Familiearchief
(1998)–E.H. Kossmann– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Bijlage I
| |
[pagina 63]
| |
Hij had in Göttingen en Jena medicijnen gestudeerd, maar de studie niet voltooid. Toen had hij dienst genomen in het Pruisische leger en in 1831 als officier meegestreden in de Pruisisch-Russische campagne tegen de Poolse opstandelingen. Hij leefde wild, joeg zijn erfenis erdoor en besloot in 1833 naar Nederlands Oost-Indië te vertrekken om daar in Nederlandse dienst te gaan. Het schip waarop hij meevoer, leed echter schipbreuk en zo kwam hij in Engeland terecht, waar hij als huisonderwijzer zijn brood verdiende. En daar kwam hij in aanraking met het christendom, daar bekeerde hij zich, in 1839, en daar begon hij - zich in leven houdend met lessen in Hebreeuws, Duits, Frans ‘and other branches of education’ - theologie te studeren. De Scottish Society for Israel's Conversion zond hem vervolgens naar Moldavië. Toen hij was teruggekeerd voltooide hij in Edinburgh een medische studie. In 1850 ging hij voor de Society in Noord-Afrika werken. Men vindt deze geschiedenis in het nog steeds gebruikte werk van J.F.A. de le Roi, Die evangelische Christenheit und die Juden unter dem Gesichtspunkt der Mission geschichtlich betrachtet, deel III (1892) p. 283 e.v., deskundig samengevat. Het verhaal is op enkele punten correct; de gegevens over familie en geboorte zijn min of meer juist. Ook de uitzending naar Noord-Afrika in 1850 is verifieerbaar.Ga naar eind77 De rest (ingewikkelder nog dan wat ik meedeelde) is zo totaal onwaar, het is zo'n op niets gebaseerde, met geen enkel aantoonbaar feit verbonden fantasie, dat het moeilijk is te begrijpen waarom een in zijn eigen kring later kennelijk hoog vereerde man de behoefte heeft gehad zijn gezin en zijn vrienden te vergasten op deze onzinnige voorstelling over zijn jonge jaren. Moet men er de suggestie in lezen dat de joodse jongeling dreigde onder te gaan, zijn kapitaal in uitspattingen verbraste, berooid en desperaat zijn heil in de koloniën zocht maar als gevolg van een schipbreuk (een ‘act of God’) ver van zijn mislukte jeugd, de weg vond naar de Waarheid en, dankbaar voor zijn redding, zich in dienst daarvan stelde? Maar nee, wanneer dat de strekking van het verzinsel was, dan was het onbeholpen georganiseerd, want het duurde na de schipbreuk vol- | |
[pagina 64]
| |
gens deze teksten niet minder dan zes jaar voor Philip christen werd. Een dossier in het stadsarchief van Frankfort aan de MainGa naar eind78 verschaft informatie die het ons mogelijk maakt zijn loopbaan vanaf zijn negentiende tot zijn tweeëndertigste jaar vrij nauwkeurig te volgen. Avontuurlijk was deze niet. Toen Philip een vak moest leren, werd hij bestemd voor de lithografie, een nieuw bedrijf dat niet onder gildereglementen viel en daarom voor joden toegankelijk was. Van 1829 tot 1832 leerde hij het werk bij Henry Cohn in Bonn die hem daarna in volle dienst nam. Maar algauw bevredigde dat de jongeman niet. Hij vertrok- geheel op eigen verzoek, zoals zijn werkgever later verklaarde - naar Frankfort, centrum van boekhandel, uitgeverij en drukkerij. Hij vond er in 1834 emplooi bij de joodse firma B. Dondorf, de in de Saalgasse een lithografisch bedrijf had, gespecialiseerd in het maken van speelkaarten.Ga naar eind79 Waarschijnlijk maakte hij via Dondorf kennis met Judemann Beer Doctor, die stamde uit een oude joodse artsenfamilie,Ga naar eind80 en diens dochter Betsy. Philip en zij wilden al spoedig trouwen en de vader had daar geen bezwaar tegen, maar een huwelijk met een meisje uit de zogenaamde Israëlische burgerij van Frankfort was alleen mogelijk wanneer Philip Heyman zelf in die burgerij was opgenomen. De aanstaande schoonvader diende daartoe in 1835 bij het stadsbestuur voor hem een aanvrage in, voorzien van een aantal bijlagen: verklaringen omtrent zijn geboorte, zijn opleiding bij Henry Cohn, zijn werkzaamheden bij Dondorf, die zijn talent en zijn nauwgezette plichtsbetrachting loofde. Het stadsbestuur ging op het verzoek echter voorlopig niet in. Jaar in jaar uit herbaalde Judemann Beer Doctor zijn pogingen. Pas na diens dood, ditmaal op verzoek van Betsy's moeder, verleende de stad Heyman zijn burgerschap (januari 1843). De twee konden trouwen en het eerste wat ze vervolgens deden, was zich laten dopen, want in februari legden zij aan de stad hun doopbewijs over. De burgereed die Heyman eind maart 1843 aflegde, was dus die van een volberechtigde Frankforter burger. | |
[pagina 65]
| |
Hoe Philip in aanraking was gekomen met het christendom, is uit deze gegevens niet op te maken. Misschien was hij geïnspireerd door de beslissing van zijn neef Heinrich, die zich in 1836 had laten dopen. Of was zijn belangstelling voor het christendom gewekt door de christelijke connecties van zijn joodse werkgever Dondorf, die lid was van het ‘Montagskränzchen’, een gemengd christelijk-joods gezelschap van heren uit de burgerstand? Hoe dat zij, in de jaren dat hij in Frankfort werkte was daar een zendingspost van de in Duitsland zeer actieve London Missionary Society.Ga naar eind81 Het is duidelijk dat zijn overgang naar het christendom evenmin als die van neef Heyman/Heinrich een gelegenheidsbekering was. Maar terwijl Heinrich zich na zijn doop eerst in Dorpat en toen in Sint-Petersburg vestigde en met een Baltische domineesdochter trouwde, trad Philip Heyman, die zijn naam omdraaide en er Herman Philip van maakte, zelf in dienst van een der genootschappen welke zich vanuit Groot-Brittannië actief bezighielden met de zending onder de joden, de Scottish Society for Israel's Conversion. Dat kan op zijn vroegst in 1843 zijn beslag hebben gekregen. Hij schijnt eerst in Roemenië te hebben gewerkt en werd in 1850 uitgezonden naar Noord-Afrika. Zijn standplaats was Algiers en daarna Alexandrië, waar hij een goedlopende school voor jodinnen oprichtte, maar hij zocht ook daarbuiten contacten en verzorgde bovendien voor het Britse Bijbelgenootschap de verspreiding van bijbels. Hij publiceerde allerlei - niet alleen de hierboven genoemde Arab Grammar. De Bibliothèque Nationale bezit een Traité religieu... van dertien gelithografeerde pagina's van de hand van ‘M[onsieur]. Philip, ministre de la religion protestante’, gedrukt in Algiers in 1851 en, eveneens van ‘le Révérend Philip’, een bijbeleditie in het Hebreeuws, ook in Algiers gedrukt, nu in 1854. De British Library bevat, behalve de Arab Grammar, een Holy Bible with notes by the Rev. J. Brown and extracts from the best biblical authors, ed. by the Revd H, Philip, with coloured engravings, gedrukt in Londen (1859-1863). Hij maakte allerlei vertalingen uit het Duits, ook in het Italiaans, | |
[pagina 66]
| |
en Mrs Herman Philip vertaalde een Duits stichtelijk verhaal, dat in 1859 in Edinburgh verscheen.Ga naar eind82 In 1860, nadat de Scottish Society haar activiteiten had gestaakt, ging herman Philip werken voor de British Society for Propagation of the Gospel among the Jews. Deze zond hem uit naar Jaffa als ‘medical missionary’ en later roemde men hem om zijn efficiënte en moedige optreden tijdens een cholera-epidemie die daar in 1868 gewoed had. Een van de schrijvers in de Jewish Herald weet dat Philips vrouw, na hem vele jaren te hebben gesteund, ook bij zijn publicaties, in 1862 in Jaffa aan tyfus gestorven was. Hij moet enkele jaren daarna hertrouwd zijn en nog drie kinderen hebben gekregen, maar zijn tweede vrouw overleed naar het schijnt kort voor 1870. Daarna werd Philip naar Italië overgeplaatst, naar Livorno eerst en toen naar Rome. Hij preekte en deed, lijkt het, vooral sociaal werk in het vroegere joodse getto, geholpen door twee volwassen dochters, die er naaikransjes hielden en joodse vrouwen ‘Rock of Ages cleft for me’ leerden zingen. Maar niemand liet zich door hem dopen. Philip stierf op 3 fēbruari 1882 en het blad van de Society, The Jewish Herald, publiceerde dat jaar het ene artikel na het andere waarin zijn lof werd gezongen en er werd een fonds gesticht om zijn drie jongste kinderen, allen beneden de vijftien jaar oud, van een passende opvoeding te verzekeren. Zo verliep volgens de necrologieën in The Jewish Herald van 1882 dus de laatste fase van dit geagiteerde leven. Aangezien deze werden geschreven door collega's en vrienden die hem in zijn jaren bij de British Society hadden gekend, mogen we aannemen dat hun verhaal in grote trekken juist is. Toch krijgt de begaafde en idealistische man geen scherpe contouren. Misschien levert gezette studie van The Jewish Herald. vanaf 1860 nog enige zinrijke informatie op, maar de archieven van de Scottish Society en de. British Society schijnen verloren te zijn gegaan en over het zoölogische genootschap van de universiteit van Dublin, waarvan hij corresponderend lid was, heb ik geen inlichtingen kunnen krijgen. | |
[pagina 67]
| |
Niet alleen zijn fantasieën over zijn jeugd, ook de rijkdom aan titels en kwaliteiten die hij in zijn Arab Grammar van 1855 voor zich opeiste, wijzen wellicht op een neiging tot zelfdramatisering en zelfvergroting. Deze Arab Grammar is, aan de andere kant, een uiterst nuchter boekje. Ik bezit het. Philip zond uit Schotland een exemplaar naar zijn neef in Sint-Petersburg, mijn overgrootvader Heinrich, ‘with kindest regards from the author, Edinburgh October 1855’. Het telt eenentachtig bladzijden. Philip wilde de kennis die hij sinds zijn aankomst in Algiers in 1850 blijkbaar had opgedaan, in eenvoudige vorm samenvatten. Het boekje was bedoeld om interesse voor de taal te wekken zonder door grote geleerdheid en uitvoerigheid de gebruiker af te schrikken. De auteur had kennelijk studenten op het oog die op hun beurt zending in Noord-Afrika wilden gaan bedrijven. Hij beperkte zich voornamelijk tot semantiek en leverde allerlei praktische oefenstof, ontleend aan het dagelijks leven (‘Hoe kom ik bij de markt?’ ‘Die is aan de grote straat vlak bij de Engelse kerk’, et cetera), andere nuttige teksten (het onzevader en koranfragmenten), Arabische moralistische anekdotes en een systematisch ingerichte woordenlijst. Het boekje moest ook vooral niet te duur worden. Omdat de druk met Arabische lettertekens een kostbare aangelegenheid zou zijn, zegt Herman Philip in zijn voorwoord van september 1855, lithografeerde hij de hele tekst en de elegante omslagtekening zelf. Schenck en M'Farlane drukten het voor hem. Misschien geeft het karakter van dit werkje inzicht in het karakter van's mans werkzaamheid in het algemeen. Philip werd herhaaldelijk in warme termen geprezen om zijn uiterst efficiënt en moedig optreden wanneer de bevolking waarvoor hij zich inspande, werd getroffen door rampen, zoals een cholera-epidemie in Jaffa en een overstroming in Rome. Waar andere sociale werkers en artsen hulpeloos wegvluchtten, greep hij, schreef men, kloek, zakelijk en vol mededogen in. |
|