| |
| |
| |
X
Wij eten rijst. Wanneer komen er weer eens foto's? kunnen wij Ibin missen? kan de huur nog omlaag? van Kribbeldam in de koude naar Kribbeldam in de hitte.
Je leerde het nooit. Je vergiste je altijd weer.
Daar zit Frans Kribbeldam puffend en warm boven een bord met rijst, voorzien van een aantal bijspijzen die je niet tellen kunt - bijna zooveel als in de hotels - en hij kán bijna niet meer, ondanks de biertjes die Stinsma telkens weer inschenkt.
Ze zijn met hun beiden op een Zondag uit rijsttafelen bij Nel Stinsma en Jan haar man, den kapitein van de Koninklijke Paketvaart Maatschappij. Verleden week is hij jarig geweest, vijf en dertig geworden, en met dit fiksche middagmaal wordt het feit in kleinen kring gevierd.
Frans pauzeert even. Als je begint heb je flinken trek en je schept op, niet eens zooveel, een paar flinke lepels rijst. Maar dan komen de bijspijzen, de kroepoek, de voedzame gebakken pisang, de katjang goreng, de kip, de bal gehakt, of de frikkadel, gelukkig ook de komkommer, die weer wat opfrischt en verlicht, maar ook de gebakken eieren, de uitjes, och en dan nog verschillende dingen, waarvan je de namen nauwelijks kende. Je vangt aan, moedig en hongerig, je eet smakelijk, drinkt lekker van je biertje, dat onmiddellijk naar je beenen schijnt te zakken en je wat loom maakt, het is of je je wat beneveld voelt door het arsenicum, dat ter conserveering in het flesschenbier voor Indië wordt gemengd, je
katjang goreng - gebrande olienootjes.
| |
| |
neemt nu eens van dit, dan van dat, soms ook wat rijst, die maar niet te minderen schijnt... en je hebt toch zoo weinig opgeschept!
Dan komen de moeilijke oogenblikken. Jan tegenover je, heeft zijn toetoep, waarbij hij zweert - allemaal onzin, die dracht van tegenwoordig, een overhemd en colbertjasje, onpractisch, want geweldig warm - losgeknoopt, en heeft zich reeds voor een tweeden keer bediend. Geweldig, wat kan zoo'n kapitein eten. Hij is ook een heel stuk breeder en forscher dan Frans Kribbeldam, zijn buikje heeft een aardige ronding... zouden die kapiteins het zoo gemakkelijk hebben? ‘Kom jongen,’ zegt hij tegen Frans, ‘schep er nog eens wat op. ‘Het is de heerlijkste rijsttafel die je bedenken kunt, door mijn kokkie klaargemaakt!’
Frans schudt het hoofd. Hij zal blij zijn, wanneer hij deze eerste portie goed verwerkt! Stom ook, zooveel tegelijk op te scheppen. Telkens weer neem-je je voor, kalm te beginnen.... en hij wás ook kalm begonnen, vandaag, maar je nam toch altijd weer teveel. Het ziet er ook allemaal zoo verleidelijk uit, het lijkt veel minder dan Europeesch middageten, aardappelen, vleesch en groente, zelfs al nam je daarvan maar een bescheiden portie. En toch, het voedde, het vulde, het bezwaarde, het propte... ongelooflijk. Och, je moet het ook weer wennen te eten. Zij hebben het in langen tijd niet gehad, het is te duur, zegt Flos, met zooveel bijspijzen. Wel eten ze vaak nasi goreng met wat gebakken aardappeltjes, wat kroepoek en katjang en pisang, maar een uitgebreide rijsttafel als bij deze feestelijke gelegenheid, is nog heel wat anders! Kribbeldam heeft het benauwd en warm.... eigenlijk onpractisch, dat vele voedzame eten met die heete kruiden,
nasi goreng - geroosterde rijst.
| |
| |
waaraan hij in het eerste Indische jaar maar niet kon wennen, evenmin als aan die pait, die zoo in je keel brandt, dat de hitte je hals uitslaat. Maar op den duur vind je zoo'n rijsttafel pas smakelijk, wanneer ze goed gekruid is. Ook dat bierdrinken maakt je heet en loom. Je moet er niet aan denken, straks op de fiets door de hitte naar huis te moeten rijden!
Nel en Flos genieten ook van de heerlijkheden die een rijsttafel biedt. Die zijn met zóó weinig begonnen, dat Frans bijna spottend iets over de slanke lijn heeft opgemerkt. Hij is nu blij, het niet te hebben gedaan. Hij wil zijn eer ophouden en neemt zich voor, geen halfgevuld bord door den djongos te laten wegnemen. Hij zal doorzetten. Gelukkig heeft hij zijn jas uit mogen trekken, maar zelfs in zijn overhemd breekt het zweet hem aan alle kanten uit.
De kinderen zijn thuis onder de hoede van Ibin en Ama, die ze ook naar bed zullen brengen.
Flos is altijd weer te dankbaarder, dat ze zoo goed gezond zijn, wanneer ze van Nels tobberijen met haar twee spruiten hoort. Nu is ze weer aan het dokteren, al weken lang, de dokter is er bijna niet van den vloer.
Jan Stinsma vertelt moppen en gebeurtenissen van boord. Zijn stem is luid en ruw, alsof hij zeegeweld moet overschreeuwen. Hij gebruikt soms Maleische woorden, die Frans en Flos niet kennen. Het is ook al een oud-gast, verleden jaar zijn ze van hun tweede verlof teruggekeerd.
De maaltijd vordert en de magen raken gevuld, zelfs die schijnbaar bodemlooze van Jan. Ook Frans ziet met voldoening de ratjetoe op zijn bord verminderen, al is er telkens een slok bier noodig om nieuwe krachten ter verduwing te verzamelen.
pait - jenever.
| |
| |
Foei, foei, wat is het heet in den Oost. En daar wil Flos nog een foto maken, als ze klaar zijn. Ja, het is waar, ze hebben van Bertha uit Holland het verzoek gehad, weer eens een foto te sturen, en zelf hebben ze het fotografeeren afgeschaft ter bezuiniging. Toen spraken ze af, zoo terloops bij de Stinsma's eens een angeltje uit te gooien. Maar de bedoeling van Bertha was natuurlijk met de kinderen.
‘Kunnen we dat niet beter op een anderen keer doen?’ vraagt Frans dan ook. ‘Als de kinderen erbij zijn?’
‘Maar dan is Jan weer aan boord!’ zegt Flos. Hoe kán Frans nou toch zóó dom zijn? Ze hebben het er toch over gehad? Als Stinsma het niet doet, zullen ze zelf foto's moeten gaan maken, want tegenover Holland moeten ze hun stand ophouden!
‘Wij komen vanmiddag wel bij jullie... of kom straks híer terug, dan doen wij het in den voor-avond!’ stelde Nel voor.
‘Goed. Wij komen dan wel bij jullie terug,’ zegt Flos, die met schrik bedenkt, hoe sterk de paitkruik zal verminderen wanneer straks Jan bij hen op visite komt. Door het drukkere bezoek van Meijers geeft ze tóch al meer uit aan drank dan een paar maanden geleden.
Zoo wordt dan ook afgesproken.
Frans heeft zoowaar zijn bord leeg, met enkele slokken bier werkt hij de laatste happen naar lager oorden. En als zijn gastheer hem vraagt, nog eens op te scheppen, schudt hij verlicht en beslist neen. Het heilig voornemen bezielt hem, voortaan slechts met één lepel rijst te beginnen. Je kunt er altijd nog wat bijnemen.
's Middags worden er verschillende foto's gemaakt. En ze vallen best uit. Nel komt ze reeds na twee dagen laten zien. Ze zijn duidelijk en scherp, Flos wil er graag van elk wat hebben.
| |
| |
Wanneer Jan en Nel ze komen brengen, op den avond vóór zijn vertrek voor een paar maanden op een vaart door bijna heel den Archipel, neemt Jan tevens afscheid. Hij voelt zich aan wal toch niet geheel thuis en verlangt er weer naar, op zijn schip te zijn, temidden van de bekende dingen in de kajuit en op de boot.
Frans rekent uit, wat die foto's zullen kosten. Het is tegen het eind van de maand en veel geld is er niet meer in huis. Het zijn er wel een dertig, van elk der zeven opnamen heeft Flos er vier gevraagd, van sommige zelfs vijf.
Hij trekt zijn portemonnaie voor den dag, al zit er nog nauwelijks een gulden in, en wil betalen, maar hij rekent erop, dat Jan het niet wil hebben.
Zijn berekening blijkt juist. Onder geen beding wil Jan er geld voor aanpakken. Zoo'n bagatel, nee, daar moesten ze maar eens voor komen zingen!
‘Kom wijf,’ zegt hij tegen Nel. Want voor het laatst zullen ze samen naar de bioscoop gaan en het is al over zessen. Ze zullen naar de eerste voorstelling gaan, want ze willen vroeg naar bed. De kinders worden door de baboe naar bed gebracht.
‘Een buitenkansje,’ zegt Frans als ze weg zijn. ‘Ik schrok ervan, dat jij zóóveel foto's hebt besteld. Ik heb er werkelijk geen geld meer voor!’
‘Ik wist wel, dat Jan geen betaling zou willen hebben. Daarop had ik tenminste gehoopt.’
Frans glimlacht. ‘Nou als ze deze in Rotterdam ontvangen zullen ze toch wel moeten erkennen, dat het ons best gaat! Dan durven ze zelfs geen honderd gulden in de maand te weigeren.’
Een Britsch-Indiër, klein mannetje, met zwarte snor, zet zijn fiets tegen het muurtje bij den weg en komt met zijn tasch
| |
| |
het grind op. Flos schrikt zóó, dat ze vergeet, Frans te beletten, op te staan en het papier, dat de man aanbiedt, aan te pakken.
‘Wat? Vijf en twintig gulden negentig cent! Kan niet voor ons zijn...! Toch staat het er duidelijk op: mevrouw G. Kribbeldam.’
‘O, ja, dat is van mijn inkoopen begin van de maand...’ Flos tracht luchtig te doen. ‘Komt die vent nú al, het is nog niet eens de laatste. Moet hij overmorgen maar terugkomen.’
‘Inkoopen?’ vraagt Frans, ‘maar je hebt toch niet voor zes-en-twintig gulden ingekocht?’
Flos heeft intusschen de rekening van hem overgenomen en aan den man teruggegeven.
‘Hari sabtoe kombali!’ zegt ze. De man knikt en verdwijnt. Vervelende kerel, waarom komt hij niet overdag!
‘Stil maar Fransje, ik ben heel erg stout geweest, ik heb er zelf al spijt genoeg van. Maar ik had zoo graag een nieuwe jurk, en er lag zulk prachtig goed!’
‘Waarom heb je mij er niets van laten zien?’ vraagt hij verwijtend, ‘anders kwam je er altijd mee bij me, vroeger!’
‘Ik had er zóó'n berouw van, toen ik eenmaal thuis was! Vooral toen jij dienzelfden dag vertelde van het standje op kantoor!’
‘Ben ik dan zóó'n boeman?’
‘Nee, maar ik was bang, dat jij het te royaal zou vinden! Je schrikte toch van het bedrag, zoo straks!’
‘Natuurlijk, als je nergens van afweet... en ook omdat ik niet zie, waarvan we dit moeten betalen!’
‘Doe ik wel van het huishoudgeld. Ik kan het best uitstellen tot volgende maand en dan in termijnen betalen, dat doen zooveel dames.’
hari sabtoe - Zaterdag. kombali - terug.
| |
| |
Frans kijkt haar aan. Is dat zijn Flos, die vroeger zelfs den langganan contant wilde betalen, in plaats van aan het eind der maand? Zou die bezuinigingssport haar zoo gemaakt hebben?
‘Dat wil ik niet. Wij betalen contant en...’ zijn gezicht klaart op, ‘...als wij niet toekomen, nemen wij het immers van de bank. Zal ik morgen vijf en twintig opvragen? Voor iets dat voor jou bestemd is, kan het mij immers niet schelen! Als jij wat nieuws noodig hebt, moet het er toch komen!’
‘Eigenlijk kon ik er nog best buiten...’ Doordat Frans het zóó opvat spijt het Flos nog veel meer. Was hij maar opgevlogen en had hij ze maar uitgefoeterd!
‘Ja, dat kennen wij!’ Hij trekt Flosje de zitkamer in en neemt ze in zijn armen. ‘Op dingen voor jezelf bezuinig jij altijd het meest, schat! Daarom juist vind ik het zoo fijn, dat je je nu eens hebt laten gaan en wat voor jezelf hebt gekocht!’
‘Ik ben een miserabel schepsel!’
‘Wil jij je mond wel eens houden?’ Hij snoert haar verdere woorden met kussen, die ze zalig ontvangt.
‘Alleen: één ding moet je mij beloven! Je inkoopen betalen, aan het eind van de maand, geen rekeningen uitstellen of op afbetaling, hoor vrouwtje!’
Hij ziet Van Drimmelen voor zich en hoort zijn vraag, of hij soms schulden had, dat ze minder gingen wonen. Nee, aan schulden maken wil hij niet beginnen. Dan maar liever nog wat meer bezuinigen. Desnoods den kampong in, als ze op deze manier niet meer rondkomen. Er is al moeilijkheid genoeg op kantoor, hij moet oppassen, dat hij het niet beroerder maakt voor zichzelf.
langganan - leverancier.
| |
| |
Flos belooft het hem met een langen kus.
‘En nu de stof!’ roept hij na hun geminnekoos.
Hij roemt er de pracht van op zóó'n uitbundige manier, dat Flos weer heelemaal verzoend is. Als haar jongen er immers zulk een vreugde om heeft!
‘Dat is vijf-en-twintig van de bank waard. Je krijgt het van me, als een extraatje, hoor! Jij bent mij meer waard dan heel de familie in Holland, en die hebben wij wel vijftig gestuurd!’
Het gevolg van deze gebeurtenis is echter, dat ze elk voor zich gaan overdenken, of er geen manieren zijn te vinden, ter versterking der inkomsten of vermindering van de uitgaven. Reeds na enkele dagen biedt zich een gelegenheid aan.
Wanneer ze opstaan, is het nog heel stil op het achtererf en in de keuken. Anders hoor je Ibin bezig met theewater opzetten en tafel dekken. Meestal staat hij reeds te wachten als Flos om kwart over zes van binnen uit de eetkamer opent; aan den deurpost vindt hij dan de sleutels voor de bijgebouwen.
Flos begint na een half uur zelf maar het ontbijt klaar te maken, want ook Ama is laat. Ibin echter verschijnt den geheelen dag niet. Misschien ziek, bedenkt Flos, sakit kepala of sakit peroet. Doch dan schiet haar te binnen: gister was het de eerste, heeft hij zijn gadji ontvangen. Hij is het zeker aan het opmaken, om dan tegen de helft van de maand weer persekot te vragen. Gister heeft hij juist het laatste restje van zijn voorschot, ‘middels inhouding van zijn loon’, terugbetaald.
Ama en de baboe tjoeti moeten wat harder werken, aan de
sakit - pijn, ziek. kepala - hoofd. peroet - buik.
gadji - salaris. persekot - voorschot. baboe tjoeti - waschbaboe.
| |
| |
kamers wordt wat minder zorg besteed, den anderen dag is het toch ‘bongkar’, dan kunnen ze weer een goede beurt krijgen. Want de Hollandsche zindelijkheid verlaat Flos ondanks de traagheid van haar Maleische bedienden, niet.
Echter na drie dagen is Ibin nog niet binnen. Hij heeft ook niets van zich laten hooren. Waar je hem moet zoeken weet je niet. Hij is verdwenen in de ontelbaarheid van het inlandsche volk.
Dan begrijpt Flos. Hij heeft genoeg van het werken, wil weer eens een paar maanden rusten in den kampong, zijn bordje rijst vindt hij altijd wel, de elasticiteit van het kampongleven is groot, wie heeft, deelt mee aan wie niet heeft, ook al heeft hij opzettelijk zijn werk eraan gegeven. Dat is immers te begrijpen. Wanneer je zoo'n paar jaar dag in dag uit voor de blanda's hebt gewerkt, zou je wel dwaas wezen, wanneer je niet eens een paar maanden, of zoolang als je het maar eenigszins uit kunt houden, zonder al te erg te verarmen, gaat luieren in den kampong en familie opzoeken buiten de stad. Als je nog een fiets hebt, kost het je niets. Onderweg pik je wel een hapje op van ouwe sobats, die verheugd zijn je weer te zien.
En als je op-en-al geld moet hebben, welnu, in die jaren van je dienstbaarheid heb je genoeg dingen gekocht van je gadji, die je nu weer naar het pandhuis kunt brengen. Je hebt je vrouw gouden tientjes gegeven, die ze bij den toekang mas aan een speld heeft laten bevestigen, zoodat ze die op haar baadje dragen kan. Zelfs heb je op een vendutie voor een koopje een oude naaimachine gekocht, die ook weer naar het pandhuis kan gebracht worden. Zoo kun je maanden
bongkar - uithalen. sobat - kameraad.
toekang mas - inlandsche goudsmid.
| |
| |
leven, zonder je ergens druk over te maken. Geen njonja beveelt je, geen toewan vloekt je uit, geen kamers zijn er, die je moet vegen en dweilen, geen tafels die je moet dekken, niets behoef je te sjouwen... je laat heel het leven, elken dag, gelaten over je komen zonder pikiran, je wiegt je zoetjes in de loome rust van het Oosten, je luistert droomerig naar het geluid van den gamelan, uren lang, je gaat eens kijken wanneer er getandakt wordt en als je zin hebt doe je mee. Bij een wajang-wongvoorstelling leef je mee in tijden van eeuwen her; op de loomende maat van de gamelan die de dansen begeleidt, droom je je weg in den strijd der krijgers en je hebt innige pret als ze elkaar te slim af zijn.
Met je sarong en kebaja en je hoofddoek kun je heel lang toe, je kunt desnoods je vrouw een tijdje voor je laten werken als baboe of kokkie, dan moet zij maar voor je eten zorgen en het kind voeden.
Zoo kun je dagen en dagen ongestoord leven en je gelukkig voelen, vrij en tevreden en je hebt schik als je je kamponggenooten 's morgens al heel vroeg weg hoort gaan, terwijl je zelf nog op de baleh-baleh ligt en kunt blijven liggen.
En dan eindelijk, als je fiets ook weg is en je wel weer terug verlangt naar wat ruimer leven, wat lekkers bij je rijst, ga je tegen het eind van de boelan de Europeesche woonwijken in. Je begint dicht in de buurt van je kampong en je loert zoo eens rond, waar men een jongen noodig heeft. Je ziet wel sobats die je kunnen vertellen, welke njonja een huisjongen zoekt en als je kans denkt te maken leen je ergens nog wat geld om je haar te laten knippen of je laat het op crediet doen bij den man die je zoo dikwijls heeft geknipt en geschoren onder den boom aan het begin van den kampong,
pikiran - gedachte. tandak - dansen.
wajang - Javaansch tooneel. boelan - maand.
| |
| |
en die zulke lekkere poeder heeft; je trekt een schoon pakje aan, dat je ook wel weer kunt leenen en zoo bied je jezelf aan. Zelfs getuigschriften kun je wel leenen; dan verander je wel je naam voor de njonja. Kom je de eene maand niet klaar dan maar de andere, je vindt tenslotte toch wel wat. En ben je er een halve maand, dan vraag je een paar gulden voorschot en je voelt je weer senang.
Flos komt het best uit, deze geruischlooze verdwijning van Ibin. Ze zal den huisjongen afschaffen en een katjong nemen voor vijf of zes gulden, dat spaart ruim een tientje; wanneer zijzelf en de baboe's wat harder werken. Frans kijkt eerst wat onwillig, tenslotte stemt hij toe in een proef. En het gáát. De kleine katjong is erg handig en gewillig, hij kan Ibin bijna geheel vervangen, behalve dan het tafeldekken en bedienen, maar voor het eerste zorgt Ama en voor het tweede zullen zij zelf zorgen. Het is alleen wat onhandig, dat de katjong om halfzes naar huis gaat, Ibin bleef tot na het avondeten en als er visite kwam nog langer. Maar de aanloop is sterk verminderd sinds ze hier wonen, dus zoo'n enkel glaasje kan Flos zelf wel inschenken.
‘Als het zoo doorgaat, kunnen we zelfs weer overhouden!’ zegt Flos opgeruimd.
Ze heeft Frans niet verteld van haar gelukte poging om er met japonnaaien wat bij te verdienen. Nel heeft onmiddellijk haar hulp toegezegd, en reeds na een week had Flos een opdracht, een avondjurk voor een stuurmansvrouw. Ook dat levert een gulden of tien op, maar het werk, dat je eraan hebt is geweldig. Ze doet het verheugd, ze blijft er zelfs middagen voor op. Nu komt het wel goed uit, dat Frans zoo heele dagen weg is. Zorgvuldig verbergt ze het voor hem, maar het is toch
senang - prettig, tevreden. katjong - (loop)jongen.
| |
| |
een opluchting als de japon, netjes opgestreken, de deur uit is, al hoopt ze op meer bestellingen.
Frans heeft zijn huisbaas, een inlandschen meneer, geschreven, of er niet wat van de huur afkon in deze benarde tijden. De andere posten van hun budget zijn omlaag gebracht, alleen belastingen zijn dit jaar veel meer, behalve dan de personeele; levensverzekering- en pensioen-premie zijn op hetzelfde niveau gebleven. Kunstkringlidmaatschap is al een half jaar afgeschaft, bioscoopjes komen nog maar zelden voor, slechts bij feestelijke gelegenheden als een verjaardag in Holland of van henzelf.
Op kantoor dreigt er wat met Juli, nog wel geen ontslag, maar er wordt gemompeld over salarisverlaging, zelfs voor Meijers ook, die er dan ook wat minder opgewekt en branie-achtig uitziet, want het is een heel bedrag, dat hij elke maand aan zijn gewezen vrouw moet betalen.
De huisheer is bereid, ter tegemoetkoming een rijksdaalder te laten vallen, en het lijkt al veel minder: 47,50 in plaats van 50,-. Maar Frans is niet tevreden, hij vraagt minstens vijf en dreigt met verhuizing. Dat helpt, na eenige dagen wachten komt de toezegging, dan maar f 45,-, mits de heer Kribbeldam een jaarcontract neemt. Hij denkt er niet over, weet immers niet eens, of hij hier nog wel een jaar zal kunnen blijven. Dan blijft de prijs toch f 45,-, als hij er dan maar blijft wonen zoolang hij hier is.
Zoo dalen de uitgaven beneden de f 300,-. Flos kan tegenwoordig al toe met f 125,- huishoudgeld, al schiet er dan niet veel over voor kleeding.
Ze zouden er over kunnen denken, voortaan honderd gulden naar Rotterdam te zenden. De dreigende wolken op kantoor doen hen er echter van afzien. Al mooi, wanneer ze die vijf en zeventig vol kunnen houden.
| |
| |
Juist dezer dagen komt het antwoord op den geestdriftigen luchtpostbrief van Flos. Wat voorzichtig schrijft Kribbeldam, dat hij nu eigenlijk niet weet, wien hij moet gelooven. En ook Moeder heeft er zoo'n vermoeden van, dat Gerda de zaken mooier voorstelt dan ze zijn.
Een listig lachje speelt om Flos' lippen. Het is ze dan toch maar gelukt. Want hoewel schoorvoetend en aarzelend en voorloopig, nemen ze verderen steun aan, al gaat het hun aan het hart. En het is zoo echt moeder Kribbeldam, het eenvoudige huisvrouwtje, dat heel haar leven niet verder is gekomen, behalve dan in haar dienst vroeger, dan de kringen van hún stand, wanneer ze aan het slot schrijft:
‘Je kon ook wel zien, dat meneer en mevrouw Zandstra van wat beteren kom-af zijn, dat merkte je onmiddellijk. Voor dat soort menschen lijkt iets al gauw minder of armoedig. Maar wij weten wel, dat jullie aan geen ding gebrek hebt, dat hebben we ook al gemerkt aan de fraaie geschenken in het pak, dat ze meebrachten. Nog wel bedankt ervoor, het is werkelijk veel te erg na wat ik met mijn verjaardag in Maart al heb gekregen. En nu pas weer kwam die vijftig gulden extra, om aan te toonen, hoe goed het jullie gaat. Toen ik dat las, kwamen de tranen mij in de oogen, dat jullie ons zóó helpt. Het geld kwam juist zoo goed van pas, omdat Piet niet meer met zijn oude pak toe kon, hij moest noodig een nieuw hebben. En voor Vader heb ik een nieuwen hoed gekocht. Hij wilde niet, maar die oude kon hij toch werkelijk niet meer naar de kerk op. Nu hebben wij nog wat over, dat bewaren wij voor andere extra-dingen. Nogmaals onzen hartelijken dank en veel kussen, ook voor de kleintjes, van jullie je liefhebbende Moeder.
P.S. Daar vergeet ik nog, het groote nieuws te vertellen, dat Bertha over een half jaar een kindje verwacht. Ik kan het
| |
| |
mij niet indenken, dat ik alweer grootmoeder zal worden en dan van een kind, dat ik zelf in de armen kan houden. Jullie begrijpt, hoe blij wij allemaal zijn.
Het beste toegewenscht van Moeder’.
|
|