't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 223]
| |
Ethel Portnoy met haar zoon Gabriël, 1966. Foto: Rudy Kousbroek.
‘Heb ik niet geleerd dat als iets in een cultuur opvallend in het oog springt, je naar het tegendeel moet zoeken?’ vraagt Ethel Portnoy zich af in het reisverhaal over haar bezoek aan het kasteel van Ludwig van Beieren (Vluchten, 1984). Haar visite aan het absurde sprookjeskasteel is een demonstratie van de manier waarop iemand kijkt die alles in de cultuur in eerste instantie met een amoreel oog waarneemt, omdat alles in principe waard is om gezien te worden. Het is de methode van de cultureel-antropoloog die na het verzamelen van feiten gaat vergelijken om wat gezien is betekenis te geven. Na de fantastische rondgang in het kasteel belandt zij in een hotel waar het geluid van ratten haar uit haar slaap houdt. Na haar treinreis in de Oriënt-Express, die ze beschrijft als een spel omdat alle deelnemers, van de conducteur tot de bedienden, een toneelstukje opvoeren dat kan rijden, bevindt ze zich in een Venetiaans pension. Vanuit haar bed ziet ze ineens een heuse kakkerlak. Hoog en laag, het overmatig geciviliseerde en het smerigste ontgaan haar niet, evenmin als alles daartussen. Als Amerikaanse die in Parijs studeerde en leefde en uiteindelijk in Den Haag ging wonen heeft Ethel Portnoy een diversiteit aan cultuur in zich opgenomen die via haar verhalen en essays naar buiten komt: luchtig, erudiet, nieuwsgierig, verbaasd, bereid de dingen te nemen zoals ze zijn. Haar essays (De brandende bruid, 1974; Vliegende vellen, 1983) en
Tweetalig gedicht door Ethel Portnoy.
‘Holland is’ (fragment) // Holland is six kinds of weather per day / Holland is enkele plaatselijke buien / Holland is rain. //... // Holland is narrow staircases / Holland is zegels plakken / Holland is gratis aanbieding met de fles - een plastic eierdopje. // Holland is grey plastic garbage sacks / Holland is bouwvakkersvakantie / Holland is shops where ze hebben het wel, maar niet in voorraad. // Holland is greeting-cards met de mond geschilderd / Holland is somebody's verjaardag every other day / Holland is buried under flowers like a corpse... // Ethel Portnoy | |
[pagina 224]
| |
Wat het Nederlands werkelijk onderscheidt van enige andere taal die ik ken, zijn de vele afkortingen die je in krantestukken tegenkomt. Vooral in de rubriek voor ingezonden brieven. Net zoals de Nederlandse trein het restauratierijtuig heeft afgeschaft en er een wagonnetje voor in de plaats heeft gezet waar je een hapje kunt krijgen, zo heeft de Nederlandse taal hele uitdrukkingen afgeschaft en er hapjes voor in de plaats gezet: o.a., c.s., d.w.z., (een grappige, die ik elke keer weer lees als ‘dwaas’) d.m.v., i.v.m., bv., zgn. en nl. Ik weet geen andere taal die zo veel van die zuinige opschietertjes heeft dat je je op een bepaald moment gaat afvragen of er niet een dag zal komen dat ze alle tekst maar afschaffen om overal afkortingen voor in de plaats te zetten. Er wordt voetstoots aangenomen dat iedereen weet wat ze betekenen (nog zo'n voorbeeld van die entre-nous-mentaliteit die zo typerend is voor Nederland), maar je beseft dat je nog niet echt ingeburgerd bent zolang je elke zin waarin ze voorkomen twee keer moet lezen na er eerst met een tandestoker aan te hebben zitten peuteren.haar reisverhalen (Vluchten) zijn geschreven met passie en distantie; passie vanwege de behoefte zich over te geven aan wat haar fascineert, distantie om er niet volledig in op te gaan en om te begrijpen wat iets in een cultuur betekent. Over schijnbaar volslagen triviale zaken als het bad, een maaltijd of een taartje schrijft ze zo dat je nooit meer gedachtenloos een bad neemt, aan tafel zit of een schuimtaartje eet: ze worden behandeld als uitingen van cultuur, gezien vanuit informeel psychoanalytisch, sociologisch of historisch perspectief. Alles waar Ethel Portnoy haar oog op laat vallen, - een luisterrijk diner, het eten van patat, het hemelbed van Ludwig van Beieren - wordt gedramatiseerd. Het komt tot leven in het drama van de cultuur. Ook het irrationele, bizarre en fantastische interesseert haar om twee met elkaar samenhangende redenen: omdat het uitingen zijn van de duistere kant van de menselijke geest, en omdat uit die duisternis veel belangwekkends kan voortkomen, mits met rationeel aangewend. Haar fameuze verzameling ‘verhalen’ die behoren tot de ‘folklore van de industriële samenleving’ (in Broodje Aap, 1978) gaan vergezeld van deskundige aantekeningen die deze verhalen verklaren als de moderne sprookjes. Ernst en frivoliteit treden in Portnoy's essays en verhalen steeds samen op. Ze heeft haar intelligentie nooit gebruikt om haar ontvlambaarheid en gretigheid te temperen, uitsluitend om er structuur aan te geven. Ook haar verhalen (Steen en been, 1971; Het ontwaken van de zee, 1981) zijn analyserend en beschouwend, zonder dat het menselijke detail verloren gaat. Ze combineert de stijl van de nuchtere onderzoeker die de substantie van wolken bestudeert met een vermogen nog in de wolken te kunnen raken.
Verhalen uit de post-industriële samenleving (1978), verzameld en van aantekeningen voorzien door Ethel Portnoy. Omslag: Scott Neary.
| |
Overig werkBelle van Zuylen ontmoet Cagliostro; een toneelstuk in twee bedrijven (1978). |
|