Elise, vlucht niet!
(1993)–Japke de Kraker-van Abbema– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| |
5. Op school is het ook niet allesWanneer Elise het schoolterrein op loopt staan de klassen al in rijen. Snel schuift ze ertussen. Met elkaar zingen ze nu het volkslied: ‘Opo kondre, man oen opo, Sranan gron e kari oen, wans ope tata komopo, wi moes seti kondre boen, Stre de 'f stre wie no sa frede, Gado de wi fe sinan. Eri libi te na dede, wi sa feti Sranan’. Daarna in het Nederlands: ‘God zij met ons Suriname, Hij verheft ons heerlijk land; hoe wij hier ook samen kwamen, aan zijn grond zijn wij verpand, werkend houden we in gedachten, recht en waarheid maken vrij. Al wat goed is te betrachten, dat geeft aan ons land waardij.’ Als ze eindelijk op haar plekje zit in het volle lokaal, is ze suf en slaperig. Elise bedenkt te laat dat ze dorst heeft en wat water wil drinken. De juf is streng, nu hoeft ze het niet te vragen. De klas is groot, zowat vijftig kinderen zitten er in deze vijfde klas. Veel klasgenoten zijn ouder dan Elise, omdat ze vaak een klas overgedaan hebben. Ja, waarom blijven er vaak zoveel zitten...? Elise heeft samen met Audrey daar eens een opstel over moeten maken. Elise lacht een beetje wrang als ze bedenkt wat ze opgeschreven hebben over de oorzaken: misschien kwamen bepaalde leerlingen veel te ongeregeld op school. Misschien ook vinden ze het Nederlands zo vreemd en moeilijk omdat ze thuis en op straat alleen maar SranantongoGa naar eindnoot1. spreken, zodat ze op school de helft niet begrijpen. Ach ja, ze hebben vast nog wel meer dingen opgeschreven, maar tijd om daar langer bij stil te staan heeft Elise niet. De juf staat al schrijvend bij het bord. Eerst hebben ze rekenen. Enkele sommen staan al op het bord. Wanneer de juf zich van het bord afkeert en de klas inkijkt wordt het stil. Dan begint ze met de uitleg van de sommen. Hoeveel is 20% van... | |
[pagina 31]
| |
Elise's gedachten dwalen weer af. Ze denkt aan het eten dat oma meegenomen heeft. Zou mama het weer terug krijgen? Zou ze Marjori en Stevin meenemen of thuislaten? ‘Elise, nu is het genoeg, dit is nu al de tweede keer dat ik je iets vraag. Gisteren spijbelen en vandaag niet opletten...’ De juffrouw kijkt streng naar haar, ze draait het bord om en schrijft haar naam onderaan de lijst van kinderen die straf krijgen. Elise snapt niet dat het de tweede keer al is. Is ze zo aan het dromen geweest dat ze de eerste keer niet gehoord heeft...? Ze probeert nu haar gedachten bij de les te houden. Even later mogen ze zelf de sommen in hun schrift gaan uitwerken. Met veel moeite komt ze klaar met haar taak. Zo nu en dan kijkt ze naar het gezicht van haar onderwijzeres. Zou ze nu beter gehumeurd zijn. Dan kan ze haar iets gaan vragen. De juffrouw is bezig haar nagels te lakken en kijkt enigszins grimmig voor zich uit. Elise denkt dan: laat ik het vandaag maar niet wagen. 't Begint warmer te worden. Gelukkig waait de wind door het gaas dat voor de vensters is gespannen. Wanneer de pauze-bel nog niet is gegaan na het leesonderwijs, wordt het gelezen stuk door twee jongens uitgebeeld. Michel en Kenneth trekken daarbij zulke komische gezichten dat de hele klas in lachen uitbarst. Ook de juf kan het niet nalaten te glimlachen. Eindelijk is het pauze. Het eerste wat Elise doet, is direct naar het fonteintje gaan. Heerlijk dat water. Audrey, haar beste vriendin, loopt haar achterna. ‘Zeg Elise, was je ziek? Je bent niet op school geweest en ook niet op de club.’ Elise reageert alleen op het laatste, nadat ze evenals Audrey op het plein neerhurkt en gaat zitten. ‘Vertel toch, hoe was het gistermiddag? Hebben jullie nog iets gemaakt?’ ‘Joh, we hebben iets uit ons hoofd geleerd, het heeft te maken met dat wat de Here Jezus aan zijn leerlingen vertelde. Luister, ik zal het je voorzeggen: “Zalig de zachtmoedigen, want zij zullen de aarde beërven.” De rest van de zaligsprekingen gaan we ook nog leren. De | |
[pagina 32]
| |
teksten zijn op het bord geschreven. Wanneer we er één uit ons hoofd kennen, wordt deze uitgeveegd, dus leer 'em van mij.’ Elise herhaalt mompelend de woorden nog eens. Een lichte tegenzin onderdrukt ze met moeite. ‘Wat is er verteld?’ ‘O, er is verteld over David. David wou zich wreken en Nabal - een gierige boer - dood slaan! Maar het is niet gebeurd hoor! Als we kinderen van God willen zijn, hoeven we ons niet te wreken. Dit verhaal had, geloof ik, ook iets te maken met de tekst die we moesten leren. Met handenarbeid maken we een zakdoekje, leuk hoor, maar het duurt ellendig lang voordat het klaar is. En je mag het niet mee naar huis nemen om het af te maken. Zeg Elise, ik heb een plannetje.’ Ze praten fluisterend met elkaar. Elise's gezicht staat bezorgd. ‘Ik weet niet of het zal lukken gaan.’ | |
[pagina 33]
| |
Ringgg, de bel gaat. Als ze eenmaal binnen zijn, gaan haar gedachten alweer uit naar haar oma. In haar hart is ze vreselijk kwaad op oma, die haar gisteren zo behandelde. Haar gedachten nemen een vlucht naar het verhaal van David en Nabal. David en zijn mannen hadden ook vast wel eens honger, dat betekent dat ze hun buikriem steeds strakker moesten aantrekken. Ze wisten wat pinaren was - ze kende het verhaal uit de kinderbijbel - en Nabal, waar ze zich voor uitgesloofd hadden, gunde hen nog geen hap eten toen hij een feest hield. David kwaad..., kun je nagaan, dat zou zij ook zijn. Kwaad..., zij is kwaad op haar oma, nog steeds. In die tekst, die Audrey haar leerde, gaat het juist om het tegenovergestelde van kwaadheid. Moeilijk hoor, ze zal er nog eens over moeten nadenken. De Here Jezus vraagt van die eenvoudige dingen, bijvoorbeeld: ‘Geloof in mij en je zult zalig worden.’ Maar, vindt Elise, ze zijn tegelijkertijd zo moeilijk. Tijd om hierover na te denken heeft ze niet, want de juf staat naast haar en legt twee blaadjes voor haar neus. ‘Zo dame, lever jij deze blaadjes morgen in, met daarop de tafels van 20 t/m 30.’ Dan loopt ze weer verder. Elise heeft de neiging om ‘snertmens’ te zeggen. O, wat voelt ze zich toch kwaad worden. Kwaad op de juf, kwaad op haar oma, kwaad op de man die haar moeder vernedert. Het wordt rood voor haar ogen. Ze heeft het gevoel dat ze iets moet doen, heel hard schreeuwen en ergens op los timmeren. Opeens schiet haar het voorval van gisteravond te binnen. Marjori die haar toefluisterde: ‘Ik heb op je gewacht enne ik heb ook voor je gebid.’ Opeens valt er een last van haar af. Marjori, die schat heeft voor haar gebeden. En Elise gelooft dat de Here elk gebed hoort, ook van zo'n klein meisje, dat de woorden nog niet goed uitspreekt. Als wij de Here liefhebben en eerlijk bidden dan is geen gebed vergeefs, is haar geleerd op de club. Elise bedenkt dat zij vanavond ook op haar slaapplaats alles zal | |
[pagina 34]
| |
vertellen aan de Here. En ook zal ze vragen hoe ze aan moet met al die problemen die op haar afkomen. Vooral ook wat ze moet doen tegen die kwaadheid, want ze wil ook zo graag horen bij die mensen en kinderen waarvan gezegd wordt... zalig. |
|