‘Ja, maar, dokter...’ zeverde Bartel Kunders, ‘ik wou alleen maar...’
Angelino werd ongeduldig en riep vanachter zijn schrijfbureau waar hij een kleine administratieve bezigheid verrichtte: ‘Kerel, verstaat ge me niet? Kleed u uit, dan zien we wel.’
Bartel probeerde het nog eens gezegd te krijgen, maar Angelino schreeuwde zonder op te kijken: ‘Als ge u, snetverderrie, niet als de bliksem uitkleedt, kunt ge opdonderen! En zoek dan maar een andere dokter! Begrepen?’
Bartel schoot als een geslagen hond achter het scherm en trok zijn boezeroen en manchester broek uit. Hij draalde ter plaatse in zijn blote achterste tot geneesheer Angelino vroeg: ‘En waar blijft ge nou, landbouwer? Ik heb nog méér patiënten!’
Schoorvoetend en spiernakend kwam Bartel te voorschijn, een kop als een boei. Daar stond hij op zijn vuile poten voor de geneesheer in smetteloos witte doktersjas.
‘Zo,’ zei Angelino, ‘en vertel nou maar eens wat eraan mankeert, landbouwer?’
‘Mankeert?’ kukte Bartel Kunders - en nu barstte zijn rooie kop bijna - ‘mankeert? Ikke... ikke mankeer niks!’
‘Niks?’ vroeg geneesheer Angelino verbaasd. ‘Hou me niet voor de gek, landbouwer, want dan schop ik u onder uw blote reet.’
Bartel Kunders begon te beven en te zweten. Als Angelino een dergelijke belofte deed, hield hij er zich aan.
‘Ik houd u niet voor de gek, dokter. Maar ik mankeer niks.’
Geneesheer Angelino begon te zwellen. Hij richtte zich op en groeide torenhoog boven de blote landbouwer uit.
‘Wat komt ge dan, potver hier en ginder, doen, kerel?’ riep hij ziedend.
‘Ik wou alleen komen vragen,’ hakkelde Bartel, ‘of ge weer dezelfde soort aarpels moest hebben als verleden jaar?’
Tegen de pastoor zei geneesheer Angelino: ‘Volgens mij heeft die landbouwer nooit van zijn leven zijn poten gewassen. Ik vroeg hem waarom hij zijn sokken niet had uitgetrokken alvorens hij over zijn aardappelen begon. Ik geef u te raden, priester, wat die knuppel toen zei! Hij zei: die heb ik toch al uitgetrokken! Zo verdomd zwart waren zijn poten.’
En zo bouwde geneesheer Angelino met zijn sterke verhalen aan zijn eigen legende. De patiënten zorgden voor verdere verspreiding, de details opsmukkend en vermenigvuldigend. Op den duur ging