't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |
Remco Campert (l.) en Jan G. Elburg.
De gedichten van Remco Campert worden wel eens ‘levensliederen’ genoemd, maar een nuance die de aard van deze poëzie meer recht doet staat geformuleerd in de titel van een der bundels: Mijn leven's liederen. (1968) Het accent dat in de eerste typering op ‘leven’ valt is in de bundel-benaming gelijkmatiger verdeeld over ‘leven’ en ‘liederen’ er die verhouding vormt een juistere karakteristiek voor gedichten die aan leven en poëzie beide het volle pond geven. Camperts werk kan wel gelezen worden als een ‘levensbericht’ - over geboorte en jeugd en de doorwerking daarvan in later tijd: Geboren ben ik, nu nog / 28 juli 1929 in Den Haag / zoon van mijn moeder / zoon van mijn vader - maar het is eer bericht in de specifieke zin van een gedicht, in een poëtische vorm die inhoud-bepalend is. Men leze, bijvoorbeeld, het slotvers ‘Januari 1943’ uit de bundel Scènes in Hotel Morandi (1983), een lang gedicht in twee-regelige strofen dat ‘gaat over’ het doodsbericht van zijn vader, Jan Campert (1902-1943). Het gedicht heef teen losjes-vertellende inzet: Ik liep over het karrespoor / op een krakende winterdag / mijn moeder kwam me tegemoet / figuurtje in de verte, maar op de inhoudelijk meest cruciale momenten in het vers verstrakt opeens het metrum en treedt er eindrijm op: de Duitser had per kaart gemeld / mijn vader hij was dood / in Neuengamme, bitter oord / daar hadden ze hem vermoord. Woordkeus, volgorde van zinsdelen, ritme en klank lijken in deze regels - in afwijking van het voorafgaande en volgende - ontleend te zijn aan de ‘ge-ijkte’ poëzievorm van de ballade. En het effekt is dat de inhoud
Gedicht door Remco Campert, gepubliceerd in het derde nummer van Braak (juli 1950).
| |
[pagina 121]
| |
aandacht voor zijn specifieke vorm vraagt en dat de feitelijke mededeling juist in de geobjectiveerde poëzievorm geladen wordt met persoonlijk onzegbare emotie. Luister goed naar wat ik verzwijg: deze slotregel uit een gedicht in de bundel Hoera, hoera (1965) lijkt het meest toepasselijke motto waaronder het werk van Remco Campert gelezen kan worden. Het geldt voor veel lichtvoetigs in zijn romans, het geldt in sterkere mate voor zijn korte verhalen en het meest voor zijn poëzie, vanaf zijn start binnen de Beweging der Vijftigers (Vogels vliegen toch, 1951) tot Scènes in Hotel Morandi (1983). Het is ook een motto dat Camperts thematiek het best introduceert. In een bespreking van de verzamelbundel Alle bundels gedichten (1976) formuleert J. Bernlef ‘het thema van het moment van ontstaan als moment waar alles om draait’. Een juiste karakteristiek: op ‘biografisch’ vlak is de aandacht voortdurend gericht op ‘vroeger, toen alles nog beginnen moest’ en dat geldt gelijkelijk in poëticaal opzicht: De kunst is op het punt / Van ontstaan. / Dat is zijn enige punt / Dat van ontstaan: daarin heeft zich werkelijkheid / Geconcentreerd (Met man en muis, 1955). Poëzie wordt ‘geconcentreerde werkelijkheid’ in gerichtheid op de staat van geboorte. De gedichten van Remco Campert benadrukken herhaaldelijk het échec van woorden eenmaal gesproken, / geschreven en daartegenover hun levensvatbaarheid in het stadium van verzwegen, / onuitgesproken-zijn. Het lijkt een goed advies ze in dat stadium te volgen, om dan tenslotte de vaststelling mee te maken van de vitale betekenis hunner geboorte: Elk woord dat wordt geschreven / is een aanslag op de ouderdom.
Gedichten (1952). Omslag: Lucebert.
Toen Joke en Lex Etten uit elkaar gingen, waren ze beiden vijfentwintig jaar oud en ruim twee jaar getrouwd. Tijdens hun huwelijk bracht Joke het geld binnen, omdat al spoedig bleek dat Lex daartoe niet in staat was. | |
Keuze uit het overig werkTen lessons with Timothy (1950), Een standbeeld opwinden (1952), Berchtesgaden (1953), Eendjes voeren (1953), Alle dagen feest (1955), Het huis waarin ik woonde (1955), Lodewijk Sebastiaan (1956), De jongen met het mes en andere verhalen (1958), Bij hoog en bij laag (1959), Een ellendige nietsnut en andere verhalen (1960), Het leven is vurrukkulluk (1961), Liefdes schijnbewegingen (1963), Nacht op de kale dwerg (1964), Het gangstermeisje (1965), Dit gebeurde overal (1968), Tjeempie, of Liesje in luiletterland (1968), Fabeltjes vertellen (1968), Hoe ik mijn verjaardag vierde (1969), Campert compleet (1971), Verzamelde verhalen (1971), Op reis (1974), Luister goed naar wat ik verzwijg; aforismen (1976), Waar is Remco Campert? (1978), Theater (1979), Na de troonrede (1980), Een beetje natuur (1982, bloemlezing), De Harm en Miepje Kurk story (1983), Kinderverhalen van Remco Campert (1984), Wie doet de koningin (1984). |
|