Elise, vlucht niet!
(1993)–Japke de Kraker-van Abbema– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |
4. Wie is de dief in die vroege ochtend?Het is nog vroeg in de ochtend. De deur wordt stevig dichtgedrukt. Elise hoort het geluid wel, maar de droom laat haar nog niet helemaal los. O, ze werd nagezeten door een gruwelijk mannetje. Hij was al vlak bij haar, ze keek achterom en zag zijn grijpende hand. Ze schrok, wat een akelige hand, die vingers hadden meer van kromme takken. Zou het een... bakroeGa naar eindnoot1. zijn, zo'n mannetje waar een jongen van haar klas een tijdje geleden zulke griezelverhalen over vertelde? Met een schok zit ze opeens rechtop, ze wrijft haar ogen uit. Waar is ze? Wat hoorde ze zopas toch? Langzaam keert ze terug naar de werkelijkheid. Ze is thuis en zit nog op haar matje op de houten vloer. Tussen de kieren glinstert het vroege daglicht. Het vertrekje zelf is nog in schemer gehuld, de houten luiken zitten nog voor de ramen. Elise kijkt naar de slapende mensen. Ma maakt een licht ronkend geluid, Marjori slaat in haar droom een muskiet van zich af. Stevin ligt heerlijk te sabbelen op zijn duim. Maar oma... waar is zij? Elise gaat staan. Nee, ze ziet haar nergens. Ze loopt naar de deur en wil deze snel open duwen. Het lukt niet, oei, wat zit deze dicht. Zou oma deze zo krachtig dichtgedrukt hebben? Dan is ze zeker van dat geluid wakker geworden. Na wat rukken en stoten lukt het de deur open te krijgen. Ze tuurt in de richting van de stad. Ja hoor, daar een eind verderop loopt oma. Een al wat gebogen vrouwtje met een brede mand, vol met spullen, boven op haar hoofd. Elise kijkt haar met gemengde gevoelens na. Dan na een tijdje keert ze zich om. Dus oma is weer naar haar huisje vertrokken. | |
[pagina 26]
| |
Laat mij dan gaan zorgen voor het eten, denkt ze. En weldra is ze op zoek naar de rijst. De op de grond gevallen kleren gooit ze terug over de balk. Vreemd, de rijst staat niet op de plaats, waar die hoort te staan... Toch vindt ze even later achter het keukenkastje de zak rijst. ‘San...Ga naar eindnoot2.’ roept Elise uit. Hebben de ratten erbij gezeten? Hoe kan dat, eergisteravond bracht ma een volle zak mee, gisteren hebben ze er van gegeten en nu al is de zak niet eens meer half vol... En wanneer zal ma weer geld hebben om eten te kopen? Dat wordt straks weer pinaren, met een leeg gevoel in je maag rondlopen. Al deze gedachten gaan door Elise's hoofd, wanneer ze met een leeg blik rijst uit de zak schept. De rijst doet ze in de pan en loopt hiermee naar buiten. Daar schept ze water uit het grote watervat. Hè, hier krijgt ze dorst van. Met | |
[pagina 27]
| |
haar hand maakt ze een kommetje en neemt water, ze weet dat ma dat niet goed vindt, want dit water is nog ongekookt en misschien besmet. Afin, ze moet opschieten. Nu het weer droog is kan ze buiten rijst koken. Ze maakt het vuur aan in het vuurkuiltje en ze zet de pan op de stenen waar het vuur onder brandt. Wanneer ze door de deur zal gaan, hoort ze Marjori en Stevin al babbelen. Ook is haar moeder wakker, merkt ze. Wanneer ma vandaag nog niet beter is, zal ze weer thuis moeten blijven. Gespannen vraagt Elise: ‘Bent u weer beter, ma?’ Moeder antwoordt dat ze last van hoofdpijn heeft. Niet bepaald vrolijk gaat Elise daarna met de kleintjes aan de gang. Wanneer deze gekamd, gewassen en gekleed zijn, sjokt ze weer naar buiten. Daar dampt de rijst in de pan. Ze kan al gaan opscheppen, want de rijst is gaar. Twee borden schept ze vol en neemt ze mee naar binnen. Ze heeft veel trek en begint al te eten, terwijl ze staat. Uit de bak neemt ze een gele peper. Met haar ene hand eet ze de rijst en zo nu en dan neemt ze een hapje van de gele peper. Het grote bord met rijst balanceert in haar andere hand. Ondertussen is ze op een matje gaan zitten. Wanneer het bord half leeg is, stopt ze. De rest is voor haar broertje en zusje. Onderhand is Elise's moeder ook overeind gaan zitten, ze staart wat voor zich uit. Moeder keert met haar gedachten weer terug naar de werkelijkheid om haar heen. Ze kijkt naar haar oudste dochter. ‘Ben je al gebaad meisje? Nu ja, dat heeft nog geen haast, want je gaat vandaag toch zeker thuisblijven?’ Smekend kijkt Elise naar haar moeder. ‘Ma, mag ik vandaag naar school gaan? Hoe moet ik later leven als ik zo weinig verdien. Mijn kinderen gaan zeker pinaren. Nu wil ik leren hoor, dan kan ik later misschien bij lantiGa naar eindnoot3. werk krijgen en dat wordt beter betaald dan dienstbode zijn.’ De moeder kijkt haar dochter aan. Elf jaar is ze nu, bijna twaalf. Ze praat verstandig. Ze is trots op haar dochter. | |
[pagina 28]
| |
‘Mijn kind, je zult gaan vandaag. Ik zal iets zetten zodat de pijn overgaat. Met Gods hulp zal het helpen. Ga jij je baden en kammen.’ Vrolijk loopt Elise nu naar de andere hoek van het vertrek en kijkt achter het gordijn naar haar kleren. Is haar schooljurk nog wel schoon? Mmm het moet kunnen, even een vlekje wegwerken en de jurk is netjes genoeg. Nu haar vlechtjes los. ‘Ma, kom je me helpen?’ Moeder is bezig de etensvoorraad in potten te zetten. Dit is nodig omdat er anders mieren, kakkerlakken of ander gedierte bij zullen komen. Ze hoort de vraag van Elise niet. In zichzelf mompelt ze: ‘Hoe kan dat, hoe kan dat? Elise, waar heb je al dat eten gezet? Waarom heb je de drank weggezet? Je vertrouwt je eigen moeder niet. Denk je dat ze er weer niet van af kan blijven? Je verdient niet dat je het later beter krijgt dan je moeder, je gaat niet naar school..., eerst zet je hier alles terug.’ Van achter het gordijn verschijnt Elise, haar haren staan als een ragebol wijd uitelkaar. Met grote ogen kijkt ze haar moeder aan. ‘Ma, weet je wat er gebeurd is. Oma is vroeg, heel vroeg weggegaan, op haar hoofd droeg ze een mand met rijst, een fles en nog meer. Bij haar zult u het kunnen halen.’ Moeder kijkt donker voor zich uit. Ze is zeker van plan naar haar toe te gaan. ‘Moet ik nu echt thuisblijven?’ Kort antwoordt haar moeder: ‘Kom, ik zal je haren gaan kammen, zo nu kun je gaan.’ Gaan, ja maar, waar zijn haar sandalen... O, nu herinnert ze zich wanneer en waar ze de sandalen uitgedaan heeft. Snel loopt ze naar de plek en doet de sandalen aan haar voeten.
Blij rent Elise even later weg, haar schooltas onder de arm geklemd. Ze zwaait naar haar broertje en zusje en dan is ze bij de verharde weg.. Nu moet ze nog een flink stuk lopen. Het begint al weer heet en stoffig te worden. Het water van de onweersbui is door de dorstige grond verzwolgen. En dat was nog maar gisteravond. Verwonderd staat Elise er bij stil. Ze neuriet de wijs van het lied, wat | |
[pagina 29]
| |
haar gisteravond zo aan de hulp van de Here deed denken. Zou Hij haar nu ook zien, vraagt ze zich af. |
|