugen. Dus moedigden moeder en Aaltje de zwoegende, timmerende gemeente aan met huichelachtig bewonderende uitroepen. Ze maakten geen op- of aanmerkingen en durfden slechts prijzen met honingzoete stemmen.
| |
| |
Dit keer echter werd het resultaat van de gezamelijke arbeid zó, dat het moeder en Aaltje bijna beschaamd maakte. In drie weken tijds veranderde de kale, onherbergzame zolderverdieping in een keurige étage. Het gedeelte, dat voortaan als droogruimte gebruikt zou worden, was netjes afgeschoten door een plankenwand. Een kleine gang bleef uitgespaard en die gang had drie deuren. Links was het slaapkamertje van de oudste logée, rechts dat van de jongste en in het midden lag de gemeenschappelijke leerkamer. De middelste kamer was het grootst en had twee flinke ramen. De slaapkamers hadden ieder een klein vierkant tuimelraampje. Het was alles heel eenvoudig en rechthoekig. De artistieke nissen en uitbouwen die de heren architecten aanvankelijk in hun plannen hadden opgenomen waren wegens tijd- en geldgebrek tot een minimum gereduceerd. Ook had alleen de werkkamer een bespanning van jute met een plint. De slaapkamers moesten het maar met een doodgewoon behangselpapiertje doen. Maar dat nam niet weg, dat het werk boven ieders verwachting goed geslaagd was. Eerst de laatste dag van de vacantie konden ze het aan de huisvrouw ‘opleveren’, zoals vader vakkundig zei. Die laatste vacantie-avond tracteerde moeder op ijs en veel andere heerlijkheden en ze hield aan tafel zelfs een speechje op de energie en het vernuft van de tegenwoordige jeugd. Dat speechje viel echter naar hun zin een beetje te ironisch uit en Ab had er veel aanmerkingen op. Vic vond dat er eigenlijk maar iedere grote vacantie iets verbouwd moest worden. De laatste weken verveelde je je altijd zo stierlijk.
‘Je weet niet wat je zegt, jò,’ kwam Ab's sombere stem, ‘laat deze vacantie je nou heugen als een echte vrijgezellen-vacantie. De volgende keer, laat eens kijken, met de Kerst, dan hoor je: Viccie, toe maak mijn fiets eens
| |
| |
schoon! Of: Timootjelief, wil je mijn bibliotheekboek gaan ruilen in de stad? En dan moet je het nog doen ook van vader, want dàt bennen nou je goeie manieren!’
Ze hoonden hem een beetje om zijn pessimisme. Onder het werk waren de anderen verzoend geraakt met de nieuwe huisgenoten. Vic stelde zich hen voor als allervriendelijkste wezentjes, die hem bijna om de hals zouden vliegen uit dankbaarheid en bewondering voor hun aardige kamers.
Timo popelde van nieuwsgierigheid naar de laatste familieberichten.
En Roel? Roel's gedachten waren meer dan strikt noodzakelijk was bij een bepaald kampvuur op een bepaalde kampavond en bij een ernstig meisjesgezicht met blauwe ogen, dat op een of andere onverklaarbare wijze voorgoed verbonden was met zijn toekomstplannen.
Toen de jongens weer geregeld heen en weer trokken naar school en vader opnieuw helemaal in beslag werd genomen door zijn muziek en zijn leerlingen, brak er voor moeder nog een week van hard werken aan. De bovenste verdieping van het huis moest nog gemeubeld worden.
En moeder Elsa, die aan jongenssmaak en jongenseisen gewend was geraakt, vond dat een werkje, dat met veel overleg gebeuren moest. De middag voor de Woensdagochtend, waarop de boottrein vanuit Genua in den Haag zou arriveren, gingen de jongens mee naar boven voor een laatste inspectie. Een beetje verdwaasd keken ze rond in de kamers.
‘Echte nuffenkamers,’ vonden ze, maar ze moesten toch toegeven dat het er gezellig uitzag. De werkkamer had eigenlijk alle gezelligheid voor zich opgeeist. Ze herkenden in die kamer alle vier een of ander eigendom, want ze hadden allemaal iets moeten afstaan aan
| |
| |
tante Elsa. Een houtsnede, een plant, een boekenrek, een wanddoek. Van de slaapkamers zeiden ze zeer voldaan dat die tenminste Spartaans waren! Een bed, een stoel, een tafel en een kast, wat had je nou meer nodig?
Ab stak zijn hoofd buiten het tuimelraam en zuchtte verongelijkt: ‘En dat nou nooit eens iemand in die goot zal klimmen!’
En uit een soort gemeenschappelijk wraakgevoel, voegde Victor hier minzaam aan toe:
‘Als ze aanmerkingen hebben op deze fijne kamers, dan gooi je ze zeker meteen de deur uit, moeder? Dan is het toch niks voor ons!’
Moeder ging op de rand van het smalle, witgelakte bed zitten en keek met iets van heuse bezorgdheid op in Victor's gezicht:
‘Wat mankeert jullie toch de laatste tijd? Waarom worden jullie zo hopeloos agressief? Op alles en iedereen hebben jullie bij voorbaat al kritiek. Ik heb er zo vaak hinder van. Ja, nu vinden jullie me misschien aanstellerig, maar ik vraag me toch soms af, of we jullie zo verkeerd hebben opgevoed?’
Een beetje verbluft keken ze haar aan. Ze bedoelden het immers nóóit helemaal echt? Begreep moeder dat dan niet? En timide beloofden ze dat ze werkelijk heel inschikkelijk zouden zijn en dat ze niet vergeten zouden hoe vreemd en ongewoon alles voor de meisjes was.
Ze vonden die belofte niet zo erg moeilijk, toen ze de volgende dag om half één erg benieuwd thuis kwamen en in de huiskamer Lientje van den Heuvel vonden, die een uur geleden onder vader's geleide in het Heihuis aangekomen was. Moeder was aan het broodsnijden, Aaltje liep af en aan met kopjes, borden en schoteltjes, van de oudste gast was geen spoor te bekennen en in de hoek bij het raam, ach zo bleekneusig en kouwelijk inééngedoken,
| |
| |
zat Lientje, een klein en tenger kind voor haar leeftijd. De grauwe ogen in het smalle muizengezichtje keken angstig en verlegen naar de jongens, die beladen met hun schooltassen, de kamer binnenstapten.
‘Dit is Lientje,’ zei moeder Elsa, op haar hartelijkste toon. ‘En Lientje probeer het eens te onthouden, de langste en blondste is Roel, die kleinste blonde heet Timo en de twee donkeren zijn de tweelingen, Ab en Vic. Maar het zal wel een dag duren voor je die uit elkander kunt houden. Dat zijn nu de vier broers die je zo ineens gekregen hebt.’
De jongens bromden een verlegen groet en hadden dan een overdreven belangstelling voor den nieuwen hond, die naast Slungel op de ‘hondenmat’ lag en hen met achterdochtige ogen aankeek, gereed om elk ogenblik als verdediger van zijn bazin op te treden. Het was een mooie, grote herder, ongewoon donker van tekening. De puntige oren stonden fier rechtop boven de spitse snoet en te oordelen naar de waakzaamheid in de bruine ogen had deze hond een bootreis, een treinreis en een autotocht zeer vrolijk overleefd. Hij gromde vervaarlijk tegen Roel's hand, die hem strelen wilde, maar liet zich even later goedmoedig door Ab aanhalen. Moeder vertelde, dat Slungel en hij na een woedende vechtpartij, waaraan vader met moeite een eind had gemaakt, vriendschap gesloten hadden.
‘Het is een prachtig beest,’ prees Ab en met een blik naar de kleine gestalte bij het raam, vroeg hij: ‘Hoe heet hij?’
‘Manfred,’ zei een heel zacht stemmetje. Victor bleef met de handen in de zakken zeer verbaasd naar Lientje kijken. Lieve help, hadden ze daarvoor nou zo'n drukte gemaakt? Bestonden er in de wereld zulke kleine, schuwe en bleke meisjes?
| |
| |
Timo won voor eens en voor altijd Lientje's verdrietig, eenzaam hartje.
Hij zei met een beslistheid, die men niet van hem gewend was:
‘Ik heb in Indië nog nooit zo'n mooie herder gezien. Het is een prachtig exemplaar. Meestal zijn ze zo slap en ziekelijk... Ze zeggen immers dat herders niet tegen de warmte kunnen?’
‘Manfred is op de onderneming geboren,’ vertelde Lientje trots, ‘en zijn moeder ook. Hij is nog nooit beneden geweest, in de warmte. Alleen voor we aan boord gingen een week.’
Ze zweeg, zichtbaar geschrokken van haar eigen mededeelzaamheid. Maar nu waren ook Roel en Timo goede vrienden geworden met Manfred. Slungel gromde jaloers en draaide onrustig heen en weer door de kamer.
‘Waar is de andere?’ vroeg Vic fluisterend aan moeder. ‘Is dat ook zó'n exemplaar, moeder?’
‘Hè, Vic...’ zei moeder verwijtend, maar ze kon haar zin niet afmaken, want de deur werd opengeduwd en ‘het andere exemplaar’ zeilde binnen, bepakt en beladen met voorwerpen van alle mogelijke vorm en materie.
‘Tante Elsa...’ zei Paula van den Heuvel, op een toon alsof ze haar leven lang een tante Elsa bezeten had, ‘hier heeft u de pakjes, die we hebben meegekregen voor u en de jongens. Moeder heeft er een soort Sinterklaas van gemaakt.’
Ze liet het hele zaakje op de divan glijden en draaide zich toen om naar de jongens.
‘O, zijn dàt ze nou...’ vroeg ze lakoniek, ‘Dááág! Ik ben Paula.’
En een smalle, stevige hand werd hen één voor één toegestoken. Ze lachten vrij imbeciel en zeiden als zoete jongetjes: ‘Dàg!’
| |
| |
In de ogen van tante Elsa waren twee ondeugende spotduiveltjes losgebroken. Op het rijtje af stelde ze haar zonen voor: ‘Victor... Ab... Timo... Roel.’
‘O...’ zei Paula, ‘welke is de Indische jongen?’
Ze sprak over ‘den indischen jongen’ alsof het een soort van ongevaarlijk huisdier was.
‘Ikke,’ zei Timo braaf.
‘We hebben een hele boel bij ons van je ouwelui, ik zal het je straks wel geven. Ik had al zo'n bende te dragen. Gek hier... al die trappen. Ben jij daar al aan gewend?’ ‘Allicht,’ bromde Timo, ‘ik ben al vier jaar in Holland, zeg.’
Paula inspecteerde met een scheef hoofd en erg kritische ogen Ab en Vic.
‘Tante Elsa, zijn dat nou tweelingen. Leuk, ik heb nog nooit een tweeling gezien.’
Victor ontwaakte uit zijn verdoving. Hij rukte zijn schouders op en vond zijn brutale toon terug.
‘Moet je naar een wereldtentoonstelling gaan, zeg... daar hebben ze ook Siamese,’ zei hij beledigd. Het leek warempel wel of tweelingen iets minderwaardigs waren. Wat een kattekop!
En ze werd niet eens kwaad ook. Ze lachte, alsof hij een aardig grapje gezegd had.
‘Zal ik die pakjes voor Timo nog even halen, tante Elsa... of gaan we al aan tafel?’ vroeg Paula zonder notitie te nemen van Victor's woedende gezicht.
‘Ja, laten we eerst koffiedrinken,’ moederde tante Elsa, ‘dan kunnen we later op ons gemak al dat moois bekijken. De jongens hoeven niet naar school terug, dus we hebben de hele middag voor ons.’
En toen het hoofd van het gezin ook binnenkwam, wees ze elk een plaats, schoof bedrijvig Lientje tussen Timo en den nieuwen oom, ruimde op de tafel een plekje in voor
| |
| |
het warme schoteltje en trachtte Vic met een strenge blik te verzoenen met zijn plaats aan Paula's rechterhand.
Lientje zat kleintjes ineengedoken op haar stoel, het blonde hoofd diep gebogen over het boord. Haar ogen keken schuw onderuit naar al de vreemde, nieuwe gezichten. Ze dacht hoe heel ver weg vader en moeder nu waren. Het was daar avond en moeder had zeker de ramen toegedaan omdat het zo kil werd. En Entong zou de tafel gedekt hebben in de eetkamer. Om het grote, witte administrateurshuis heen was het nu zeker stil... misschien scheen de maan wel... op de bloementuin voor de galerij en op de weg die de kebon in voerde... en verder op bij de kampong op de zacht glooiende aloon-aloon, waar de grote waringin stond. Lientje voelde een nijpende pijn in zich en ze deed heel erg haar best om goed te luisteren naar wat Paula allemaal zei. Misschien ging de pijn dan vlug over.
Koud had ze het ook, brr... akelig, kil-koud. En de jongens vond ze zo groot en zo oud al. Ze was een beetje bang. Ze vond het niet prettig in Holland. O nee! Maar misschien werd ze wel ziek van heimwee en dan mocht ze weer terug gaan. Vast! Ze zou maar haar best doen ziek te worden. Ze wilde gauw terug.
‘Hebben jullie dan wel eens 's middags school?’ vroeg Paula geanimeerd, terwijl ze zich flink bediende van het macaronischoteltje.
‘Hebben jullie alleen Woensdag en Zaterdagmiddag vrij? In Indië ben je iedere ochtend om half één klaar voor de verdere dag. Dan ga je fijn zwemmen voor het eten. Wanneer zwemmen jullie hier dan eigenlijk? Toch tussen de middag?’
‘Als het zwembad open is,’ zei Ab droog.
‘Van Mei tot September,’ vulde Timo aan. ‘Er is hier
| |
| |
in de stad nog geen overdekt, zie je. Ze zijn er wel over bezig in de gemeenteraad, hè oom?’
‘Ajakkes,’ Paula trok minachtend haar neus op, ‘Aan wat voor sport doen jullie dan 's winters eigenlijk?’
‘Er is op school een hockeyclub. Roel en Vic hockeyen 's winters.’
‘Bah, ik hou niet van hockey.’
Vic, die al op zijn stoel zat te draaien, verdroeg deze kleineerende toon niet langer.
‘Maar natuurlijk skieën we 's winters. We gaan met z'n allen naar de wintersport, snap je... dan wordt de school een poos gesloten. En we hebben ook een kunstijsbaan,’ vertelde hij ernstig.
‘Heus?’
‘Ja gunst kind, dacht je, dat ik je voor den gek zou houden? Ik zou het niet durven!’
‘Hij plaagt je maar.’
Moeder had een stille wenk naar Victor. Haar gezicht trok even zorgelijk. Ze kende Vic's kriegelige, altijd wat ruwe toon zo goed. En dit meisje deed zo zelfbewust, zo... tja, een beetje arrogant. Moeder Elsa voorzag strubbelingen. En moeder Elsa begreep dat die strubbelingen de eerste dagen bestreden en onderdrukt moesten worden. Ze besloot Vic die middag op de een of andere wijze in haar buurt te houden.
Paula keek Victor met een vernietigende blik aan.
‘Flauw!’ decreteerde ze kernachtig.
‘Poeh,’ blies Vic. ‘Dan moet je maar...’
Vader praatte luid over Vic's stem heen tegen Lientje en Victor knipoogde naar Ab en zweeg wijselijk.
‘Lientje, kun je fietsen?’
‘Natuurlijk,’ antwoordde Paula voor het zusje. ‘In Indië fietst toch iedereen.’
‘Maar ik fietste niet veel,’ durfde Lientje wel te praten
| |
| |
tegen het vriendelijke, vol belangstelling naar haar toegewende gezicht van haar nieuwen oom.
‘Ik kon niet zo goed tegen de warmte en als je gefietst hebt, heb je het zo verschrikkelijk heet. Zolang je rijdt niet, maar daarna... pff!’
‘Ja, daar zul je hier niet zoveel last van hebben. Maar de wind is soms ook lastig en 's winters de kou! Sneeuw en ijs. Je moet maar gauw heel sterk worden en heel flink. Jullie fietsen hier naar school, tweemaal per dag, allemaal met elkaar. Het is ruim twintig minuten.’
‘O, wat ver,’ zei Lientje benepen. Ze rekende snel, vier maal twintig minuten per dag... En met zijn allen, met al die grote jongens, die natuurlijk hard zouden rijden en niet naar haar zouden omkijken. Misschien zou die éne haar plagen. Hij probeerde zelfs Paula te plagen... het was vast een akelige jongen.
Ab keek over zijn boterham naar het smalle, bleke gezichtje naast zich. Wat keek dat kleintje toch bang. Wat was ze verlegen. Ze durfde haar mond haast niet open doen om te eten. Stakker, 't leek hèm ook geen pretje, en die grote zou wel lekker over d'r bazen. Hij zou maar eens iets vriendelijks zeggen.
‘Als het erg waait en als je niet best meekunt, trekken we je wel, hoor,’ zei hij goedig. Lientje kreeg een kleur. Hij praatte zo aardig en hij meende het echt. Déze zou misschien wel vriendelijk tegen haar zijn.
‘Fietste je in Batavia ook naar school?’ vroeg hij nog.
‘Wel nee, het was vlak naast het pensionnaat. We konden zo oversteken,’ vertelde Paula. Ze smeerde een dikke laag boter op haar vierde boterham.
‘Zeg, geef jij altijd antwoord als haar iets gevraagd wordt?’ informeerde Vic belangstellend. ‘Het arme schaap krijgt geen kans om ook es te praten.’
Timo en Ab grinnikten. Vader was vol aandacht voor de
| |
| |
koffie in zijn grote kop. Moeder zuchtte en keek Victor voor de zoveelste maal vermanend aan. Lientje had wel onder tafel willen kruipen. Zo praatte nooit iemand tegen Paula. En ‘arm schaap’ zei hij van haar, net alsof hij haar wilde verdedigen tegen Paula. Och heden, wat zouden die twee eindeloos kibbelen. En ze had zo'n hekel aan gekibbel. Paula bleef dan soms zo lang uit haar hum. Jakkes, wat was dat nou toch naar! Hield hij zijn mond maar. Ze vond het wel prettig als Paula voor haar antwoord gaf. Op visite deed ze dat ook altijd. Wat ging hèm dat aan?
Paula had Vic een seconde lang beteuterd aangekeken. Maar dadelijk had ze scherpe woorden klaar om van zich af te bijten.
‘Wat hou jij er een rare manieren op na tegen iemand die voor het eerst bij je aan tafel zit,’ zei ze puntig.
Roel knipperde met zijn ogen en keek veelbetekenend naar Victor.
‘Rrranggg!’ kwam Ab's stem van naast Lientje.
‘Er hangt hier een plaatje aan de muur waarop staat: wie kaatst moet de bal verwachten,’ vertelde Timo droog.
‘Stik!’ zei Victor hartgrondig.
Moeder maakte streng een eind aan het geharrewar.
‘Ik vind dit geen aangename conversatietoon. Er is inderdaad heel wat aan te merken op je gedrag als gastheer, Vic. En Paula, ik heb liever niet dat je Aaltje naar de keuken stuurt om water voor je te halen. Aaltje is een lid van het gezin, lieve kind. Ik begrijp wel dat jij dat anders gewend bent met die vele bedienden in Indië. Probeer er maar gauw aan te wennen veel zèlf te doen.’
Arme Lientje, de blos was niet van haar wangen! Ze dacht dat ze door de grond ging bij die eerste terechtwijzing aan Paula's adres. Paula zweeg en keek beledigd. Moeder had haar ook iets gezegd over dienstmeisjes en
| |
| |
zo, maar ze had daar niet erg goed naar geluisterd. Waarom waren hier dan niet meer dienstboden als één te weinig was? En wat drakerig om dat te zeggen waar al die lamme jongens bij waren. Knap wie haar voorlopig aan het praten kreeg.
De overplanting van de eerste klas eetsalon aan boord naar de koffiemaaltijd in het Heidehuis, was voor Paula te abrupt. Ze was gedurende de reis gefêteerd, veel meer dan goed voor haar was. Er waren jonge studenten aan boord geweest, die haar omringden met hoffelijkheden en vleierijen. Ze had een knap, pittig snoetje, ze was intelligent, ze danste uitstekend. Dat alles hadden ze haar keer op keer verteld. Ze had schijnbaar onverschillig en onaangedaan geluisterd en zich met plagerijen verweerd wanneer ze de loftuitingen te overdreven vond worden. Maar haar nog weerloos, nog kritiekloos jongemeisjes-wezen aanvaardde gretig en luchthartig de adoratie en de vleierij. Ze had vaak aan moeders woorden gedacht: je bent zo zelfbewust, zo eigengereid. Het kon toch niet waar zijn, hield ze zichzelf dan voldaan voor, want wat was erger dan verwaande mensen? Als ze echt pedant was, zouden de mensen haar een mispunt vinden en niet zo lief en hartelijk tegen haar zijn! Moeder had overdreven. En in een aangeboren zucht tot behagen, in een eerzuchtig verlangen naar ‘bemind-zijn’, naar populariteit, had ze beleefd en welgemanierd met oude dames gepraat, was ze het bekoorlijke, onbedorven bakvisje geweest tegenover deftige, oude heren, had ze de babytjes van jonge moeders zoet gehouden en levendige interesse getoond voor de sterrenhemel, waarover de gezagvoerder haar ingewikkelde verklaringen gaf.
Ze had zich in die luxueuse, filmachtige omgeving prettig gevoeld, volkomen op haar gemak, het ‘zonnetje aan boord’, de lieveling van allen. En hier zat ze nu temid- | |
| |
den van veel toekomstige huisgenoten, die zich niet zo snel lieten inpalmen. Hier was ze gearriveerd in een nuchtere, eenvoudige omgeving zonder praal en pronk, zonder huiskapel, zonder avondtoiletten, zonder bewonderende studentjes aan haar linker- en aan haar rechterzijde. Een mevrouw die wel lief en hartelijk was, maar haar toch ook een berisping gaf in het publiek, stel je voor! Een mijnheer, die iets vreemds in zijn ogen had... iets onderzoekends, iets van je volkomen dóór te hebben,... een beetje spottend ook. En dan die vier jongens! Die vielen haar zo erg tegen. Wat een kinderen nog! De tweelingen vond ze blagen, gewoon blágen. Wat verbeeldde die éne zich wel met zijn gesar! Dat zou ze hem wel afleren binnenkort. Ze zou hem lik-op-stuk geven. Reken maar! Timo leek saai. Alleen de grootste, de blonde jongen die uit Australië kwam, dien vond ze geschikt.
Hij zat er zo rustig bij net of hij veel ouder was. Hij vond die joggies zeker ook vervelend. Hij had nog wel helemaal niet tegen haar gesproken en hij deed eigenlijk net of ze er niet was, maar straks na tafel zou dat wel beter gaan. Ze zou die anderen duidelijk laten voelen dat ze hen kinderachtige schapen vond... ze zou alleen van dien grootsten, van Roel, notitie nemen.
Maar na de koffietafel ging het allemaal een beetje anders dan Paula verwacht had.
Lientje sjouwde de cadeaux voor Timo naar beneden en het werd een soort Sint Nicolaas in de huiskamer. Vic raakte weer in een minzamer stemming door de goede gaven waarmee de ouders van Paula hem bedacht hadden. Ab stoeide met de beide honden. Hoe het ging wist Lientje zelf niet, maar voor ze het wist deed ze met hem mee. Hij nam haar daarna ook mee naar boven om zijn terrarium te bezichtigen en hij vertelde haar verhalen over zijn duiven en over allerlei dieren die je hier
| |
| |
in Holland als huisgenoten kon annexeren en opvoeden. Als ze een aquarium wilde hebben zou hij haar helpen met het in orde maken, beloofde hij. Lientje had een kleur van opwinding. Een aquarium, dat had ze in Indië ook gehad. Met een lamp er achter, kon dat hier ook? Dat was zo prachtig! Wilde hij haar daar echt mee helpen?
De wijde, grijze ogen keken hem zo dankbaar aan, dat Ab zich een beetje verlegen voelde worden. Wat een onnozel kuken en wat was ze blij met een beetje vriendelijkheid! Hij zou het wurm maar zowat in bescherming nemen tegen Vic. Ze was werkelijk voorlopig nog te zielig en te armetierig om geplaagd te worden.
Timo slenterde achter hen aan. Tientallen vragen brandden hem op de lippen, van alles wilde hij weten over thuis, over zijn ouders en zusjes, over de onderneming waar Paula en Lientje zo kort geleden nog gelogeerd hadden. Hij kòn er maar niet over beginnen tegen Paula. Hij voelde zich onhandig en verlegen tegenover haar en, was bang dat ze onverschillig zou doen. Hij vond haar eigenlijk niet aardig. Het kleintje wèl, die leek zo bescheiden en verlegen, die zou hem van alles willen vertellen en zijn verlangen-naar-huis niet kinderachtig vinden. Maar ze had alleen maar oog en oor voor Ab. Straks dan maar... Ab's menagerie was niet zó groot of eens zouden ze uitgekeken raken. En geduldig wandelde Timo mee van boven naar beneden, van binnen naar buiten en terug van de tuin naar huis.
In de huiskamer, alleen met Moeder Elsa, Victor en Roel, praatte Paula erg opzettelijk langs Vic heen tegen den groten, blonden jongen die tegen de schoorsteenmantel leunde en gedachteloos over Slungel's opgeheven kop aaide.
‘Hockey jij iedere winter? En 's zomers, tennis je dan?
| |
| |
Ik tenniste heel veel in Batavia, drie keer in de week vast.’
Zijn blauwe ogen zochten even koeltjes onderzoekend haar gelaat af.
Nee, hij was geen kei met tennissen, vertelde hij. Hij hockeyde erg graag en zwemmen deed hij veel 's zomers. Ja en natuurlijk de watersport, roeien, zeilen. Maar voor zeilen moest je bij Vic zijn, die was expert. Hij zeilde het best van alle jongens uit de stad.
‘Oh,’ zei Paula met een hooghartige blik naar Vic. ‘Ja, zeilen is wel aardig. Ik deed het ook veel. Kennissen van mij hadden een jacht. Rijd je ook paard, Roel?’
‘Thuis wel,’ antwoordde Roel en met een plagende blik van verstandhouding naar moeder Elsa, ‘Ik bedoel: in Australië wel, maar hier, thuis, niet.’
En toen praatte hij door, zonder nog op Paula te letten: ‘Zeg tante, Mies komt vanmiddag. Ik zou haar even met meetkunde op weg helpen. Maar u moet haar eens aan het zingen zien te krijgen. Ik geloof dat ze een èrg mooie stem heeft. In het kamp viel me dat ineens op. Voor u doet ze het wel. Probeert u het eens?’
Moeder Elsa knikte hem toe.
Victor klapte Roel gemoedelijk op zijn schouder: ‘Tjonge, wat is het toch aan, hè moeder? Mies en Roel en Roel en Mies! Als het geen meetkunde is, is het algebra of scheikunde.’
‘Mies is een lieve meid,’ zei moeder Elsa. ‘Ze is hier altijd welkom. En het is voor Paula en Lientje aardig dat hier ook eens meisjes komen aanwippen.’
‘Ik geef niet veel om meisjes,’ zei Paula laatdunkend, ‘Ik vind ze meestal nogal vervelend.’
‘Zelfkritiek is een goed ding,’ hoonde Victor minzaam. Roel praatte vaderlijk: ‘Met Mies zal je wel kunnen opschieten. Vervelend is ze vast niet. Maar ze zit natuurlijk
| |
| |
een klas hoger. Je zult in je eigen klas ook wel geschikte lui vinden. De derde lijkt nogal aardig dit jaar.’
Paula voelde zich gekwetst. Ze wist zelf niet goed waarom. En ze wist óók niet goed hoe ze er toe kwam om te zeggen: ‘Ik ben niet muzikaal. Maar ik was met Nederlands de beste op school. Mijn opstellen werden altijd voorgelezen. De lerares, die wij voor Nederlands hadden zei altijd dat ik 't ver kon brengen als schrijfster-of-zo, snap je?’
Ze hoorde zelf hoe kinderachtig-verwaand het klonk.
‘Hmm!’ zei Roel alleen en fluitend ging hij de kamer uit, de handen in de zakken. Ze hoorde hem op de trap praten tegen Ab en Lientje. Ze had wel kunnen huilen van teleurstelling. Dat jog deed alsof ze een baby was. Hij met zijn Mies. Ze vond die Mies bij voorbaat een draak. Wacht maar, ze zou hem gauw genoeg laten merken dat zij geen hulp nodig had met wiskunde en dat zij nog wel andere dingen kon dan een beetje jammeren bij een piano. Oh en die akelige jongen, die Vic, had natuurlijk weer commentaar op haar woorden.
‘Ik zal Roel gaan vertellen dat hij zich toch heus wat meer moet laten imponeren door je vertrouwelijke, bescheiden mededelingen,’ grijnsde hij en nog voor ze iets terug kon zeggen was hij de kamer uit.
Moeder Elsa keek naar het strakke, boze meisjesgezicht tegenover zich. Ze zag de frons boven de wenkbrauwen, de verbeten trek om de lippen en ze voelde medelijden met dit jonge kind, dat zo'n harde les te leren zou krijgen in haar huis.
‘Je zult Victor nog wel eens gaan waarderen. Hij heeft ook zijn goede eigenschappen. En jij bent natuurlijk niet gewend aan plagen; jongens altijd om je heen in huis, precies als broers, dat is heel iets anders dan de vrienden en bewonderaars waaraan jij wel gewend zult zijn.’
| |
| |
Paula draaide zich af naar het venster. Ongeduldig rukte zij de schouders op. Ze voelde zich geblameerd en ongelukkig. Het was alsof die Vic begrepen had dat ze Roel voor zich wilde winnen en nu was het weer alsof deze vrouw, deze tante Elsa, èn haar èn Vic begrepen had. Ze kon daar niet tegenop. En daarbij die vriendelijkheid. Ze wou maar dat Mams hen naar een kostschool had gedaan. Al deze mensen steeds om je heen. En het huis leek klein... ze voelde het als een benauwenis om zich heen... muren aan alle kanten en overal die onderzoekende, begrijpende ogen, die speurden naar wat je dacht en voelde en die een uitdrukking hadden alsof ze je eigenlijk nogal dwaas vonden.
Zelfbewust en eigengereid!
‘O Mams, mams, was je maar hier om me te helpen! Van jou kon ik het wel hebben dat je mijn fouten zag en dat je zei wat je van me vond. Maar deze vreemden, die me zo'n miserabel gevoel geven, zo beschaamd, zo onhandig. Ik wou maar dat ik weg was. Terug! Daarginds was alles zo prettig en makkelijk.’
Een gevoel van vereenzaming besloop Paula. Ze zette de tanden op elkander en drukte een ogenblik de oogleden stijf toe.
‘Kom,’ zei ze dan met een harde, forse stem, ‘ik ga maar eens even naar boven, tante Elsa... mijn kamer wat opruimen.’
En met snelle, besliste bewegingen stapte ze langs moeder Elsa heen de kamer uit, de trap op.
Een half uur later, toen Mies gearriveerd was en de kennismaking met Paula en Lien al achter de rug had, kwam Ab de huiskamer ingewandeld.
‘Zeg moeder, wij mochten die kamers op zolder niet hebben omdat je bang was dat we in de goot zouden klimmen.
| |
| |
Maar je moet es buiten komen kijken, door wie de goot nú bewandeld wordt.’
Moeder ging, op de voet gevolgd door Vic, Ab en het kouwelijk in haar wollen jasje gedoken Lientje. Roel en Mies waren in hun meetkundeproblemen verdiept en interesseerden zich blijkbaar niet voor de gootwandelaarster.
Paula keek vanaf haar verheven standplaats triomfantelijk op de toeschouwers neer. Ze had maar een heel smalle en wankele steun voor haar voeten.
‘Kan je vèr zien?’ riep Vic naar boven, voor het eerst met iets van respect in zijn stem. Moeder Elsa onderbrak de conversatie die zich tussen die twee dreigde te ontspinnen en gebood Paula streng onmiddellijk naar binnen te gaan. Paula gehoorzaamde niet overdreven vlug. Ze had gehoopt dat ook Roel haar bravoure bewonderen zou. In plaats daarvan kreeg ze even later een heel bittere pil te slikken, misschien de bitterste die ze ooit geproefd had. Toen ze naar beneden ging om thee te drinken, passeerde ze de leerkamer van de jongens. Om de hoek van de deur zag ze Roel en Mies, die bij de tafel stonden, over een of ander boek gebogen. Ook Ab moest binnen zijn, want ze hoorde zijn stem.
‘Och, ze is zo kwaad nog niet, denk ik,’ zei hij. ‘In ieder geval is het geen half-zachte nuf. Toch branie zeg, om zo in die goot te kruipen.’
‘Ze is knap. Ik vind haar eigenlijk erg knap met die blonde krullen en die blauwe ogen.’
Het was Mies die het zei en tot Paula's ergernis was er geen jalouzie in haar stem, maar eerlijke bewondering.
En toen gebeurde het verschrikkelijke dat zij Roel's stem heel duidelijk, woord voor woord hoorde zeggen: ‘Ze is verwaand, door en door verwaand! Wat je noemt: over het paard getild. Tante Elsa zal haar nog flink moeten
| |
| |
aanpakken. En dat met die goot, ach jò, niets anders dan aanstellerij, de aandacht willen trekken. Die dame zal op school nog een toontje lager leren zingen. Wacht maar!’ Eén seconde stond Paula onbewegelijk, de hand op de balustrade van de trap. Toen keerde ze zich om, liep op haar tenen terug naar boven, deed de deur van haar kamer zorgvuldig achter zich in het slot, wierp zich languit op haar bed en snikte het uit.
|
|