Ons Tijdschrift 1896-1914
(1962)–R.G.K. Kraan– Auteursrechtelijk beschermdEen literair-historisch onderzoek
R.G.K. Kraan, Ons Tijdschrift 1896-1914. Een literair-historisch onderzoek. J.B. Wolters, Groningen 1962
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1288 C 26
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van het proefschrift Ons Tijdschrift 1896-1914. Een literair-historisch onderzoek van R.G.K. Kraan uit 1962.
redactionele ingrepen
p. 9: noot ‘1’ moet zijn ‘3’ en is in deze digitale editie gecorrigeerd.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, IV, VIII en 272) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
ONS TIJDSCHRIFT
[pagina III]
Ons Tijdschrift 1896-1914
EEN LITERAIR-HISTORISCH ONDERZOEK
DOOR
Dr. R.G.K. KRAAN
Aanvullende stelling bij het proefschrift van R.G.K. Kraan.
XIII.
Het is een leemte, dat in de door J. Das, J. van Doorne en P.J. Risseeuw verzorgde bloemlezing Vloedlijn (Baarn 1954) de dichteres Ida G.M. Gerhardt niet met haar werk vertegenwoordigd is.
J.B. WOLTERS/GRONINGEN/1962
[pagina V]
VERKLARING VAN ENKELE AFKORTINGEN.
C.J.V. | Christelijke Jongelings Vereeniging. |
C.L.V. | Christelijk Letterkundig Verbond. |
G.L.N. | Geschiedenis van de Letterkunde der Nederlanden. |
K.A. | Kuyper-archief (Den Haag). |
L.M. | Letterkundig Museum en Documentatiecentrum (Den Haag). |
M.N.L. | Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde. |
N.C.S.V. | Nederlandse Christen Studenten Vereniging. |
N.J.V. | Nederlandsch Jongelings Verbond. |
N.Z.V. | Nederlandsche Zondagsschool Vereeniging. |
OTs | |
(in citaat O.T.) | Ons Tijdschrift. |
V.U. | Vrije Universiteit (Amsterdam). |
[pagina VI]
Inhoud.
Hoofdstuk I. Inleiding. | 1 |
Het optreden van Abraham Kuyper 1-2; verzet tegen zijn leiderschap 2; Réveil en herleefd Calvinisme 2-3; OTs als maandblad onder leiding van Hoogenbirk 3-4; literaire belangstelling binnen en buiten het N.J.V. 4-5; het prot.-chr. streven naar literaire vernieuwing kwam laat 5-6; nadere omschrijving van het onderwerp 6-8. | |
Hoofdstuk II. De geschiedenis van Ons Tijdschrift. | 9 |
Biografie van A.J. Hoogenbirk: afkomst 9; religieuze ontwikkeling 10-12; opleiding en maatschappelijke werkzaamheden 12-14; met name in de journalistiek en in het N.J.V. 14-16; ontslag bij De Standaard 16-17; nieuwe ontplooiing, waaronder de oprichting van OTs 17-18; huwelijk 18; conflicten in het N.J.V. en bij OTs 18-20; nieuwe expansie 20; laatste levensjaren 21; enkele hoofdlijnen 21-23. Het prospectus van OTs 23-25; vragen inzake de oprichting 25. De ontvangst van OTs 25-26; geringe bloei 26-27; drievoudige poging tot verklaring hiervan 27-35. De nieuwe redactie van 1904 36-43; de weigering van De Moor 43-44; Daamens bedoeling 44-45. Het werk der redacteuren 46-48; hun inleidende verklaring 48-49; Hoogenbirk en de nieuwe redactie 49-51; medewerkers uit de eerste periode, die ook onder de nieuwe redactie publiceren 51-56. De ontvangst van het nieuwe OTs met name door De Standaard, en de gevolgen van dien 56-60; moeilijkheden met de uitgever 60-61; de concurrentie van Chr. Stemmen en Stemmen des Tijds 61-66. Kuypers Bilderdijkrede en breuk met Hk. Mulder 66-72. Andere medewerkers onder de nieuwe redactie 72-73; Wilma, E.M.F. Kleijn en H.S.S. Kuyper 73-74; Daan van der Zee 74-75; Seerp Anema 75-76; D. Hoek 76-77; J. Greshoff 77; F.C. Gerretson wordt redacteur 78-81; Willem de Mérode, J.A. Rispens en J. Jac. Thomson 81-83. De liquidatie 83-85. | |
Hoofdstuk III. De niet-literaire bijdragen in Ons Tijdschrift | 86 |
Algemene karakteristiek 86-87; theologische bijdragen in het oude OTs 87-91, en onder de nieuwe redactie 92-94; ethische en juridische bijdragen in de periode-Hoogenbirk 95-96, en daarna 96-100; sociale vraagstukken in de eerste periode van OTs 100-102, en in later tijd 102-104, met name in de Sociale Kroniek 105-109; historische bijdragen in het oude OTs 109-110, en in het nieuwe 110-111; beschouwingen over het onderwijs gedurende Hoogenbirks bewind 111-112, en onder de nieuwe redactie in de rubriek Scholastica 112-116; het oude OTs over de politiek 116-119; de politieke bijdragen in het vernieuwde OTs 119-120, met name in de Terugblik 121-128. |
[pagina VII]
Hoofdstuk IV. De letterkundige bijdragen in Ons Tijdschrift | 129 |
Literaire theorie en kritiek. De denkbeelden in het oude OTs van A.J. Hoogenbirk 129-132, A. Brummelkamp 133-134 en J.C. Homoet 135-136; discussie over dramatische poëzie en toneel 136-137; de opvattingen van W. van Nes 137-138; discussie over kinderlectuur 139-140; enkele bijdragen van Ds. J.H. Geselschap 141. De tegenstem der jongeren: J.C. de Moor 142-144, L. Bückmann 144-148, Johanna Breevoort 148, Enka, vooral in haar oordeel over de gedichten van Kijne en het werk der ‘chr. bibliotheken’ 148-151, en enkele anderen 151; het C.L.V.-referaat van Dr. J. van der Valk 152-153. De literair-theoretische bijdragen van de nieuwe redactie: Bückmann 153-162, Van der Valk 162-164, Van As 164-171; verschil van opvatting met Gerretson 171-173. Bijdragen van andere medewerkers: B. Tichelmann 173, B.J. Gerretson 173-174, A. Kuyper 175-177, J.J. Thomson 178, P.H. Ritter Jr. 178. Het in OTs uitgesproken oordeel over de nederlandse letterkunde van heden en verleden: weinig belangstelling voor middeleeuwen, 16e, 17e en 18e eeuw 178-180; veel belangstelling voor Bilderdijk 181-188; het oordeel over enkele 19e-eeuwers 188-191; Tachtig en de Tachtigers 192-196; ‘met Tachtig in conjunctie’ en daarna 196-201; Vlamingen 201-203; geestverwanten buiten OTs 203-206; buitenlandse literatuur 206-210.
Poëzie en proza in oud en nieuw OTs. Poëzie in de periode-Hoogenbirk 210-212, pogingen van de nieuwe redacteuren 212-213, niet representatief werk van enkelen 213-214; poëzie onder de nieuwe redactie: Seerp Anema 215-219, Hk. Mulder 219-222, Daan van der Zee 222-224, Jan Greshoff 224-225, Geerten Gossaert 225-227, Frank Gericke 227-228, J.A. Rispens 228-230, Willem de Mérode 230-231, P. Minderaa 231-232. Proza in de periode-Hoogenbirk 232, van betekenis door het werk van enkele schrijfsters: Enka 233-236, Johanna Breevoort 236-240, J.L.F. de Liefde 240-242; prozaisten in het vernieuwde OTs: Wilma 242-243, E.M.F. Kleijn en J.M. Westerbrink-Wirtz 244-245, Marten Kleyn 245; pogingen van enkele redacteuren 246, de betekenis van Van As' roman De Lichte Last 246-251. |
|
Hoofdstuk V. Slotbeschouwing. | 252 |
De kern van Hoogenbirks ideeën 252; de tegenstelling oud en jong 253; de vernieuwde kritische methode 253-255; de praktijk van OTs als algemeen maandblad 255-256; problemen voor de gereformeerden 256; redactie en literaire inbreng samenvattend bezien 257. | |
Geraadpleegde bronnen en literatuur. | 258 |
Register van persoonsnamen en titels van periodieken | 264 |