't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 205]
| |
Heere Heeresma bij uitgeverij Tango te Leiden, 1973. Foto: N. van den Horst.
‘Ik ben er nu op uit door confrontatie de lezer of kijker uit zijn comfort te stoten, alleen maar door schokeffecten, zodat hij zich bewust wordt van waaruit hij denkt en leeft’ (Het Vaderland, 9 oktober 1968). Met deze uitspraak doet Heere Heeresma zich definitief kennen als een moralistisch schrijver, die zijn lezer alle zekerheden uit handen slaat om hem vervolgens opnieuw te laten kiezen. Ook voordien presenteerde hij in zijn werk al een wereld waarin verlorenheid en verlatenheid belangrijke trefwoorden zijn, maar sinds de verhalenbundel Juweeltjes van waterverf (1965) gaat het hem uitsluitend nog om ‘the mad and cruel stories’: meedogenloze verhalen, waarin wordt afgerekend met valse burgermanswaarden als netheid, fatsoen, beleefdheid en degelijkheid. Heeresma is er vanaf dat moment op uit, de zorgen van het individu te relativeren, zodat deze evolueert van een ‘natuurdriftig’ tot een ‘geestdriftig’ wezen. Daarom maakt hij van de ellende waarin zijn verhaalpersonages verkeren vaak een geraffineerde komedie. Zo blijft de hoofdfiguur uit ‘Hoe die twee elkaar ontmoetten’ (Juweeltjes van waterverf), ondanks de omstandigheden waarin hij zich bevindt, de rol spelen van de man van de wereld. Alleen met zijn hond op een levensgevaarlijke tocht over een tropische rivier, stelt hij voor zichzelf een superieur overwogen diner samen en onder zijn tropenoverall draagt hij een soort smoking. Door dit soort contrasten, die typerend zijn voor het hele werk van Heeresma, ontstaat een groteske wanverhouding, die een thematische leegte bewerkstelligt. Ook in ander werk is er vaak sprake van zonderlinge, overbodige figuren die echter de allure proberen aan te nemen van iemand die het leven beheerst en op wiens komst iedereen
Begin van het verhaal ‘Hoe die twee elkaar ontmoetten’ door Heere Heeresma, gebundeld in Juweeltjes van waterverf (1965).
De zon scheen reeds rose en vermiljoen door de wolkeloze lucht en kleurde de toppen der bomen toen de / man zijn boot naar de oever stuurde en aan- / legde op een aangeslibde zandplaat in een bocht van de rivier. Nog voor / de boeg van de boot goed vast was gelopen sprong de hond / overboord, beet een paar maal in de lucht, en bevochtigde / langdurig de grond / waarna ze zich langdurig begon uit te rekken. // De man volgde haar, trager, en zuchtend. Om / te beginnen nam hij het touw dat vastzat aan een ijzeren / ring in de boeg, wikkelde het af en bevestigde dit / stevig aan enig struikgewas. Daarna begon hij / de boot uit te laden. Een kleine stevige vrij nieuwe boot, / breed, met hoge boorden, open van boeg tot spiegel al / stond er een lichtmetalen staketsel op voor een linnen / afdak zoals alle schepen in deze streken hebben. Het / zonnescherm had de man echter op de bodem gelegd zodat hij een vers bed had gewonnen waar het in de ruime plooien / goed toeven was. Aan de / alluminiumkleurige stangen hingen allerlei / voorwerpen. Een kijker, kapmes, een kort dubbelloops / geweer, een witte medicijnkist met een vrijwel uitgewist / rood kruis, veldflessen, een bos gedroogde bloemen of / kruiden en meer van die zaken die hem van pas / konden komen. Dit alles liet de man hangen. Ze / waren niet direkt nodig en hij had niet de begeerte / zijn bezittingen te voelen, uit te stallen en om zich / heen te hebben. Ook de tussen twee houtblokken hangende / buitenboordmotor liet hij ongemoeid. Het ding / was in het gebruik nutteloos gebleken. De schroef / was niet beschermd en liep voortdurend vast in / de waterpest die in het water elegant meewuifde met de stroom. [...] | |
[pagina 206]
| |
En daar was vader. De donderende slag waarmee deze de keukendeur achter zich dicht gooide deed het meubilair trillen. Vaders vrolijke bas schalde door het huis en knallend sloeg hij moeder op d'r gat.zit te wachten. In werkelijkheid spelen zij slechts een rol die hun wordt opgedragen, hetzij door de omstandigheden, hetzij door hun psychische geaardheid. Uit deze komedie die leven heet, blijkt geen ontsnapping mogelijk en daarom maken zij, intelligent als zij nochtans zijn, van hun lot een spel. Hun gezwollen retoriek en de soms theatrale gebaren staan echter in een schril contrast tot de werkelijkheid waarin zij verkeren. Na een periode van grote produktiviteit verzandt Heeresma's schrijverschap vanaf 1975 langzamerhand in steeds weer nieuwe herdrukken van ouder werk. De literatuur lijkt plaats te moeten maken voor de studie van Talmoed en Torah, van de Schrift, en aan het eind van de jaren zeventig lijkt Heeresma de dramatische consequenties aanvaard te hebben van zijn eigen literatuuropvatting, namelijk dat een schrijver zich steeds moet onttrekken aan conditionering, een nieuwe visie moet creëren op de dingen om hem heen. Hij bekent dan: ‘Ik kan zeggen dat ik het vak tot in de toppen van mijn vingers heb. [...] Het kost je steeds minder moeite. En het brengt steeds meer op. Nou, wie zou daar niet voor tekenen. Dan komt de eenzaamheid van de lange-afstandsloper. Want dan moet je je afvragen of je geen sjabloon van jezelf wordt. En die vraag gesteld wil zeggen dat men de trijpen kussens van het succes vaarwel dient te zeggen en met houten klompjes aan weer door de bagger moet. Nieuwe wegen, nieuwe visies, nieuwe uitgangspunten. Geen grappetje, meneer, geen grappetje. Het is het drama van een visie die morele consequenties met zich meebrengt.’ (Nieuwsnet, 20 september 1980).
Roman (1962). Omslag: Faber Heeresma.
| |
Keuze uit het overig werkKinderkamer (1954), Bevind van zaken (1962), Een dagje naar het strand (1962), De vis (1963), De verloedering van de Swieps (1967), Geef die mok eens door, Jet! (1968), Werk van Heere Heeresma (1968), Teneinde in Dublin (1969, met Faber Heeresma), Hip hip hip voor de antikrist (1969), Han de Wit gaat in ontwikkelingshulp (1972), Langs berg en dal klinkt hoorngeschal... (1972), Zwaarmoedige verhalen voor bij de centrale verwarming (1973), Hallo, hallo... bent u daar, Plotsky? (1973, met Faber Heeresma), De sterke verhalen (1974), Deze verzen en gedichten die poëzie ook (1974), Vader vertelt (1974), Jeugdzonden en ander oud zeer (1975, met Faber Heeresma), Mijmeringen naast m'n naaimachine (1975), Enige portretten van een mopperkont (1977), Hier mijn hand en dáár je wang (1978, met Laurie Langenbach), Heeresma Helemaal (1978), Eens en nooit weer... (1979), Heeresma's Francis Pax omnibus (1980), Beuk en degel (1982), Een hete ijssalon (1982), Femine (1983), Autobiografisch (1983, 2 dln.), Met de voet; angels en klemmen (1983), Gajes (1983), Gelukkige paren (1984). |
|