vember stierf de bewonderde man. ‘Uw leerling denkt dat hij een
vriend verloor,’ dichtte Frits Kossmann in een diep ontstelde passage in zijn
dagboek. Het vertaalde boek verscheen na Speyers dood. Ook met Speyers in 1914
benoemde opvolger, J.Ph. Vogel, had hij contact. In 1917 deed hij tentamen bij
hem en hij maakte, graag muziek met diens vrouw. En Huizinga, Speyers promotus,
Vogels oude bekende, die in 1914 in Leiden werd benoemd? Op 27 januari 1915
sprak Huizinga zijn oratie over historische levensidealen uit. Frits, die toen
enige tijd in Den Haag woonde, bezocht de plechtigheid en reisde daarna door
naar Amsterdam, waar zijn meisje - tweeëntwintig jaar, net als hij - verbleef.
Die avond besloten de twee dat zij eens zouden gaan trouwen ondanks de grote
moeilijkheden die zij verwachtten: het meisje, mijn zeer dierbare moeder, kwam
uit een Haags arbeidersmilieu,. had uitsluitend de lagere school doorlopen en
zou voor Frits' ouders waarschijnlijk onaanvaardbaar zijn. De moeilijkheden
kwamen er inderdaad, maar zij Welden vol. In 1919 konden zij zich verloven, in
1920 had het huwelijk plaats. Vandaar dat later in het dagboek soms naar
Huizinga's Leidse oratie als een kerndatum uit hun persoonlijke leven verwezen
wordt.
Op 21 mei 1915 deed Frits Kossmann bij Huizinga tentamen in de algemene
geschiedenis, de laatste prestatie die hij voor zijn kandidaats moest leveren.
In zijn dagboek geeft hij er het volgende verslag van:
Vanochtend hield ik mij verder met geweld van de 19e eeuw af, zooals ik
mij dat gisterenavond had voorgenomen, bladerde wat in mijn aanteekeningetjes
over de andere gedeelten, [...] speelde nog wat piano. (Ik schreef'n motiefje
op, dat misschien ook als variatie op 't wiegelied-thema kan dienen, dat mij
door 't hoofd spookte sinds ik opgestaan was, en met zijn viermalig herhalen van
een onheilzwangere kwartsprong in leege octaven werkelijk tot de gemoedstoestand
van vanmorgen hoort.) [...] Ik was om 2 uur bij Huizinga. Zijn loome manier van
vragen en heelemaal geen leiding aan het gesprek geven en de voortdurende angst
van weer in de 19e