vroegmoderne geschiedenis schreven en hun
stellingen mondeling verdedigden: een prachtig gebruik! - en hij doceerde vaak
en regelmatig in allerlei lossere verbanden met de collega's mee.
En dan was er het seminar voor postgraduates, de hoogste vorm
van onderwijs die er was. Het was voor een docent een eer zo'n eigen seminar te
leiden. Ik had er een van Renier geërfd en wist totaal niet wat ik ermee aan
moest. Renier had immers slechts twee undergraduates en geen enkele postgraduate
nagelaten, opzettelijk, want hij had al enige tijd geen studenten meer
aangenomen aangezien hij, zei hij, er niet zeker van kon zijn dat dezen bij zijn
opvolger in even goede handen zouden zijn als in de zijne. In feite kwamen naar
dit seminar in het begin dan ook uitsluitend collega's die een of andere
connectie hadden gehad met Geyl, Renier, Nederland en de Nederlandse
geschiedenis. Daar waren vrouwen en mannen van kwaliteit onder, creatieve mensen
met bekende oeuvres op hun naam of bezig die te schrijven, ervaren onderzoekers
die veel talen kenden, lang in allerlei buitenlanden hadden gewoond en er in de
archieven hadden gewerkt: de levendige en originele Charles Boxer, de jonge
Graham Gibbs, Alice Carter, die aan de London School of Economics doceerde, de
Noorse historica Ragnhild Hatton, die bij Renier was gepromoveerd, de Spaanse
Isabel de Madariaga en allerlei anderen, een gezelschap dat om de week
bijeenkwam, verwachtte dat er iets gebeuren zou en zelf met een mij in het begin
volkomen overdonderende spraakzaamheid het woord voerde. Vooral de vrouwen
maakten indruk. Ik heb beslist nooit een groep historicae gekend die m zo'n
adembenemend tempo hun inzichten met zoveel eruditie, zo'n beheersing van de
kleinste details van de soms nogal exotische onderwerpen waarin zij
geïnteresseerd waren, op zo krachtige toon uitwisselden. Wat had ik, een Leidse
provinciaal, deze mensen te bieden?
Om enige structuur aan dit seminar te geven stelde ik voor dat mijn vrouw en ik
enkele keren per jaar een uitvoerige kritische beschouwing zouden wijden aan de
Nederlandse historische studies die er verschenen. Dit bleek een nuttige en
welkome sugges-