't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
Willem van Toorn is dichter en prozaschrijver. Hij debuteerde in 1959 met de novelle De explosie, het jaar erop verscheen de gedichtenbundel Terug in het dorp en daarna wisselden proza en poëzie elkaar regelmatig af. Tot 1983 publiceerde hij aldus zeven gedichtenbundels en negen prozaboeken, waaronder de bloemlezing uit zijn proza Een opstand (1980). Van Toorn schrijft gedichten om directe waarnemingen of ervaringen te verwerken. Ofschoon hij debuteerde in de periode van de Vijftigers volgde zijn poëzie van meet af aan de traditie van andere dichters als Vroman, Achterberg en Nijhoff. Er is veel heimwee naar wat voorbij is in deze poëzie. Als ik ons niet noteer / zijn wij er al niet meer dicht hij treffend. In zijn laatste bundels - Een kraai bij Siena (1979) en Het landleven (1981) - werkt hij ook van foto's uit, niet om het bewaren van wat de moeite waard was verbaal te illustreren, maar veel meer om twee manieren te laten zien van naar eenzelfde werkelijkheid kijken. Daarbij is vooral de tegenstelling tussen stad en land een gegeven dat Van Toorn veel bezighoudt. En niet alleen in poëzie. In Een opstand kan men veel voorbeelden vinden van zijn ambivalente houding ten opzichte van het leven in een dorp. Kenmerkend voor Van Toorns personages is dat zij een scheiding voelen tussen zichzelf en de anderen en aarzelen om de laatste stap te zetten naar die anderen toe. Al in de eerste tijd toont Van Toorn zich een onderhoudend verteller. Hij maakt van die kwaliteit gebruik in proza dat zich tot nu toe naar de inhoud in drie soorten laat verdelen: ten eerste de verhalen waarin Walter Berg de hoofdpersoon is, zes in getal, vervolgens de romans en verhalen met Erik Leeman als voornaamste personage en tenslotte een restcategorie van o.a. De explosie (1959). Het verschil tussen de Berg-verhalen en de Leeman-verhalen is vooral dat Van Toorn in het eerste type, de ik-vorm gebruikend, suggereert autobiografisch te schrijven, terwijl hij dit in feite in de Leeman-verha-
Fragment uit De lotgevallen van Sebastiaan Terts (1978) door Willem van Toorn.
| |
[pagina 200]
| |
Stoelen samen gekocht
Bij Eigen Huis of Ons Home.
Vrolijk moesten ze, rood
zei je. Rood gezocht.
‘Een stoel,’ zei je, ‘er is geen
intiemer ding in een huis. Naar bed
kun je met iedereen wel, maar met
haast niemand, met jou alleen
wil ik over jaren
en jaren nog aan tafel
zitten. Koffie. De lamp
schijnt op je roerende nand.
Stoelen,’ zei je, ‘zijn dingen
voor een aandachtig lang
leven vol later. En later
steeds meer herinneringen.’
Gedicht door Willem van Toorn uit de cyclus ‘Een leeg huis’, gebundeld in Een kraai bij Siena (1979).
len, met hun hij-vorm,veel meer doet. Het is waarschijnlijk juist in deze vermomming dat de schrijver zijn visie op de werkelijkheid en de emoties die de gebeurtenissen in zijn leven opwekten, heeft neergelegd. Zo komt de lezer de auteur achtereenvolgens tegen als elfjarige in ‘Pestvogels’ (1980), ongeveer achttien jaar oud in ‘Bataafsche Arcadia’ (1974), vijfentwintig als Oskar Lee in De toeschouwers (1963), vierendertig als Maarten Leebraken in Twee dagreizen (1969), negenendertig in De lotgevallen van Sebastiaan Terts (1978) en drie-, vierenveertig in ‘Occasion’ (1980). De aantrekkelijkheid van dit proza ligt in Van Toorns vermogen om nuchter, ironiserend op te schrijven wat hem in de verschillende fasen van zijn leven bezighield en welke vreemde mensen en voorvallen hem daarin opvielen. Thematisch ligt het accent in de poging om aan de eenzaamheid te ontkomen door te streven naar harmonie, in het bijzonder met degenen die het leven met de hoofdpersonen delen. Dikwijls is het ouderlijk huis daarbij een bron van leven. Is Van Toorn lang een vrijwel onopgemerkt auteur gebleven, de laatste paar jaar is de waardering voor zijn werk vrij algemeen. | |
Overig werkDe feesten zijn voorbij (1960), Kijkdoos (1962), De neger (1966), Een lunapark van leven; wie kijkt, kijkt zijn ogen uit (1968), Landschap voor een dode meneer en andere gedichten (1968), Simulatiespel (1973), Bataafsche Arcadia (1974), Herhaalde wandeling; gedichten 1960-1975 (1977), Pestvogels en andere verhalen (1980), Een leeg landschap (1983). |
|