Anathema's 3
(1971)–Rudy Kousbroek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 104]
| |
De Theogonie van het toevalBij zijn aanvaarding van het professoraat aan het Collège de France sprak de biochemicus en Nobel-prijswinnaar Jacques Monod een (in Frankrijk) beroemd geworden Openbare Les uit waarin hij diverse anomalieën van onze samenleving toeschreef aan ‘systemen van waarden, waarvan de grondvesten ruïnes zijn, maar die desondanks in onze maatschappij nog geleerd en onderwezen worden.’ Voor Pierre-Henri Simon, lid van de Académie Française, een gelovige schrijver, begiftigd met een ruime dosis gezonde achterdocht tegenover wetenschap en techniek, was deze Openbare Les aanleiding om een boek te schrijven getiteld Questions aux Savants (vragen aan geleerden). Dat in dit boek aan de geleerden niet alleen maar vragen worden gesteld, mag blijken uit de omstandigheid dat P.H. Simon, ontevreden over de manier waarop prof. Monod met het toeval omspringt, zelf aankomt met een uitleg die de verschijnselen veel beter verklaart. ‘Door [...] iedere gedachte aan een rationele opzet uit te sluiten, niet alleen als werkhypothese maar ook als synthese en metafysische conclusie, in de manier waarop het heelal en het leven ingericht zijn, ziet het neopositivisme zich gedwongen om de uiteindelijke verklaring der dingen [...] te grondvesten op een wiskunde der waarschijnlijkheid.’ Pierre-Henri Simon, die in Frankrijk een bekende figuur is, hoofdredacteur letteren van Le Monde, legt de nadruk op het onwaarschijnlijke van die waarschijnlijkheid en wil die vervangen door een theogonie, d.w.z. een leer der goddelijke krachten ‘[...] in de wetenschappelijke theogonie van het toeval, net als in de mystieke theologie van de god uit de bijbel, heeft een onvoorzienbaar en toevallig incident de wetmatige orde verbroken en de heilige bres geopend voor het avontuur van een superbe en gevaarvolle creatieve vrijheid.’ Een theogonie van het toeval... Zo iets slaat bij mij onmiddellijk aan. Er zijn dingen waarvan je instinctief voelt, dat zij onmogelijk toevallig kunnen zijn. Ik zal proberen om daarvan nu een voor- | |
[pagina 105]
| |
beeld te geven dat afkomstig is uit mijn eigen ervaring, in de hoop mijn bescheiden bijdrage te kunnen leveren tot de documentatie van deze ‘theogonie van het toeval,’ een van de belangrijkste nieuwe denkbeelden van deze eeuw. De mensheid zal een definitieve plaats moeten geven aan het genie van Pierre-Henri Simon in het pantheon van de grote denkers die Frankrijk heeft voortgebracht, waardige opvolgers van Bergson (de filosoof die de relativiteitstheorie weerlegde). Dit voorbeeld bevindt zich, evenals de genetische kwesties waarover Jacques Monod door Pierre-Henri Simon werd terecht gewezen, op het terrein der codering. Het feit dat de Hymne Onward Christian Soldiers volledig gezongen kan worden met de steeds opnieuw herhaalde woorden: ‘Lloyd George knew my father,
Father knew Lloyd George.’
Ik ben bang dat iemand die deze versie, die in Engeland wel tegen het sluitingsuur van de pubs gehoord wordt, nooit met eigen oren heeft vernomen, misschien niet goed zal begrijpen wat ik bedoel, zoals wel meer gebeurt wanneer er sprake is van iets wonderbaarlijks - wie het niet uit eigen ervaring kent, kan zich er moeilijk een voorstelling van maken. Ik kan hier wel uitleggen hoe de tekst: ‘Lloyd George knew my father, Father knew Lloyd George’ op volmaakte wijze past op de muzikale fraseologie van Onward Christian Soldiers, alsof de melodie speciaal voor deze tekst gecomponeerd was, maar wat ik niet duidelijk kan maken, is het gevoel van ontzag dat de toehoorder daarbij doorstroomt. Er bestaat in ons taalgebied een (gebrekkige) analogie: de wijze waarop Limburg, mijn Vaderland gezongen kan worden met de woorden: ‘Eikenhout is eikenhout, Eikenhout is hout,’ op zich zelf ook al iets heel bijzonders, en ik kan mij herinneren hoe zich van mij als kind, wanneer op school deze tekst wederrechtelijk werd gezongen, een groot gevoel van bevrijding meester maakte. Maar dit blijft een theogonisch mirakel van een lagere orde dan ‘Lloyd George knew my father.’ Naarmate de melodie zich ontwikkelt, en steeds het perfecte voertuig blijft voor deze geheimzinnige tekst met zijn vele lagen van betekenis, zonder ooit te haperen, zonder ooit geforceerd te klinken, en tegelijk zo plechtig, zo onafwendbaar, wordt men zich bewust van een onuitsprekelijk | |
[pagina 106]
| |
mysterie. Zo iets kan geen toeval zijn. Dit is nu precies wat Pierre-Henri Simon bedoelt. Het feit dat hij kan schrijven ‘is dat niet allemaal wel erg toevallig?’ ‘Het hoefde maar één keer mis te gaan om het geheel te doen mislukken,’ (p. 89 en 90) is alleen al een illustratie van de omstandigheid dat het precies hetzelfde verschijnsel betreft. Dit wordt ook nog verder duidelijk als men naleest wat Jacques Monod gezegd heeft (in het maandblad Atomes no. 268, p. 480-481) over het soort van toeval dat in de genetica een rol speelt, en dat door P.H. Simon als een ‘theogonie’ werd herkend; het is niet het toeval dat een rol speelt bij een worp met een dobbelsteen, dat een macroscopisch en mechanisch fenomeen is, en dus in principe voorspelbaar. Het feit dat wij niet van tevoren weten wat er met de dobbelsteen geworpen zal worden, is te wijten aan de onvoldoende nauwkeurigheid waarmee wij het werpen beheersen. Maar ditzelfde is niet het geval wanneer iemand de deur uitkomt precies op het ogenblik, dat een loodgieter op het dak zijn hamer naar beneden laat vallen. Er bestaat geen enkele methode om die gebeurtenis te voorzien, het is de ontmoeting, de bisectie, van twee totaal onafhankelijke ketens van gebeurtenissen. Het is deze laatste vorm van toeval die een rol speelt in de moleculaire veranderingen die de erfelijkheid bepalen, en waarover P.H. Simon zo treffend opmerkte dat het ‘de heilige bres opent voor het avontuur van een superbe en gevaarvolle creatieve vrijheid.’ Het door mij beschreven geval is op nauwkeurig dezelfde manier een voorbeeld van de bisectie van twee onafhankelijke ketens van gebeurtenissen. Aan de ene kant de predikant Sabine Baring-Gould, geboren in 1834, auteur van de hymne Onward Christian Soldiers, aan de andere kant Lloyd George, geboren in 1863, liberaal politicus, premier tijdens de eerste wereldoorlog, en ongetwijfeld de beste relatie die men zich voor zijn vader kon wensen. Als zijn naam niet toevallig Lloyd George was geweest, maar bv. Lloyd Triestino, dan zou hun bisectie totaal niets hebben opgeleverd: ‘Het hoefde maar één keer mis te gaan om het geheel te doen mislukken.’ Omtrent de onafhankelijkheid van de twee ketens kan niettemin geen twijfel bestaan: op het tijdstip dat Baring-Gould Onward Christian Soldiers componeerde, is het niet waarschijnlijk dat hij ooit van Lloyd George had gehoord, want die was toen hoogstens | |
[pagina 107]
| |
een kleuter. En toch schreef de predikant de hymne zo dat de tekst later foutloos vervangen zou kunnen worden door de meer geciteerde mededeling omtrent vader en Lloyd George. Toeval? Welnee, theogonie!Ga naar voetnoot* Alleen neopositivisten voelen zich gedwongen om zo iets te verklaren met de wiskunde der waarschijnlijkheid. Denk aan alle miljarden factoren die verenigd moesten worden om juist die tekst op juist die melodie toepasbaar te maken: ‘is dat niet allemaal wel heel toevallig?’ Wie het resultaat van deze bisectie éénmaal heeft horen zingen, weet wel beter: het resultaat is niet te herleiden tot de melodie en niet tot de tekst, het is méér dan de som van beide, het is iets nieuws. Emergence. Blijft nog het niet minder verbluffende feit dat iemand deze wonderbaarlijke bisectie ontdekt heeft. Het is niet voldoende dat er een heilige bres is geopend voor het avontuur van een superbe en gevaarvolle creatieve vrijheid, iemand moet hem nog vinden ook. Dat is weer een ander mirakel. Het heet poëzie. |
|