volgens de in de
wetten vastgestelde regels door de daarvoor aangewezen commissarissen beoordeeld
en met hun bevindingen bij de jaarvergadering ingediend. Deze nam de beslissing
over opneming in de Werken en stelde ze in handen van de drukbezorger. Telkens
blijkt uit de verslagen dat bepaalde vellen en stukken zijn afgedrukt, zonder
dat deze vooralsnog werden uitgegeven; men liet de stof geleidelijk aangroeien,
tot de jaarvergadering het besluit nam het deel af te sluiten en te laten
verschijnen.
Het karakter van een tijdschrift, dat de Nieuwe Bydragen toch duidelijk
vertoonden, ging dus geheel verloren. En - wat velen wel heel spijtig vonden -
het duurde tot 1772, voordat het eerste deel van de Werken in het licht kwam.
Men had daarmee moeten wachten tot de Wetten eindelijk waren vastgesteld, omdat
deze toch de nieuwe stand van zaken dienden bekend te maken en de reeks moesten
openen. Evenzo moest deel II wachten op de regeling van de prijsvragen, 1774, en
deel III op de gunstige afloop van de octrooi-aanvrage, 1777. Dan verschenen er
enige delen na telkens twee jaar, IV in 1779, V in 1781, VI in '83; daarna liet
VII op zich wachten tot 1788, en deel VIII is door de moeilijke
tijdsomstandigheden nooit verschenen. Enige daarvoor bestemde stukken zijn
blijven liggen en werden veel later opgenomen in de bundels Verhandelingen, die
in 1814 en 1818 uitkwamen. De reeks Werken bestaat dus uit 7 delen in 4o, gedrukt en in het licht gebracht door P. van der Eyk en D. Vygh te Leyden,
1772-1788.
Wat de inhoud betreft is inderdaad de ontwikkeling verder gegaan: van
studentenblad tot vaktijdschrift, en nu tot wetenschappelijke verzamel-bundels.
Mannen als