't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 132]
| |
Sybren Polet. Foto: Edith Visser.
Weinig schrijversloopbanen zijn zo uitzonderlijk als die van Sybren Polet. Met zijn bundels Demiurgasmen (1953), Organon (1958), Geboortestad (1958) vestigde hij zijn naam als Vijftiger. Van 1952 tot 1961 was Polet redacteur van Podium dat sinds het begin der jaren vijftig het platform van de Vijftigers werd. In dit tijdschrift kritiseerde Polet (1958) het ‘overtollige woord’ en ‘afwezigheid van een leidende idee’ waaraan de Vijftigerspoëzie volgens hem nogal eens laboreerde. De ‘typische anti-intellectualistische instelling’, het zich door het woord ‘de wet laten voorschrijven’ waren in de ‘Inleiding’ van de bloemlezing Vijf 5 tigers (1955) kenmerkend voor de nieuwe poëzie genoemd. In zijn stuk polemiseerde Polet echter met Paul Rodenko (1920-1976), de dan belangrijkste auteur over de poëtica van Vijftig. Gard Sivik verklaarde in 1964 dat de Vijftigers passé waren. Vaandrager, een van de voornaamste Gard Sivik-auteurs, maakte echter duidelijk dat de groep het werk van Polet van groot belang achtte. In 1961 verschijnt Polets eerste, zeer ongewone, roman Breekwater. Halverwege de jaren zestig treedt een aantal jonge auteurs op die een revolutionaire vorm van proza bedrijven. De meest prominente van hen, Jacq. Firmin Vogelaar (pseudoniem van F.W.M. Broers, geb. 1944)
Gedicht door Sybren Polet, gebundeld in Taalfiguren 1 & 2 (1984).
Toen nu toen // (1) // Een film van / louter ogen // een blonde broskuif // een sigaret / van enkel as // een mond van / losse lippen: / zeg liever / niets, / ssst // 10 × snel / achter elkaar / wakker worden // twee zachte handen / van slaap / masseren nog / je bewustzijn // En het is als / 1000 jaar eenzaamheid / samengebald / in een uur // een minuut // een pijnpunt van tijd // Daarna niet. // Sybren Polet | |
[pagina 133]
| |
schreef in 1971 een essay over Polets romans Mannekino (1968) en De Sirkelbewoners (1970). Uit dit stuk blijkt dat Vogelaar Polets werk verwant acht met het zijne. Literatuur als werkelijkheid. Maar welke? (1972) expliciteert Polets poëtica. In zijn bespreking van dit boek verwierp Vogelaar een fundamentele stelling uit Polets poëtica, namelijk dat er meerdere werkelijkheden vallen te onderscheiden. Polets bloemlezing Ander proza (1978) geeft teksten van twintigste-eeuwse Nederlandse auteurs wier werk verwant zou zijn met dat van de experimentele prozaïsten uit de jaren zestig; vooraf gaat een studie waarin Polet de opgenomen auteurs in een historisch en internationaal perspectief plaatst. Polets loopbaan en werk illustreren dat onblusbare creativiteit tot het innemen van tegendraadse posities leidt. Geen auteur heeft de behoefte van de kritiek om vaste labels te kunnen hanteren zo gefrustreerd als Polet. Toen er rond 1978 binnen de Nederlandse literatuur geen groep auteurs meer aanwezig werd geacht waarbinnen Polet een - antithetische - positie innam, heeft de kritiek zich dan ook meer dan eens afstandelijk betoond omtrent Polets nieuwe publikaties. De zeer opmerkelijke vernieuwing die Polet - andermaal - realiseerde met de dichtbundel(s) Taalfiguren 1 & 2 (1984) is niet opgemerkt. Het oeuvre van Polet suggereert dat de werkelijkheid beheersbaarder en kenbaarder wordt, naarmate er meer facetten in beschouwing worden genomen. Zijn figuren volvoeren vaak een plan, dat nadenken en berekening vergt, maar dat het karakter behoudt van een ontdekkingsreis die niet alleen inventieve analyses, maar ook inventieve humor vergt. Zij veranderen van identiteit (‘Mr. Iks’, Persoon/Onpersoon, 1971), spelen onverenigbare sociale rollen (kind en zakenman, Mannekino), oefenen met succes, maar onbevoegd, diverse beroepen uit (Droom van de oplichter: werkelijkheid, 1977), treden op in verschillende historische of utopische ‘taalsituaties’ (De geboorte van een geest, 1974; Xpertise, 1978). Inzicht is het scheppen van alternatieven - voor het heden, maar ook voor het verleden (Verboden tijd, 1964). De historie is een waaier van nog te realiseren mogelijkheden. - En Guido, zei z'n vader, hoe oud ben je nu? | |
Overig werkKlein Kareltje wordt keizer (1957), De steen (1957), Geboorte-Stad (1958), Lady Godiva op scooter (1960), Konkrete poëzie (1962), Verkenning in het onbekende (1964), De koning komt voorbij (1965), Illusie & illuminatie (1975), Adam X (1976), Gedichten (1978), De poppen van het Abbekerker wijf (1983). |
|