Een kennis die een paar dagen bij ons gelogeerd had ging naar huis terug. Ik breng je wel even naar het vliegtuig. Hoe, in je vrachtwagen? Jawel, natuurlijk. Is dat niet lastig? Welnee, helemaal niet.
Koffers door de schuifdeur, instappen, naar het vliegveld. Wat een lawaai maakt dat ding hè? Wat zeg je? Ik zeg; wat een herrie maakt die wagen! Sorry, ik versta er geen bliksem van, zeg het nog eens. Oh, het is niet belangrijk. Het spijt me, maar ik kan je werkelijk niet verstaan; etc. etc., tot aan Orly.
P1 is vol, P2 en P3 ook. Wat een auto's. Waarom gaan al die mensen met hun auto als er ieder kwartier een bus gaat. Wacht, stap maar vast uit, dan zet ik hem in de ondergrondse parking, daar is altijd plaats. Dag tot zo.
De ondergrondse parking! Vraag niet hoe een dergelijke waanzinnige gedachte de barrières van het verstand kan passeren, maar hij passeerde ongehinderd. De ingang; kaartje uit de automaat; slagboom naar boven; spiraalweg naar beneden; de ingewanden der aarde in - al deze diverse stadia worden door mijn centrale computer zonder commentaar in behandeling genomen. Geen berichtje van illegal sentence structure, of brackets do not balance. Ik zie, na een kurketrekkerbeweging van 360 graden, de halfdonkere ruimte van de eerste sous-sol. Zie je wel, daar is nog plaats, denk ik tevreden. Ik wil er in rijden. Wat hoor ik toch zo krassen? Pas als ik de weerstand voel begint er in mijn brein iemand geeuwend wakker te worden, om dan plotseling met uitpuilende ogen van schrik naar de alarmknop te vliegen. Te laat! Ik zit muurvast. In vredesnaam, gauw achteruit. Weer dat gekras, als van iemand die langs een stenen muur - nee, langs een schoolbord - naar beneden valt en zich met zijn nagels tegen tracht te houden, en blijft klauwen ook al zijn z'n nagels bezig tot het vlees af te slijten. De sensatie bij dat krasgeluid is zo intens fysiek dat mijn hele lichaam zich verzet tegen verder achteruit rijden. Alle vergelijkingen die ik destijds over dit gevoel meende te moeten maken zijn verpulverd. Futiele praatjes over ‘een tintelend gevoel aan de voetzolen als men over een ruw wegdek rijdt’ - ik heb pijn aan de bovenkant van mijn vrachtauto, dat is nog eens wat anders. Niet aan denken, tanden op elkaar, diep uitademen, nog even. Jezus, oppassen, er komen steeds auto's naar beneden. Je ziet ook niets van achteren