De Lage Landen 1780-1980
(1986)–E.H. Kossmann– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
4. De resultaten in Noord en ZuidNederland en België beleefden onder de dreiging, de druk en de stimulans van dezelfde buitenlandse invloeden totaal verschillende ervaringen. Zij keerden zich van elkaar af. Pas na 1810, toen bij voorkeur Belgische ambtenaren als prefecten in het ingelijfde Nederland werden aangesteld, omdat zij geacht werden tweetalig te zijn, wendden de landen het gezicht iets meer naar elkaar toe. Vóór die tijd echter werkte Nederland in een merkwaardige isolatie aan zijn individuele experimenten en reageerden de bevolkingsgroepen er vaak op een volstrekt aan het Belgische patroon tegengestelde manier. Uiteraard is de rol van de rooms-katholieken in beide landen het meest opvallende voorbeeld hiervan. Want al wist men in Nederland van het lot der Kerk in Frankrijk en België en al waarschuwden sommige geestelijken tegen de revolutionaire ideologieGa naar eind95., er kan geen twijfel aan bestaan dat de sterke katholieke minderheid in Nederland de revolutie van 1795 over het algemeen heeft gesteund en in 1798, toen in België onder vigeur van de grondwet van 1795 de vervolgingen van de priesters op gang kwamen, het radicale constitutie-ontwerp dat op dit voorbeeld was gebaseerd, goedkeurde: de hoge percentages voorstemmers in een vrijwel homogeen katholieke provincie als Noordbrabant of in een provincie als Overijssel, waar de rooms-katholieken 34% der bevolking uitmaakten, in gesloten groepen bijeenwoonden en het economisch waarschijnlijk vrij moeilijk haddenGa naar eind96., bewijzen dit. En zoals het Nederlandse katholicisme politiek radicaal was omdat alleen het radicalisme de emancipatie kon brengen (inderdaad verdwenen de katholieken grotendeels uit de regering na de val van de radicalen in juni 1798) en er in de rustige Nederlandse samenleving geen gevaar van antikerkelijke excessen bestond, zo was het Nederlandse radicalisme weliswaar niet principieel prokatholiek, maar toch in elk geval ook niet principieel antiklerikaal. Het enigszins parochiale karakter van de Nederlandse revolutie kan gemakkelijk uit de uitzonderlijke Nederlandse toestanden worden verklaard; het verscherpte echter het contrast met België dat, opgenomen in een geweldig continentaal rijk, in de lotgevallen ervan deelnam en zich richten moest naar Parijs. De revolutieperiode brak de Belgische grenzen naar het zuiden af, zij sloot de Nederlandse aan alle zijden. Moet echter de nationalistische reactie tegen de Franse invloed niet als de drijvende kracht van het zich vormende Europa gezien worden en valt dus het ontbreken hiervan in België te beschouwen als een symptoom van een zekere achterlijkheid? Dit is niet onmogelijk. Maar dan dient hier onmiddellijk aan toegevoegd, dat het Nederlandse nationalisme, voor zover het zich handhaafde, noch in diepte noch in omvang groeide. Het bleef de trouw bewaarde emotie uit de patriottentijd, die zelfs bij de radicalen haar heftigheid verloor. | |
[pagina 94]
| |
Slechts op één niveau was er contact tussen Nederland en België. De weinige uitgeweken Nederlandse orangisten en de kleine groep Belgische emigranten - in hoofdzaak leden van de Brabantse Statenvergadering en de hoge clerus - overlegden al sinds de eerste jaren van de catastrofe over een hervatting van Van der Noots plannen tot een Nederlands-Belgische federatie. De zoon van stadhouder Willem v - de latere koning Willem i - steunde deze projecten die vooral in 1799 tijdens de hoopgevende Engelse landing in Noordholland enige actualiteit schenen te krijgen. Zijn vader echter verzette er zich tegen en eiste in elk geval met evenveel nadruk als de Belgische emigranten, dat de geprojecteerde federatieve staat op een volstrekt conservatieve basis zou steunen en de machten van het Ancien Régime herstellen zou. Door het gerucht van de staatkundige hervormingen zowel in Nederland als in België klonken deze verlangens als echo's it de al zo ouderwets en onvolkomen schijnende patriottentijd. |