De Lage Landen 1780-1980
(1986)–E.H. Kossmann– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 133]
| |
IV. Op zoek naar nationale beginselen1. De Belgische OpstandHet viel niet gemakkelijk om uit te maken wat het doel was van de onlusten, die in augustus en september 1830 in enkele zuidelijke provincies plaatsvonden. Men hoorde in hen een echo van de Parijse juli-revolutie. Ze leken voorbereid door de heftige agitatie voor een vrijzinnige toepassing van de grondwet. Ze werden mogelijk dank zij de gewelddadige actie van proletariërs, die door leden van de bourgeoisie tegen de regering werden opgejaagd. Een groepje liberale journalisten en advocaten trachtte zich van de leiding ervan meester te maken, maar zij streefden naar een vrijheid waarvan zij zelf voorlopig de termen niet konden of wilden definiëren. Een deel van de clerus steunde de rebellen. Geen objectief waarnemer kon bepalen of de opstand zich richtte tegen de Grootnederlandse staat, het protestantisme, de grondwet, het regeringsstelsel, het gouvernement dan wel de dynastie. Noch de Noordnederlandse ministers noch de publieke opinie in het Noorden hebben echter ook maar één ogenblik geaarzeld voor ze hun mening kenbaar maakten: het was een aanval van de Belgen op Holland. De Noordnederlanders hadden die al jaren gevreesd. Nu eindelijk, dachten zij, toonde de liberale en katholieke oppositie, die zo lang de schijn van legaliteit had trachten te bewaren, haar ware gedaante en brak de hartstocht van het muitzieke België tegen Holland los. Deze reactie - het enige vaste punt in een chaotische toestand - gaf richting aan de gang van zaken. De rebellen overwonnen hun onzekerheden; de harde tegenstrijdigheden in hun actie smolt het vuur van het hun zo ondoordacht ter beschikking gestelde nationale motief weg. Natuurlijk verdwenen de verschrikkelijke paradoxen van het gebeuren niet, maar zij verlamden niet langer de actie der zegevierende revolutie die de doelbewustheid van een nationale bevrijdingsoorlog werd opgedrongen. De regering en het Noorden in het algemeen gaven aan de opstand een nationalistisch karakter. Daaraan dankte hij zijn succesGa naar eind1.. In het begin van 1830 leek het of de economische bloei van het Koninkrijk verwelkte. De winter was streng en lang; landbouw en veeteelt waren in slechte staat. Overproduktie in de zuidelijke industrie leidde tot faillissementen, inkrimping, verlaging der lonen en werkloosheid. Dit schiep een | |
[pagina 134]
| |
reservoir van ontevredenheid en ellende waaruit de extremisten putten konden. In de avond van 25 augustus 1830 liep in Brussel voor het eerst een gevaarlijke volksmassa te hoop. Zij werd - maar men weet niet door wie - tegen de regering opgehitst en viel de huizen aan van diverse hoogwaardigheidsbekleders, op Van Maanen na allen Zuidnederlanders. Gedurende de volgende dagen bestormde het arbeidersproletariaat in de omgeving van Brussel en in het Luikse een aantal fabrieken en sloeg de machines kapot. Al op 26 augustus reageerde de Brusselse burgerij met het plan om een burgerwacht op te richten ter bedwinging van het volksoproer. De gouverneur van Brussel kon niet anders dan dit toestaan; hij moest eveneens aanvaarden dat bekende opposanten van de regering er een belangrijke plaats in bekleedden. De garde werkte zeer efficiënt. Op 27 augustus dempte zij, nog slechts een duizend man sterk, de opstand. Toen bezat zij zelf de macht in de stad. Parate troepen immers stonden de regering, die langzaam en voorzichtig strategische maatregelen trof in verband met de situatie in Frankrijk, in slechts zeer geringe mate ter beschikking: zij had in het hele land niet meer dan een 30 000 man onder de wapenenGa naar eind2.. Trouwens, de legerleiding was gaarne bereid aan de burgerwacht het vuile werk over te laten. Hoe gunstig de situatie voor de Waalse liberalen was, blijkt uit het feit dat de notulen van de Brusselse gemeenteraad van 28 augustus af niet meer in het Nederlands maar in het Frans werden gesteldGa naar eind3.. De liberalen volgden overigens nog het patroon van de negentiende-eeuwse revolutie en eisten herstel der grieven eerst langs wettige weg. De Koning, die op het Loo vertoefde, week en besloot op 28 augustus om tegen 13 september de Staten-Generaal in buitengewone zitting bijeen te roepen. Tegelijkertijd echter zond hij zijn beide zoons Willem en Frederik met troepen zuidwaarts. In september braken de opstandelingen het schema van een door burgers ten bate van liberale intellectuelen uitgebuite proletarisch-sociale actie. In het begin van de maand werd het duidelijk dat een liberalisering van het Rijk, waardoor hun, meenden zij, eindelijk de suprematie zou toevallen die hun recht was, door de Noordelijke publieke opinie met haar felle anti-Belgische uitingen niet zou worden geduld. Gedurende de volgende weken namen zij genoegen met de eis van een administratieve scheiding der twee delen onder de Oranjedynastie. Het dynamische België, niet langer meer gedwongen om - zoals de jonge Luikse doctrinair Devaux het in september uitdrukte in al sinds jaren gebruikte termenGa naar eind4. - het stagnerende of reactionaire Holland als een blok mee te slepen, zou dank zij deze formule de vrijheid krijgen zich progressief in Franse stijl te ontwikkelen, maar tegelijkertijd het Noorden als een natuurlijk object van zijn expansiebehoefte blijven behoudenGa naar eind5.. Het Noorden aarzelde. 's Konings oudste zoon - de toekomstige Willem ii - aanvaardde, toen hij eenmaal in Brussel was aangekomen, al op 3 september de bestuurlijke scheiding als de beste oplossing | |
[pagina 135]
| |
van de problemen. Op 4 september leek het publiek in Den Haag er eveneens voor gewonnenGa naar eind6.. De Koning echter, zwak en weifelend, scheen te weigeren. Op 3 september ontsloeg hij Van Maanen, op 5 september droeg hij aan de Staten-Generaal, die op 13 september bijeen zouden komen, de beslissing over bestuurshervormingen op. Deze besloten pas op 29 september tot scheiding. Maar toen hadden de Luikse en Brusselse liberalen, totaal gedesillusioneerd en in verschrikkelijke verwarring, ook deze eis opgegeven en zich uitgesproken voor afscheiding. Zij die naar de suprematie in het Rijk streefden, wilden nu dat het Rijk in tweeën brak. De oorzaak van deze ontwikkeling der liberale revolutie naar een scheuring lag bij de felle anti-Hollandse stemming van de Belgische katholieke volksmassa, vooral in Vlaanderen, waarop de revolutie steunen moest en bij de noordelijke publieke opinie. In augustus en september zag men Holland zich met de regering identificeren en de regering, door de zuidelijke opstand als het ware naar het Noorden gedrongen, kon niet anders dan dit als feit aanvaarden. Deze situatie was echter allerminst de natuurlijke uitkomst van vijftien jaren eenheid. De regering had vijftien jaar lang het Noorden slechts bestuurd, maar in het Zuiden een scheppende politiek gevoerd. Toen zij in 1829 en in het begin van 1830 op ernstige tegenstand tegen haar oud-liberale gedragslijn stuitte, had zij belangrijke concessies aan de liberale en rooms-katholieke romantici gedaan. Eens te meer had zij haar politiek naar de eisen van de situatie in het Zuiden hervormd. Maar in de zomer van 1830 verwierf het Noorden, niet verlamd door de tegenstellingen en de onrust die het Zuiden verzwakten, een nieuwe invloed en drong het de zuidelijke oppositie van de hoop op liberale, dat is zuidelijke, suprematie, tot administratieve scheiding en vandaar tot afscheiding. De enige kracht die het Noorden aan de regering kon geven was negatief. Het wilde de opstandelingen bestraffen, niet echter met het doel het Zuiden voor het Rijk te behouden, maar omdat men nu eenmaal in een geordende staat geen rebellie kan dulden. Op 23 september rukte 's Konings zoon prins Frederik aan het hoofd van zijn troepen Brussel binnen. Hij trad op als representant van de Noordelijke Nederlanden waarmee de regering zich vereenzelvigd had. De reactie van de opstandelingen lag voor de hand. De afscheiding, een minimumeis van een kleine groep extremisten die hoop op beter hadden opgegeven, kreeg een heftige emotionele betekenis; zij werd tot het hoge ideaal van vrije, nationale onafhankelijkheid. De aanval op Brussel werd te laat ingezet en aarzelend uitgevoerd. De tienduizend man sterke keurtroepen stuitten in de stad op felle tegenstand door een secessionistisch Voorlopig Bewind (Commission administrative), dat zich op 26 september tot voorlopige regering van heel België opwierp, eigenlijk meer met dankbaarheid aangezien dan effectief geleid. In de nacht van 26 september trok het leger uit de stad weg. De verliezen van de | |
[pagina 136]
| |
gewapende macht en van het stedelijk verzet liepen in de honderden. Kort daarna begon het leger uiteen te vallen; Zuidnederlandse officieren en sollaten, aangetrokken door het nationale enthousiasme en door de mogelijkheid van een snelle carrière, verlieten hun regimenten. Al spoedig stortte de regeringsmacht in het Zuiden volkomen in. De gedesorganiseerde troepen trokken zich achter de oude grenzen van de Republiek der Zeven Provinciën terug. Ook in Vlaanderen, dat tot nog toe steeds geaarzeld had omdat zij, trouw aan de Kerk, bang was voor een navolging van de Juli-revolutie en bovendien door de regeringsgarnizoenen werd beheerst, sloten zich nu belangrijke groepen bij de nationaal geworden opstand aan. De regering en de noordelijke publieke opinie lieten hun overigens weinig keus. Al was het ieder duidelijk, dat Vlaanderen veel later in beweging kwam dan de Waalse gewestenGa naar eind7., een poging om de Nederlandstalige Belgen tegen de Waalse liberalen te gebruiken werd terecht niet gedaan, zelfs niet door de Prins van Oranje, die in oktober enkele weken lang van Antwerpen uit vat probeerde te krijgen op de gebeurtenissen maar, nauwelijks gesteund en ten slotte openlijk tegengewerkt door de Koning, zonder tact en zonder enig succes. Een dag na de aankomst van de Prins te Antwerpen riep Willem i in een luide proclamatie het trouwe Noorden tot bescherming van de geboortegrond tegen de muiters op. Brussel, waarheen uit alle delen van België de patriotten toestroomden, begon met opmerkelijke snelheid aan de bouw van een nieuwe staat. Het waren nu niet meer alleen de romantische liberalen die zich aan de revolutie ter beschikking stelden, ook de romantische katholieken steunden haar en zelfs zo doelbewust, dat een Fransman haar als ‘kokend wijwater’ kenschetsteGa naar eind8.: Brussel was vol pastoorsGa naar eind9.. Het centrale comité van de voorlopige regering bestaande uit Louis de Potter, Charles Rogier, Sylvain van de Weyer (1802-1874) - de ambitieuze, romantische, liberale wijsgeer, navolger van Victor Cousin - en weldra ook graaf Felix de Mérode (1791-1857), ultramontaan en aanhanger van Lamennais, die tot 1830 op zijn goederen in Frankrijk woonde en nu de nationaal-katholieke zaak kwam helpen, verklaarde op 4 oktober dat de Belgische provincies, met geweld losgescheurd van Holland, een onafhankelijke staat vormdenGa naar eind10., benoemde twee dagen later een commissie om een nieuwe grondwet te ontwerpen en schreef op 10 oktober verkiezingen uit voor een grondwetgevende vergadering welke, met een herinnering aan de Amerikaanse invloed op de Brabantse Revolutie, Nationaal Congres werd gedoopt. Maar al voor de volksvertegenwoordiging gekozen was, riep de regering uit de hoogte van haar nog arbitraire macht in een snelle reeks van decreten de talloze nieuwe vrijheden van het Belgische volk uit, onder andere die van onderwijs, vereniging, pers en godsdienst. Op 3 november hadden de verkiezingen plaats. In tegenstelling met het voor-revolutionaire gebruik waren zij direct. Bo- | |
[pagina 137]
| |
vendien gaf niet alleen de census maar ook bekwaamheid kiesrecht. De invloed van het kiezerskorps groeide dank zij dit stelsel; de omvang ervan nam daarentegen in vergelijking met de toestand onder het Verenigd Koninkrijk sterk af, zoals bijvoorbeeld Rogier voorzien en gewild hadGa naar eind11.: het daalde van ongeveer 60 000 tot ongeveer 46 000 van wie nog geen 30 000 werkelijk aan de verkiezingen deel namenGa naar eind12.. Op 10 november opende het Congres zijn vergaderingen. Het telde 200 leden. De meesten waren bourgeois, in vele gevallen kleinburgers. Slechts zeer weinigen kwamen voort uit de kringen van industrie en haute finance. De jonge, bezitloze intellectuelen en advocaten en de representanten van het grootgrondbezit verwierven meer invloed. Bijna de helft van de Congresleden was beneden de veertig. Er waren een twintigtal orangisten, een stuk of wat reactionairen, een handvol antiklerikale republikeinen, enkele tientallen mensen die België in het door hen als moederland beschouwde Frankrijk wilden zien opgenomen, dertien priesters in hoofdzaak van zeer democratische overtuigingGa naar eind13.. Veruit de meerderheid, zowel liberaal als katholiek, hoopte op de basis van de romantische katholiek-liberale Unie van 1828 een staat te vestigen waarin slechts de vrijheid heersen zou. Al op 22 november besliste het Congres over de vorm die België zou krijgen: het zou een parlementaire monarchie worden. Gedurende de volgende maanden bracht men er al de raderen in aan die haar moesten doen werken: ministeriële verantwoordelijkheid, directe verkiezingen zowel voor de kamer van Afgevaardigden van 102 leden als voor de Senaat van 51 leden, een kiesrecht gekoppeld aan een census van 20 tot 100 gulden, belangrijke vrijheden voor de gemeenten. Op 3 maart bepaalde een kieswet nauwkeuriger de samenstelling van het electoraat. Het resultaat was een stelsel dat het platteland begunstigde boven de steden en - evenals in 1830 - aan ongeveer 46 000 mannen kiesrecht gaf. Dit maakte België, met één kiezer op 95 inwoners tegen Frankrijk met één op 160, tot het meest democratisch geregeerde land in Europa - in Nederland, waar het kiesrecht aan een relatief meer dan tweemaal zo grote groep behoorde, waren de verkiezingen tot 1848 indirect en zeer weinig representatief en bezat het Parlement onvergelijkbaar veel minder macht. Het eigenaardige van deze grondwet wordt in de tekst ervan, waarvan bijna de helft aan de grondwet van 1815 en meer dan een derde aan de Franse constitutie van 1830 ontleend wasGa naar eind14., nauwelijks uitgedrukt. De felle en op hoog niveau staande debatten van het Congres echter wijzen aan in welke zin de artikelen geïnterpreteerd moeten worden. De gedelegeerden gebruikten de Franse, Engelse, Amerikaanse formules voor een neogotische constructie. Hun gepassioneerde vooruitstrevendheid nam de middeleeuwse triomfen van stedelijke vrijheid en kerkelijk leven als haar vertrekpunt. Maar tegelijk waakte het Congres met grote zorg ook voor de | |
[pagina 138]
| |
individuele vrijheden van mens en burger. Haar glorieuze succes dankte de grondwet aan deze boeiende harmonie van historische herinnering en enthousiaste, individualistische dynamiek. De staat, het monster van de moderne tijd, werd getemd. Zijn werk zou in volkomen openbaarheid gedaan moeten worden. Hij zou zelfs zijn tegenstanders het zwijgen niet kunnen opleggen en inderdaad mochten ook de binnenlandse vijanden van het nieuwe België, de aanhangers van Koning Willem i, in hun orangistische kranten de hatelijkste laster over het jonge regime publiceren. Zo week de staat voor het individu. Ook echter week hij voor het representatieve zelfbestuur van de gemeenten en voor de invloed van de door de regering financieel gesteunde Kerk waaraan hij in feite bijvoorbeeld de zorg voor het onderwijs liet. Toen het Congres in februari 1831 deze triomfantelijke grondwet aannam, stond de natie die het een vorm gaf, voor onoplosbaar lijkende problemen. Het viel de regering moeilijk om geld te vinden. De belastingen werden slecht opgebracht; in oktober 1830 mislukte een vrijwillige lening en de hulp die enkele Parijse banken boden, bleef maand in maand uit aarzelend en onvoldoendeGa naar eind15.. De economie stagneerde. Niets wees er voorlopig op dat Belgiës nieuwe vrijheid een nieuwe energie wakker riep. De grote industriëlen in Gent of Luik, de grote kooplieden in Antwerpen, die van 1815 tot 1830 dank zij de steun van Willem i belangrijke centra van modern leven geschapen hadden, verachtten het revolutionaire België en bestreden het. Het leger viel snel uiteen toen de Nederlanders zich eenmaal achter de oude grenzen hadden teruggetrokken. De internationale positie van de jonge staat werd in het begin van 1831 ernstig verzwakt door de fouten van het Congres, dat in zijn naïeve en hartstochtelijke zelfverheffing de realiteiten van zijn Europese omgeving scheen te vergeten. In Brussel kon het lijken of de toekomst van Europa beslist werd door het revolutionaire idealisme van België. In feite echter was Belgiës toekomst van de wil der grote mogendheden afhankelijk. Al eind september 1830 deed Willem i een beroep op Groot-Brittannië, Pruisen, Oostenrijk en Rusland om hem in zijn strijd tegen de revolutie te steunen en de door hen gebouwde staat van 1815 te redden. De internationale situatie was echter van dien aard dat geen der mogendheden enige feitelijke bijstand kon verlenen. In oktober werd besloten om in Londen een Conferentie van de vier en Frankrijk te beleggen. Haar taak was duidelijk omschreven: zij moest ervoor zorgen dat de opstand geen algemene oorlog ten gevolge zou hebben. Al spoedig schenen het Belgische Congres en de Londense Conferentie in een wedstrijd om het diplomatieke initiatief gewikkeld. Het Congres begon met het tempo aan te geven: het riep op 18 november 1830 de onafhankelijkheid van België uit; de Conferentie volgde op 20 december. Op 24 november verklaarde het nooit een lid van het Huis van | |
[pagina 139]
| |
Oranje als soeverein te zullen aanvaarden, zodat de Engelsen hun pogingen om de Prins van Oranje tot Belgisch koning te verheffen moesten opgeven. Toen echter kwamen de moeilijkheden. In januari 1831 decreteerde de Conferentie dat België eeuwigdurend neutraal moest blijven en wees zij aan Nederland de gebieden toe die de Republiek in 1790 bezeten had, terwijl Luxemburg aan Willem i, de Groothertog ervan, zou blijven behoren. De Belgen echter wilden zowel Limburg als Luxemburg in hun staat opnemen (en legden dat ook expliciet in de grondwet vast) op grond van het onbetwistbaar juiste feit dat beide gebieden in meerderheid revolutionair gezind waren. Evenmin berustte het Congres in de financiële regelingen van de Conferentie. Toen het in februari 1831 bovendien de fout beging om de zoon van de Franse Koning tot soeverein uit te roepen - een kandidatuur, die Lodewijk Filips zich haastte af te slaan - was het duidelijk dat de Belgen het initiatief verloren hadden. Het besluit van het Congres (24 februari) om zijn voorzitter, de Luikse baron Surlet de Chokier - een vriendelijk, eenvoudig man zonder energie en zonder enig vertrouwen in de levensvatbaarheid van de staat - dan maar tot regent te benoemen, typeert de apathie die volgde op de al te heftige emoties. In 1830 had de starre publieke opinie in het Noorden de liberale opstand in het Zuiden tot een nationale revolutie gemaakt. In 1831 bevrijdde de koppigheid van Willem i de Belgische natie uit haar gevaarlijke isolement. 's Konings positie, die in het begin van 1831 gunstig leek, werd zwakker toen de Belgen in het voorjaar begonnen te begrijpen dat zij zich alleen door Engelse steun uit de impasse konden redden en dus de Engelse kandidaat voor de troon, Leopold van Saksen-Coburg, dienden aan te nemen. Als prijs kregen zij van de Conferentie een nieuwe regeling (de 18 artikelen van juni 1831), die ondanks haar vaagheid gunstiger was dan het protocol van januari en door de Nederlandse Koning dan ook werd verworpen. Formeel was het gedrag van Willem i geheel juist. Er was voor hem geen enkele reden om de zigzaglijn van de Conferentie te volgen. Evenmin was er voor hem reden om zich neer te leggen bij de verkiezing van Leopold tot Belgisch Koning waartoe het Congres op 4 juni besloot en die de Co-burger al op 26 juni aanvaardde. Zelfs was in augustus 1831 zijn gewapende inval in België juridisch ongetwijfeld even gerechtigd als militair: tot verbazing zowel van de Nederlanders als van de nog steeds niet geheel op de grond van de realiteit teruggevallen Belgische politici, bleek er nauwelijks een Belgisch leger op de been te zijn. Politiek gesproken had dit alles echter weinig zin. De Fransen traden snel op tegen de Nederlanders, die dan ook dadelijk het land weer verlieten. Nu is het waar dat Willem i dank zij zijn tiendaagse veldtocht van de Conferentie gunstiger voorwaarden verwierf (de 24 artikelen van oktober 1831), maar hij profiteerde daar niet van en sloeg ze af. De Belgen echter aanvaardden hen wel. Het resul- | |
[pagina 140]
| |
taat was dat Nederland diplomatiek geheel geïsoleerd werd en zelfs de steun van de conservatieve mogendheden spoedig verloor. |
|