't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 111]
| |
A. Koolhaas, 1976. Foto: Lon van Keulen
Pas twintig jaar nadat zijn eerste dierenverhaal in de NRC verschenen was publiceerde A. Koolhaas in 1956 zijn eerste bundel met dergelijke verhalen onder de titel Poging tot instinct. Wel was in 1939 de door Leo Vroman getekende en door Koolhaas geschreven literaire strip Stiemer en Stalma uitgebracht. Fantasiedieren als hierin voorkomen zou Koolhaas vooral láter weer scheppen, toen hij, na een periode van vijftien jaar waarin hij voornamelijk dierenverhalen schreef, te beginnen met Ten koste van een hagedis (1969) romans ging publiceren waarin hij lief en leed van mensen in hechte samenhang oproept. In enige van die romans, te weten Vanwege een tere huid (1973) en De laatste Goendroen (1977) vervullen zulke gefantaseerde dieren - de hoedna's en de goendroens - een intrigerende rol, in spiegeling en contrast met het lot van de menselijke personages. In de eigenlijke dierenverhalen krijgt het ons vertrouwde dier de emoties en verstandelijke overwegingen van de mens. In de rat Aortus (uit het verhaal ‘Gif aan de overkant’) of in de meeuw Tractaal (uit de bundel Vergeet niet de leeuwen te aaien, 1957) ziet Koolhaas wezens die net als mensen gedachten en onbestemde gevoelens hebben over dood en leven. Daarbij geldt dat hoe sterker de intensiteit van leven is, hoe dichter de dood nabij. Reeds in de dierenverhalen poneert Koolhaas het thema dat al zijn werk beheerst: de ondeelbaarheid van dood en leven. Met daarbij als troostende, dikwijls bevrijdende component: de liefde. In zijn dierenverhalen tast Koolhaas al de nuances van dit thema af. Het varken Tip in ‘Mijnheer Tip is de dikste mijnheer’ moet zich vitaal tonen, het dichtst bij de slacht - dat is: zijn bestemming - als hij staat. Maar juist hij voorvoelt het sterkst wat hem te wachten staat. Dieren als Tip, de rat Aortus, de meeuw Tractaal of het konijn Frederick uit ‘Frederick abstract’ weten zich eigenlijk superieur aan hun omgeving in hun zoeken naar wat Fens genoemd heeft hun ‘verbinding met het oneindige’. De voortreffelijkheid van ‘Balder D. Quorg, spin’ wordt geweld aangedaan: zijn met grote overgave gemaakte eerste web wordt vernield, hem rest slechts het plichtmatig weven voor de rest van zijn leven. Op de middag, toen de rat W. Raudt in de gleuf achter de stenen rand van de brug zat, stierf dus de boer. En nadat de rat daar een hele tijd had gezeten, haalde hij diep adem, ging terug over de rand en het weiland in met de vele koeienflappen en liep daar tussendoor, tot hij opnieuw voor water stond. De waterval. En ook daar liep hij onderdoor en nu belandde hij bij het groene huisje met de vergeelde en uitgedorde snoekenkoppen en daar schoot hij onder. | |
[pagina 112]
| |
Fragment uit het typoscript van De hond in het lege huis (1964) door A. Koolhaas.
Harmonie wordt ook vergeefs gezocht door de mus Mia in ‘Zonder Mia’. Naar de stijl hebben Koolhaas' dierenverhalen zich ontwikkeld van vertellingen tot novellen, waarbij hij er steeds meer in geslaagd lijkt om vanuit het dier te denken en daarmee samenhangend de dialogen een steeds on-menselijker karakter te geven. Ze zijn onvergelijkelijk knap van taal, geestig humoristisch. Hier reeds mengt de verteller zich in het verhaal. Ook in de novellen Mijn vader inspecteerde iedere avond de Nijl! (1970) en Corsetten voor een libel (1970) is dat het geval. In de eerste gaat een deftige reiger ten onder na een rijk en lustig leven, in de tweede contrasteert het dartele leven van de libel met het vadsig sterven van een soortgenoot. Beide werkjes blinken uit in rijkdom aan beelden en poëtische wendingen. Het gevoel voor drama dat Koolhaas in de meeste dierenverhalen aan de dag legt, komt nog sterker naar voren in zijn daarna geschreven romans. Niet voor niets was hij jarenlang betrokken bij het Nederlandse toneel - als recensent - en de Nederlandse film - als docent en directeur van de Nederlandse Filmacademie. Hij maakte een film als De dijk is dicht, hij schreef het scenario voor Haanstra's film Alleman (1963) en de toneelstukken Niet doen, Sneeuwwitje (1966) en Noach (1970). Zijn romans vertonen dikwijls de structuur van het klassieke drama in zijn expositie, intrige, climax, perpetie, katastrofe en katharsis. In Koolhaas onder de mensen (door Wam de Moor, 1979) is dat aangetoond voor een van de belangrijkste romans, Vanwege een tere huid (1973). Geluksgevoel en diepe treurnis gaan in deze roman samen in de relaties tussen de jonge mensen, hun ouders en de hoedna's. Het kost weinig moeite voor de andere hoogtepunten in dit oeuvre, te weten: De geluiden van de eerste dag (1975), Tot waar zal ik je brengen? (1976), Een kind in de toren (1977) en Een aanzienlijke vertraging (1982), de dramatische ontwikkeling te schetsen. Koolhaas is zich als schrijver zeer bewust van de tragiek van het leven en ontleent aan het klassieke drama de dynamiek van zijn vertelwijze.
Achtste bundel dierenverhalen (1967).
| |
[pagina 113]
| |
Niet ten onrechte heeft Jacques Kruithof gewezen op de rol van de interveniërende verteller in Koolhaas' verhalen en romans. Dat deze constatering in feite tot een veroordeling heeft geleid van Koolhaas' proza door een belangrijk deel van de kritiek, is niet terecht. Men accepteert een groot schrijver als hij zich getoond heeft met alle particuliere eigenaardigheden die erbij horen. Koolhaas moet gerekend worden tot de categorie van belangrijke Nederlandstalige auteurs als Reve, Hermans, Claus en Boon. Zijn dierenverhalen werden gebundeld in uitgaven als: Vergeet niet de leeuwen te aaien (1957), Er zit geen spek in de val (1958), Gekke Witte (1959), Een gat in het plafond (1960), Weg met de vlinders (1961) en Een geur van heiligheid (1964). Zijn roman De nagel achter het behang (1971) werd onder de titel Dokter Pulder zaait papavers verfilmd door Bert Haanstra.
A. Koolhaas met zijn echtgenote, 1941.
| |
Overig werkDe deur (1933), Nuchter circus (1934), Een schot in de lucht (1962), Een pak slaag (1963), De hond in het lege huis (1964), De trapeze, 10, (1967, met Leo Vroman), Vleugels voor een rat (1967), Andermans huid (1967, bloemlezing), Vijf verhalen (1969, bloemlezing), Blaffen zonder onraad (1972), Een punaise in de voet (1974), Nieuwe maan (1978), Raadpleeg de meerval (1980). |
|