onderging, zich
niet langer in constitutionele teksten uit. We hebben ze voor onze indelingen
ook niet nodig: tot 1945 toe hebben we ruim voldoende aan oorlogen en
interbellum.
Na 1945 loopt het mis. Dat de Nederlandse samenleving in de laatste halve eeuw
sterk is veranderd, zal niemand ontkennen, maar waar men de cesuren moet
plaatsen is bepaald niet evident. In de late jaren zestig en de jaren zeventig
leek het de hervormers van toen dat zij de grote breuk met het verleden aan het
bewerken waren en zodoende een nieuw hoofdstuk openden. Zij schiepen het beeld
van een in de jaren veertig en vijftig traditioneel gebleven, in verzuiling en
kleinburgerlijkheid verstard Nederland, dat dankzij hen begon het juk af te
werpen en de kerken te verlaten. Zo werden de jaren vijftig in de ogen van de
jeugd die toen opgroeide, een periode van saaie, kleingeestige, angstige
discipline, doorleefd in huiskamers vol theelichtjes en geraniums en spruitjes.
Het is interessant dat deze voorstelling decenniënlang in stand is kunnen
blijven en pas nu door serieuze historici ter discussie wordt gesteld. In 1997
keerden Doeko Bosscher en J.C.H. Blom zich in principiële artikelen (
bmgn
, p. 209-225 en 517-528) tegen deze karikatuur. En daarmee elimineerden zij
op deskundige wijze het enige patroon dat in onze laatste halve eeuw tot nu toe
werd ontdekt.
Ik ben nooit een rebel geweest. Ik heb me ook nooit een verdwaalde in de eigen
tijd gevoeld. Ik heb altijd gemeend dat ik keurig paste in de wereld waarin ik
leefde. Zolang de door Bosscher en Blom bestreden visie op ons jongste verleden
in onze collectieve waarneming nog heerste, verlustigde ik mij echter in de
originaliteit van mijn eigen bestaan, dat ik graag ervoer als daar totaal mee
strijdig. Toen ik omstreeks 1980 in de laatste hoofdstukken van mijn De Lage Landen. 1780-1980 (Amsterdam 1986) de jaren vijftig en
zestig behandelde, had ik de interessante sensatie een samenleving te
beschrijven waarvan ik het ritme en de ontwikkeling niet had meebeleefd. Met de
verzuiling had ik nooit iets te maken gehad en de afbraak ervan liet mij
persoonlijk totaal onverschillig. Mijn jaren vijftig begonnen in Parijs en ein-