't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 207]
| |
J.W. Holsbergen, 1963. Foto: Giny Oedekerk.
In het proza van Jan Willem Holsbergen vallen biografie en fictie keer op keer samen. In zijn debuutroman De handschoenen van het verraad (1958) werkte hij de anecdote uit van de banketbakker die, uit verlegenheid of beleefdheid, trouwt met de zuster van het meisje dat hem bekoorde, omdat die zuster zijn aanzoek wel begrijpt en het meisje zelf niet. Maar zo gaat hij van beide vrouwen houden en is hij verliefd op degene met wie hij niet getrouwd is. Het dominante gevoel in deze roman is de aarzeling. De werkelijkheid wordt gezien door de ogen van de banketbakker die tegen het einde van de roman nog niet veel verder is gekomen dan de constatering dat hij twee vrouwen bezit. Hier al stelde Holsbergen het thema van de ménage à trois, en hij heeft dit daarna zo dikwijls gebruikt dat men hem wel bij uitstek mag zien als dé Nederlandse auteur die een nog altijd aanwezig taboe heeft trachten te doorbreken, het taboe dat lag en ligt op de doorgezette driehoeksrelatie. Twee meisjes met een jongen, twee mannen met een vrouw, genaamd Li Pau, zo doet zich dat voor in het verhaal ‘Vijf kwartier’ uit Holsbergens tweede, even gewaardeerde boek, de verhalenbundel Een koppel spreeuwen (1961). Deze Li Pau is ook een belangrijk personage in de romans Soldaten en kinderen half geld (1965) en Het pistool van de rekening (1968). ‘Als kleinburger Holsbergen lees ik vol verwondering wat de schrijver die ik blijkbaar ook ben - heeft geschreven’, zo liet hij zich uit over zijn roman Soldaten en kinderen half geld in een periode dat de bekentenisroman concurreerde met de Nederlandse experimentele roman en het nuchtere, Elsschot-achtige type verhalen dat Holsbergen schrijft, weinig aandacht kreeg. Zo werd van de bovengenoemde romans wat al te gemakkelijk opgemerkt dat ze oppervlakkig waren en niet erg persoonlijk. Zo'n verwijt zou men ook kunnen maken tegenover een auteur als Jerome K. Jerome (1859-1927), wiens Three men in a boat (1886) een vroege bron voor Holsbergen lijkt te zijn. De lichte toets die dat werk Doe maar niet zo verlegen, wij vrouwen hebben jullie toch wel door. Wil je nog koffie? | |
[pagina 208]
| |
heeft, kenmerkt ook zijn romans en verhalen. Ze zijn vol vaart en rustige, lakonieke beweging. Ze roepen het verleden op van een leven vóór, tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, met fantasieën uitgebreid. Leidraad is een motto van de kerkvader Augustinus: ‘Memoria omnia tenentur’, zodat geen herinnering verloren behoeft te gaan. Baldadig reageerde Holsbergen met zijn roman Wimpie de naaidoos (1971) op de seksuele revolutie van de jaren zestig, maar pas met Tussen melk en bitter (1978) schreef hij een roman die in intensiteit met zijn debuutroman kon wedijveren. In die debuutroman werkte hij zijn thema eenvoudig en helder uit; hier laat hij de complexiteit zien van zulk een driepersoonsrelatie. De vrouw en de twee mannen, allen balletdansers, wier verhouding in Tussen melk en bitter centraal staat, worden volgens de techniek van Van Schendels roman De wereld een dansfeest van alle kanten belicht: Omstanders komen in de verschillende hoofdstukken aan het woord. Holsbergen laat zien hoe subjectief de werkelijkheid en vooral deze driepersoonsrelatie door zijn andere personages worden ervaren. Deze problematiek met humor en in geserreerd proza onder woorden te hebben gebracht is Holsbergens grootste verdienste. In dit opzicht is zijn schrijverschap nog te weinig opgemerkt.
Begin van het vijfde hoofdstuk van de roman Tussen melk en bitter (1978) door J.W. Holsbergen.
De eerste kus geprolongeerd // Vanavond zette ik na de aardappelsla met warme worst / Petrouchka op. In dat ballet heb ik Angelique het / laatst zien dansen voor ze met de groep naar Engeland / vertrok. / Na de voorstelling keken wij elkaar / op een afstand aan of we vreemden waren. Mijn vader / was er, oom Herbert en Mischa die ik nog nauwelijks kende. / Hij viel me op als iemand die je niet kunt negeren, / zeker op het toneel niet. Iemand naar wie je onmiddellijk / moet kijken als hij opkomt. ‘Présence’ heet dat. Wel / dat had hij. // De volgende dag bracht ik haar naar de boot, / met alle ouders, vriendinnen en vrienden. Als / afscheid kuste ze me op de mond en stak haar / tong tussen mijn tanden. De Laatste Kus. / Nog één keer kreeg ik het / gevoel als een raket door het luchtruim te schieten. / De romance, / duurde / bijna twee jaar. / Heel gek, na die / eerste kus had ik / ineens een meisje en / mijn hele leven veranderde. / Al gauw liefkoosden we elkaar als we maar even de kans kregen. / Angelique gaf een hele voorstelling van / verkleedpartijen: maillot uit, in d'r nakie en / de tutu aan. Ze wilde nooit dat ik haar dan / aanraakte. Het maakte me opgewonden en / wanhopig, totdat ze me troostte en ik haar / kleine borsten die precies in mijn handen pasten / streelde. Nooit lang, ze weerde me dan af. // Ook in de vakantie waren we doorlopend samen en kropen / bij elkaar in bed, zonder dat het er ooit van / kwam. Zij ging met ons mee / naar een hotel in de Ardennen. 's Avonds / sloop ik naar haar kamer / zoals / duizenden gelieven voor mij / al gedaan hebben. Hebben / gedaan - het zal nu zelden / meer nodig zijn. Het is / geen zonde, geen schande / meer. Het zou je tegenwoordig / zelfs kwalijk genomen worden / als je niet in de kamer van / je liefje slaapt. / Angelique sliep in mijn armen en / doordat ik altijd - toen ook al - om half zeven / wakker word was ik steeds op tijd in mijn / eigen kamer terug. 't Is nooit uitgekomen. // Het ging iets moeilijker toen Els en ik bij / haar ouders in het vakantiehuisje aan de / Friese meren logeerden. Het huis, geheel / van hout, was gehorig. Elke plank, elke deur / | |
Overig werkVandaag voor morgen; principiële richtlijnen voor de reclame (1964), Met een flik in bed (1966, met Rudolf Geel), Zakenmensen eerlijk als goud (1967), De Franse jacht (1973, met H.J. Oolbekkink en Gerben Hellinga), Dat is ‘de Clio’ mijnheer (1975), De neef uit Canada (1979), De prijs van een hoofd (1980), De grafische ontwerper en zijn bagage (1980), Makkers en meisjes (1980), Een bakkersdozijn (1982), Waar het gebeurde (1984, met Sjoerd Holsbergen). |
|