Elise, vlucht niet!
(1993)–Japke de Kraker-van Abbema– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
10. Oom Marcel uit Bakra-kondre komt op bezoekHet is enkele dagen later. De voetafdrukken in het zand zijn vergeten. De volgende dag heeft een tropische regenbui alle sporen weggespoeld. Elise is niet naar oma gegaan, ze kòn het niet. Bovendien is ze steeds erg moe als ze uit school komt en hetzelfde geldt voor Marjori. Zo ook deze middag, direct na het eten zijn ze gaan liggen en meteen in slaap gevallen. Hoe lang ze gerust hebben weet Elise niet meer, maar ze zit met een schok overeind als er aan de deur gerammeld wordt. ‘Hé daar,’ klinkt een mannenstem, ‘is daar iemand. Zijn hier nog mensen?’ Elise gaat staan en loopt wat beverig naar de deur. ‘Wie is daar?’ roept ze. ‘San, Elise, maar jij bent gegroeid. Ken je mij dan niet meer, je ma's bloedeigen broer?’ De man heeft de deur opengeduwd en komt binnenstappen. ‘Een paar dagen geleden ben ik hier ook al geweest, maar geen zus, geen kind, niets en niemendal hier. VerteriGa naar eindnoot1., meisje, hoe gaat het hier? Zo, ik ben blij je te zien. En ben je ook blij om je oom weer te zien?’ Vriendschappelijk slaat hij z'n arm om haar schouders. Elise herkent nu zijn gezicht. Zijn hartelijkheid en opgewektheid doen haar goed. ‘Oom Marcel, wanneer ben je in Suriname gekomen? Ga je weer terug naar de Bakra-kondreGa naar eindnoot2.? Hoe gaat het daar?’ Voordat Elise hem met nog meer vragen kan overladen, komt Marjori ertussen. ‘Elise, Elise, blijf bij mij, ik ben bang.’ Verrast kijkt de oom om zich heen. Dan ziet hij het kleine meisje. ‘Kom maar hier, mi goedoeGa naar eindnoot3., wees niet bang voor je oom,’ zegt hij | |
[pagina 52]
| |
vriendelijk. Wanneer Marjori verlegen blijft staan waar ze staat, loopt hij lachend naar haar toe en zingt met een bromstem: ‘Piengi, piengi, kasi, mi pot' brède dja, mi pot' mi kasi dja, alata, waka, waka, waka, tieke, tieke tieke’Ga naar eindnoot4. en hij probeert Marjori te kietelen. Maar het meisje blijft ernstig met grote ogen naar die onbekende man kijken. Geen lachje komt te voorschijn. Aarzelend schuifelt Marjori verder bij hem vandaan. Ondertussen heeft Elise voor alle drie een glas tamarinde-siroopGa naar eindnoot5. met daarin water en een ijsblok klaargezet. Nadat ze dit lekkere vocht naar binnen gewerkt hebben, begint oom te vertellen. Al twee weken is hij in Suriname en de volgende week moet hij al weer vertrekken naar Amsterdam, want z'n vakantie-tijd is dan weer voorbij. Hij had gehoopt in Suriname een vrouw of een meisje te vinden die bij hem wou wonen. En die zou willen zorgen voor zijn kleren en eten. Maar nee, tot nu toe had hij geen succes gehad bij diegenen die hem wel aanstonden. ‘Mi na afoe sinsi, no wan sma no man broko mi.Ga naar eindnoot6.’ Lachend haalt hij zijn schouders op en kijkt alsof het hem niets kan schelen. Elise vertelt daarna wat er de laatste dagen gebeurd is. En hoewel ze er tegen vecht, komen er toch tranen in haar ogen. Marjori leunt zwijgend tegen haar zus aan. Oom Marcel zegt: ‘Ik zal bij jullie blijven tot vanavond. En dan praten we verder.’ Elise gaat daarop ijverig aan de gang. Ze wil zo goed mogelijk koken voor haar oom. Na het eten gaat Marjori direct slapen. O, wat is ze deze dag toch moe. En dan nog dat heerlijke eten... ook daar word je loom en slaperig van. Elise voelt zich eveneens behoorlijk loom. Maar ze zal nog wakker moeten blijven.
Oom Marcel heeft een shagje gedraaid en geniet nu langzaam rokend van z'n sigaret. ‘Zeg, Elise, je kan heerlijk koken. Eigenlijk ben je al een heel groot meisje. Moet je eigenlijk nog wel naar school? Weet je, je zou met mij mee kunnen gaan naar Bakra-kondre. Ik | |
[pagina 53]
| |
verdien er goed, jij krijgt dáár dan mooie kleren krijgen van mij. Samen gaan wij dan es uit, naar de bioscoop of naar een Surinaamse danstent. Je zult zien, meisje, hoe je van je jonge leven kan genieten. Voor mij is het ook gezellig, mijn nichtje vlakbij.’ Weer slaat hij zijn arm om haar schouders. Elise doet haar ogen dicht, terwijl ze tegen hem aanleunt. Ze denkt zich alles in. Nooit geen zorgen meer. Niet bang zijn voor haar oma met haar dreigementen. Niet dat knagend verdriet voelen als ze aan ma denkt, zo in de trant van ‘mijn moeder heeft ons in de steek gelaten.’ Plezier maken, lachen, veel lachen, mooie kleren krijgen. Geld genoeg om elke dag lekker te kunnen koken en eten. School en strafwerk maken verleden tijd. Nu denkt ze aan school, aan de afgelopen dag; aan het verhaal dat de nieuwe juf vertelde. De rijke man, die plezier maakte, de arme man, die stierf en door de engelen naar de hemel gedragen werd. Hè, deze herinnering bederft al die plezierige voorstellingen die ze maakt. Graag wil ze de ellende hier in dit huis aan een zijpad van de Kwattaweg ontvluchten. Graag wil ze gaan naar dat land, waar je mooie verhalen over hoort. Waar mensen bijna slapend rijk kunnen worden. Het land waar ze op school veel over gehoord heeft. Sneeuw zien, wat als poedersuiker op de daken blijft liggen. ‘Maar oom,’ komt ze weer terug in de werkelijkheid, ‘wat gaat er dan met Marjori gebeuren?’ Oom Marcel haalt z'n schouders op. ‘Geen probleem, dat kleine meisje brengen we bij je oma of bij je moeder. Klaar, opgelost.’ Voor Elise is zo de zaak helemaal niet opgelost. Bij ma mag ze niet en bij oma wil Marjori niet gaan. ‘Zo'n klein kind, wat heeft die al te willen. Nog niets. Nou meisje, prakseriGa naar eindnoot7. over het aanbod. Want zo'n geweldige kans krijg je niet elke dag. En die dure reis met het vliegtuig betaal ik, wat wil je nog meer, m'n liefje...’ Elise heeft het verschrikkelijk moeilijk. Als ze zich laat leiden door haar wensen, dan is het: Hier vandaan, liever vandaag nog dan morgen. | |
[pagina 54]
| |
Maar er is ook een andere stem in haar, die zegt: Wees trouw aan je zusje. Je moeder kan terugkomen immers. En waar vertrouw je eigenlijk op? Op de beloften van oom Marcel over mooie kleren, feesten, lekker eten of... en weer komt het verhaal van vanmorgen over de tegenstellingen bij haar boven, of vertrouw je, zoals die arme bedelaar, alleen maar op God? Wanneer Elise zover is met haar gedachten schokt ze rechtop. Al haar soezerigheid is verdwenen. Als ze dat laatste wil, betekent dat, dat ze niet alleen aan haar eigen dingen, zoals plezier maken, mooie kleren en lekker eten moet denken. Maar dat ze trouw moet blijven zorgen voor Marjori. In plaats van jaloers zijn op Audrey, zal ze moeten praten met Audrey over haar problemen. Elke dinsdagmiddag zal ze met Marjori trouw naar de Bijbelclub gaan. | |
[pagina 55]
| |
De oom is opgestaan. ‘Elise, ik moet nog ergens heengaan, ik verwacht van je, dat je morgen gereed bent om met me mee te gaan!’ Elise gaat ook staan. Ze kijkt haar oom aan en zegt langzaam: ‘Ik zal niet gaan, oom.’ Voordat ze zich alles goed en wel kan realiseren heeft ze een oorvijg te pakken en enkele seconden later wordt de deur dichtgetrapt. Oom Marcel beent met nijdige stappen weg. Elise gaat zitten. Ondanks het gloeien bij haar oor is ze blij en opgelucht. Oh, wat was het moeilijk om deze beslissing te nemen. Toch weet ze heel zeker, dat ze de goede beslissing genomen heeft en dat de Here haar zal helpen. Op Hem vertrouwt ze immers. |
|