't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 201]
| |
Armando voor enkele van zijn kunstwerken, 1962. Foto: Eddy Posthuma de Boer.
‘Een lange, slanke man betrad een gigantisch gebouw in één van de wereldsteden. Hij had een katachtig en lenig lichaam, een opvallend knap gelaat en een donkere snor. Zijn koude, loerende ogen gleden even over de menigte, die hem bij de ingang stil en geïmponeerd gadesloeg. Hij werd onmiddellijk gevolgd door zijn drie wondermooie vrouwen en vier onguur uitziende, grofgespierde mannen, die zoals outsiders wisten, onder hun dure kostuums behalve spierenbundels ook wapenen verborgen. Zij vormden de trouwe en bestbetaalde lijfwacht van de lange slanke man, die, zelf een geducht vuist-, straat- en messenvechter, teveel vijanden had. Het was het fenomeen Armando, dat met zijn gevolg binnentrad om voor een select publiek een van zijn exclusieve shows te houden, nieuwe vormen, nieuwe woorden, nieuwe woorden.’ Dit ongewone, in clichés gevatte portret dat Armando in 1960 in Gard Sivik van zichzelf gaf, onthult ook de voornaamste thema's in het wérk van deze schrijver/schilder: geweld, misdaad, macht. Titels van enige werken: ‘peintures criminelles’, Dagboekvan een dader (1973), De denkende, denkende doden (1973), Het gevecht (1976), De ruwe heren (1978), Tucht (1980), Aantekeningen over de vijand (1981). Geen vredelievende teksten in het algemeen. In 1958 schreef hij een kort gedicht dat luidt ‘gelukkig nog duizenden slachtoffers’; het gedicht ‘Pauze’ van een jaar later eindigt met de woorden ‘er kan nog zoveel gedood worden.’ De reacties van veel lezers en toeschouwers waren er aanvankelijk dan ook naar. Men verweet hem ‘vrijblijvend beestmensje spelen’, en ‘uit dergelijke ressentimenten, ofschoon meer bewust gericht, ontstond eens de SS’. Van het boek De SS'ers (1967) waarin Armando samen met Hans Sleutelaar (geb. 1935) interviews met voormalige SS'ers opnam, vonden sommige kritici dat het niet uitgegeven had mogen worden, omdat de schrijvers geen partij kozen en de vijand helemaal niet in de rede vielen. Maar langzamerhand is de waardering voor Armando's kunst geken- Schuldige bosrand, jaja, alles goed en wel, maar als je ziet hoe zo'n bos zich indertijd voor een deel opzij heeft laten dringen voor het bouwen van zgn. barakken, ja, dan bekruipt je even een gevoel van medelijden. Maar de rest van het bos blijft schuldig. Het heeft alles gezien en toegelaten, zonder een woord te zeggen. En het staat er nog: onbewogen als altijd. | |
[pagina 202]
| |
Gedicht door Armando, gebundeld in De denkende, denkende doden (1973).
terd. In de eerste plaats voor zijn kunstopvatting die hij zelf als volgt omschreef: ‘Niet de Realiteit bemoraliseren of interpreteren (verkunsten), maar intensiveren. Werkmethode: isoleren, annexeren. Dus: authenticiteit. Niet van de maker maar van de informatie. De kunstenaar, die geen kunstenaar meer is; een koel zakelijk oog.’, maar vooral ook begon men in te zien dat de voorrang die Armando verleende aan feiten boven opinies juist door zijn provocerende thema's onverwerkte taboes openlegde. Met objectieve weergave van haatgevoelens en geweldsmomenten zoekt hij naar het ‘waarom’ ervan, een ‘waarom’ dat niet van te voren beantwoord mag worden met een persoonlijk en moraliserend standpunt. Tegen twee zaken in het bijzonder richt Armando's oeuvre zich: een academistische, intellectualistische benadering van de maatschappij, en vervlakking van de maatschappij zelf, of zoals hij het pleegt uit te drukken ‘de coca-colazation’. In zijn verzet daartegen is hij een van de meest romantische kunstenaars van het moment. Zijn behoefte aan individualiteit is zo groot dat hij zijn eigen persoonlijkheid niet of nauwelijks blootgeeft, noch in zijn gesprekken en gespreksflarden met Duitsers, noch in dichtbundels als De denkende, denkende doden, waarin de autobiografie schuil gaat achter de mythe, noch in bijvoorbeeld Herenleed (1977), het surrealistische televisieprogramma met Armando over macht en angst. En als hij al eens wat openhartiger is geweest, bijvoorbeeld in het verhaal ‘Boksen’ uit de bundel Machthebbers (1983), dan eindigt het paradoxaal als volgt: ‘Ik wil er niets meer over zeggen. Dat is jammer.’ | |
Overig literair werkVerzamelde gedichten (1964), Hemel en aarde (1971), Vorstin der machtelozen (1972), Geschiedenis van een Plek (1980, met Hans Verhagen en Maud Keus), Uit Berlijn (1982). |
|