juni 1917,
blijkt Van Dishoeck in Hilversum bereid het bundeltje uit te geven en begin
november 1917 was het er, een boekje van zevenendertig kleine pagina's, anoniem,
want de auteur van deze speelse rijmen, eenentwintig jaar toen hij ze schreef,
vierentwintig jaar toen ze gedrukt werden, geneerde zich, vooral tegenover zijn
zeer kritische en geleerde vader, een beetje voor wat deze, vreesde hij, als een
zinloos, de strenge studie vertragend tijdverdrijf zou beschouwen. Hij had hem
ook nooit iets over zijn literaire ambities onthuld. Toch was hij heel tevreden
met de verschijning van deze dichtbundel, die zijn enige zou blijken te zijn.
Merkwaardig genoeg overigens werkte hij juist in deze herfst van 1917 aan een
sonnettencyclus en schreef hij kort daarna een ‘episch leerdicht’ van niet
minder dan tweeëntwintig getypte pagina's dat hij, denk ik, als het hoogtepunt
van zijn dichterlijke oeuvre beschouwde (nog in de jaren dertig tastte hij de
mogelijkheid van publicatie af), maar dat mij, nu ik het tachtig jaar na het
ontstaan doorlees, hulpeloze bombast lijkt.
Hoe dit zij, Uit's werelds poppekast is zonder twijfel een
appetijtelijk boekje, sierlijk van uiterlijk en inhoud, soms bepaald flauw, soms
pittig en puntig, soms te vol van een ironie die omsloeg in zelfgenoegzaamheid.
Het had geen enkel succes. Nog in de maand van verschijnen kraakte Henri Borel,
toen een bekende letterkundige, het in de Haagse krant Het
Vaderland af. En verder gebeurde er niets. Frits Kossmann nam toen een
initiatief. Hij kende Jan Romein uit een commissie die een betere organisatie
van de studenten wilde en de plaats van het corps zocht te verkleinen, en zij
boomden weleens met elkaar tot in de kleine uurtjes van de nacht. Romein was
Leids redacteur van het Algemeen Nederlandsch Studentenweekblad Minerva. Als zodanig schreef Frits hem begin december 1917 een lange,
merkwaardige brief, ‘vol van hypothetische en conditionale bijzinnen’ zoals hij
het zelf uitdrukte: heb je de Poppekast in de
boekwinkeletalages zien liggen, heb je het gelezen, weet je - geheim! geheim! -
dat ik er de auteur van ben, zie je, wanneer je het gelezen hebt of lezen gaat,
dat mijn pleidooi voor nieuwe levensvreugde en mensen-