Elise, vlucht niet!
(1993)–Japke de Kraker-van Abbema– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
1. Een onverwachte bezoekerAan het eind van de zandweg staat een klein houten huisje. Verschillende shuttersGa naar eindnoot1. van de verveloze houten ramen zijn met touwen vastgebonden. Een tamelijk ruim erf omringt het gebouwtje. Het is omstreeks vier uur in de middag. Elise speelt met Marjori en Stevin op het erf. Marjori, een kleuter van bijna vijf en Stevin, een peuter van drie, vinden het prachtig dat hun grote zus met hen wil spelen. Op het ruime erf zijn allerlei spelletjes te bedenken met steentjes, stokjes en schelpen. De kleintjes hebben een spoor van steentjes gemaakt. Ze spelen het sprookje van Klein Duimpje. Elise is de grote reus. Marjori en Stevin gillen het uit van spanning en pret wanneer Elise met stampende laarzen achter hen aan komt. De ‘laarzen’ zijn twee grote verroeste blikken die rammelen bij elke stap. Ze gaan zo op in hun spel, dat ze niets merken van het geluid van een auto op de anders zo stille zandweg. Er stopt een grote Amerikaanse slee bij hun hek. Het ontgaat hen totaal. Pas wanneer de chauffeur met veel lawaai de portieren van zijn ‘car’ dichtslaat, breekt de betovering van hun spel. Totaal verrast kijken ze naar de kolossale man die breedlachend naar hen toebeent. Stevin verstopt zich angstig achter Elise en kermt zachtjes: ‘de reus, de echte reus.’ De man blijft onverwacht staan, hij kijkt naar de deuropening waar Ma net uit tevoorschijn komt. Hij geeft haar een vette knipoog en richt zich dan weer op de kinderen: ‘Mi goedoe'sGa naar eindnoot2.,’ zegt hij kwasi verontwaardigd, ‘jullie kunnen het niet maken om bang te zijn voor oom Harold. Kom es hier. Kijk es wat jullie van oom krijgen. Allemaal een gulden, koop daar maar iets lekkers voor bij de Chinees. Weet je wàt, jullie krijgen elk enkele guldens... Eventjes | |
[pagina 10]
| |
doorlopen en dan kom je bij een klein restaurant waar je voor een paar gulden bami of rijst met kip kunt kopen!’ Marjori en Stevin kijken met glinsterende ogen naar het geld dat de man uit zijn zak tevoorschijn haalt. Elise neemt met gemengde gevoelens het geld van de tamelijk onbekende oom aan. Ze hebben die dag weinig gegeten, een handjevol rijst en een cassavekoekGa naar eindnoot3. - er was gewoonweg niets anders in huis - en daarom rommelt het in hun maag, helemaal wanneer ze aan de bami met kip denken. Elise verdringt haar achterdocht, ze pakt haar broertje en zusje bij de hand en gaat op stap. Opgetogen huppelen ze met Elise mee, eerst de zandweg uit en dan in de drukke straat op zoek naar het eethuisje. Na lang zoeken hebben ze het gevonden en nu kunnen ze eindelijk heerlijk smullen van de bami en kluiven op een kippepootje. Stevin propt zijn hele mond vol en... verslikt zich, hij moet erg hoesten. Vooral de hete peper zit hem dwars. Elise vraagt gauw om een glas water voor haar broertje. Nadat hij wat gedronken heeft, is het leed weer geleden. Wanneer alles tot de laatste sliert bami toe opgesmikkeld is, stappen ze op. En daarna beginnen ze in een langzaam tempo aan de terugtocht. Wanneer ze hun erf opstappen, begint het al te schemeren. De krekels zijn al begonnen met hun avondconcert. Het zal nu snel donker worden. In huis is het stil, héél stil. Ma is er niet. Ze is zeker uit, samen met die oom Harold, bedenkt Elise. Lange tijd om hier bij stil te staan heeft ze niet. Marjori en Stevin zijn moe van het lopen en slaperig van het eten. Elise zoekt hun slaapspullen en maakt hen klaar voor de nacht. ‘Zing je nog één liedje voor ons, een mooi lied van de Bijbelclub, Elise?’ vraagt Marjori met een lief stemmetje. Eerder deze dag hebben ze al gezongen van de Goede Herder, nu moet het een lied over David worden. Zachtjes begint Elise te zingen: ‘Kleine David, speel op je harp, loof de Heer. Er kwam een leeuw, er kwam een beer, maar David vertrouwde op de Heer!’ Stevin vergeet voor een moment al zijn moeheid, hij roffelt vol | |
[pagina 11]
| |
enthousiasme met zijn vlakke handjes op de houten vloer, wat hem betreft mag Elise nog meer zingen. Maar Elise voelt zich ook moe. Ze maakt Marjori en Stevin duidelijk dat ze nu eerbiedig op hun knieën moeten gaan, hun handjes gevouwen en hun oogjes gesloten. Daarna zegt ze het avondgebedje op, dat ze op de Bijbelclub geleerd heeft: ‘Here God nu ik ga slapen, vouw ik eerst mijn handjes saam en ik vraag U heel eerbiedig, zie mij in genade aan? Daarna legt ze de beide kleintjes goed neer op de slaapmat, doet een laken over hen heen, kust ze allebei op hun snoetjes en wenst ze welterusten. Elise gaat nu ook liggen. Ze laat de lamp aan. Ze wil wakker blijven tot ma komt, maar dat lukt haar niet, ze is zo moe. Hoe lang ze geslapen heeft, weet ze niet, maar ze schrikt wakker, wanneer haar moeder het vertrek binnen komt. Ma heeft een grote tas vol met spullen bij zich. Direct begint haar moeder de tas uit te pakken. Rijst, bloem, spijsolie, suiker, melkpoeder, broodjes, kip en een fles met...? Elise kan het niet goed zien. Ma houdt de fles in haar hand. Het lijkt of ze ergens op wacht, haar aarzeling duurt niet lang, ze rukt de kurk eraf en zet de fles aan de mond. Nu ruikt Elise de lucht van alcohol, het is voor haar geen vraag meer wat er in die fles zit. Meteen is ze klaar wakker. Ze doet haar mond open om iets te zeggen, maar haar keel is zo droog, er komt geen geluid uit haar mond. Elise gaat rechtop zitten, schraapt haar keel en vraagt zachtjes: ‘Ma, heb je geld gehad?’ Het lijkt of haar moeder de vraag niet hoort, want ze blijft met een erg trieste blik in haar ogen voor zich uitstaren, zonder een woord te zeggen. Het wordt later en later en ma blijft maar stil zitten op de plaats waar ze zit, bijna bewegingloos. Elise voelt zich machteloos en moe, ze gaat weer liggen, de slaap overmant haar opnieuw. | |
[pagina 12]
| |
|