Elise, vlucht niet!
(1993)–Japke de Kraker-van Abbema– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
2. Elise móet de hele dag thuis blijvenAl vroeg in de morgen wordt Elise wakker. De lamp brandt nog, terwijl het buiten al licht is. Ze merkt dat ze haar huisjurk nog aan heeft in plaats van haar nachtgoed, dan herinnert ze zich opeens weer, wat er gisteravond voorviel. Ze hoort buiten gestommel en daarna het geluid van iemand, die moet overgeven. Elise ziet in de slaaphoek van haar moeder een fles liggen, gedeeltelijk gevuld met rum. Sjokkend komt ma weer binnen, ze gaat direct weer in haar slaaphoek liggen en kreunt zachtjes. Het is niet de eerste keer, dat ze ma zo meemaakt. Ma heeft het zwaar. Ze hebben soms erg weinig geld en dan is het pinarenGa naar eindnoot1.! Maar Elise denkt dat er iets anders is, dat haar moeder veel verdriet geeft. En ook dat ma geen oplossing kan vinden, want anders zou ze toch niet die rum drinken waar ze zo verschrikkelijk beroerd van wordt... Ach hoe lang is het ook al weer geleden dat haar pa niet meer terugkwam. Zij was toen ongeveer zo oud als Marjori. Ergens bij Nieuw-Amsterdam was een ongeluk gebeurd. Het had ook iets met schietende soldaten te maken, maar hoe en wat is niet bekend geworden. Haar vader is toen zwaargewond naar het militaire hospitaal gebracht en daarna heeft Elise niets meer van ma over pa vernomen. Vanaf dat moment is er een schaduw van verdriet over haar kinderleven gegleden. Ze begrijpt niet waar haar vader is gebleven. En nog altijd hunkert ze ernaar haar vader weer te zien. En dat, zo veronderstelt Elise, geldt eveneens voor haar moeder. Ook zij zal nog steeds om hem treuren. Opeens schiet haar een lied te binnen, dat ze geleerd hebben na het kerstfeest. Dat lied was voor mensen die treuren. Ze zingt het zachtjes voor zich uit, en de woorden zijn als olie op een wond. | |
[pagina 14]
| |
‘Johannes roept: Het gaat gebeuren!
Ik heb een boodschap voor wie treuren:
uw Koning komt, die niet veracht
wie in zijn zonden op Hem wacht.
De vrouw, door ieder nagewezen;
Soldaten, die het volk doen vrezen;
Ja, elke zondaar, arm of rijk,
mag ingaan in zijn koninkrijk.
En wie zijn kwaad belijdt en laat,
die zal ik dopen.
Zo gaat de poort, naar 's Konings woord,
voor hem wijd open.’
Elise's gedachten cirkelen verder rond dit thema, het boeit haar. God zoekt verloren mensen. Mensen die hun zonden zien en daardoor klein worden, de redding niet van zichzelf verwachten maar van de Here. God heeft zelfs in Zijn grote liefde Zijn eigen Zoon, de Here Jezus Christus gestuurd om die zondaars te redden en te verlossen. Ja, want ze worden bedreigd door de boze. De vorige week heeft de dominee daar nog met hen over gesproken. Hij zei: ‘Mensen lijken op het verloren schaap in dat verhaal van de goede Herder. Maar de Here Jezus zegt dan: Kom bij Mij en laat je troosten.’ Audrey, haar vriendin en zij hadden... ‘Elise, Elise.’ Een zachte stem van Marjori breekt abrupt haar gedachtenbouwsel af. ‘Is ma er al weer?’ Voordat Elise kan antwoorden, klinkt moeders stem: ‘Aai bayaGa naar eindnoot2., ik voel me zo beroerd, geef me een kom.’ Elise haast zich om haar een kom te geven. Ze is net te laat, het braaksel komt terecht op de kleren van ma en op het laken. Alles in de kleine woonruimte, waar ook geslapen moet worden, stinkt nu. Elise heeft geen tijd om haar huisjurk te verwisselen voor de schoolkleren, ze heeft het druk, allereerst met het opruimen van de viezigheid. Daarna zet ze de stinkende kleren en het laken in een emmer met wat soda. Net als ze wil beginnen met het verzorgen van zichzelf en de kleintjes, hoort ze iemand aan het hek rammelen. Elise | |
[pagina 15]
| |
kijkt door de shutters naar buiten. Even is ze opgelucht, wanneer ze ziet wie het erf op komt lopen. Maar dan komt er meteen een frons boven haar wenkbrauwen. Wordt alles wel eenvoudiger als granmaGa naar eindnoot3. komt helpen, ze kan zo uitvallen dat je er bang van wordt. Resoluut wordt de gammele deur open gerukt. De oude vrouw overziet in één oogopslag als een generaal het slagveld. Ze hoeft niet lang te raden naar wat er gepasseerd is. Meteen bepaalt ze, wat er gebeuren moet. ‘Elise, Marjori en Stevin jullie zijn niet ziek, kom oma groeten. Zo en nu ga jij, Elise, voor Marjori en Stevin zorgen.’ ‘Maar oma,’ begint Elise aarzelend, ‘ik heb niet veel tijd meer, want ik móet zo naar school.’ Granma kijkt Elise met een dwingende blik in haar ogen aan. ‘Wat zeg je, ik moet naar school, verbeeld je maar niks. Ik zal zeggen wat je moet, hoor je? Je gaat rijst koken, Marjori en Stevin baden en daarna ga je verder met alle was in de week te zetten, joe sabiGa naar eindnoot4.!’ En zo vliegt voor Elise de ochtend voorbij. In de vroege hete middaguren neemt iedereen een siësta. Ook Elise die doodmoe is na de halfdoorwaakte nacht en het vele werk in de voorafgaande uren, valt in een diepe slaap. Om vier uur in de middag maakt de schelle stem van granma haar wakker. ‘Kom je, Marjori en Stevin zijn wakker, je moet hun haren kammen en aankleden,’ roept ze van buiten door een kier van de deur. Vlug komt ze overeind. Ze voelt zich heerlijk uitgerust. ‘Wat een slaapkoppen zijn wij, nota bene, het is al bijna vier uur in de middag. Dat noem ik geen middagslaapje meer, maar een middagslaap... En notabene jullie hebben mij niet eens op tijd wakker gemaakt, dat had ik wèl verwacht...’ De oogjes in de donkere gezichtjes van de kleintjes stralen. Ze weten dat hun zus doet alsof ze verontwaardigd is. Gewillig laten ze zich door Elise onder handen nemen. Wanneer ze Stevins haar kamt, trekt hij zijn gezicht in allerlei plooien, zodat Marjori het uitschatert van de pret. Al gauw zien ze er fatsoenlijk uit en mogen ze mee naar buiten. | |
[pagina 16]
| |
‘Ga je met ons spelen, Elise?’ Vol verwachting zien ze op naar hun zus, het prachtige spel van gistermiddag was nog lang niet uitgespeeld... Lachend kijkt Elise Marjori en Stevin aan. ‘Als ik nu es nee zeg, wat dan? Voor sprookjes naspelen word ik al te oud, hoor.’ De teleurstelling op de gezichtjes is overduidelijk. Elise krijgt medelijden met ze. ‘Oké, ik ga met jullie spelen. Zoek een stevige tak met een scherpe punt. Nee joh, die niet, die is veel te krom. Kijk daar, zie je die rechte stok?’ Elise kijkt de straat in, hoort ze het geluid van een naderende auto? Ze huivert even. Ach nee, ze verbeeldt het zich zeker. Elise maakt snel een scherpe punt aan de stok en daarna neemt ze haar broertje en zusje mee naar een kuil. Midden in de kuil trekt ze een rondje en schrijft daarin honderd. Nu moeten jullie aan de rand van de kuil gaan staan. Stevin, ik geef je de stok en nu moet jij proberen deze pijl precies in dat cirkeltje te gooien en dan verdien je honderd punten. Terwijl Elise met haar broertje en haar zusje een tijdje met dit spel bezig zijn, stopt er niet ver bij hen vandaan een busje. De ogen van de bestuurder kijken speurend rond. Aha, daar ziet hij ze al. Glimlachend drukt hij de hand op de toeter... toet... toet... toet. Elise kijkt geschrokken om zich heen. Dan ziet ze wie daar in de auto zit. Blij rent ze met Marjori en Stevin naar het hek. Ze ziet haar vriendin Audrey ook in de bus zitten... ze zwaait. Oh ja, nu is ze zich weer bewust van de dag, vandaag is het dinsdag en dan is er weer club in de namiddag. ‘Ik zal even vragen meneer,’ roept ze en dan keert ze zich snel om en rent naar binnen. Elise vraagt hoopvol: ‘Mama, oma, mag ik mee met meneer Erik? Toe mag het, ik wil heel graag.’ Voordat moeder iets kan zeggen, roept oma boos uit: ‘jij gaat niet met die dominee van die Bijbelclub mee. Van mij mag je niet luisteren naar die verhalen, beslist niet... de geesten van onze goden zullen je ziek maken als je er naar toe gaat.’ Elise's ogen kijken bang en vragend naar haar moeder. Het is alsof | |
[pagina 17]
| |
ze moeder hoort fluisteren: ‘Je mag.’ Maar daar komt oma's stem alweer: ‘Ik ben de baas nu, ga op de kinderen passen. Let op je kleren, ze zitten slordig, ook is je haar niet gekamd. En’ - er komt een dreigende klank in haar stem - ‘denk erom, je gaat niet alleen weg.’ Nog even werpt Elise een schuwe blik op haar moeder. Zonder iets te zeggen schudt ma verdrietig haar hoofd. Langzaam loopt Elise naar het hek, haar ogen terneergeslagen. Vandaag mocht ze niet naar school en nu mag ze ook al niet naar club. Vanaf de weg had de man achter het stuur al gehoord, dat de stem van de oude vrouw op zijn zachtst gezegd... niet erg vriendelijk klonk. De houding van het meisje zegt hem genoeg. Jammer voor het meisje, want ze luistert met veel aandacht, denkt hij. ‘De volgende keer mag je vast, meisje. En dan kom ik je halen, hoor. Dag Elise, dag kindertjes.’ Wanneer de auto, nagestaard door het drietal, om de hoek gegaan is, zoekt Marjori's handje de hand van haar grote zus. Ze voelt wel aan dat Elise een beetje verdrietig is. |
|