't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |
[pagina 98]
| |
Eerste jaargang, vierde nummer (augustus 1950). Omslag: Lucebert.
Gerrit Kouwenaar en Adriaan Morriën aan Simon Vinkenoog, vanuit Boekarest, 24 juni 1951.
Dag Simon, hij staat hier / nog, zijn snor is drie meter / groot. Er is hier een congres. / Men voelt aan onze jaspanden: / goede kwaliteit. Men tekent / onze karikaturen: goede be- / doeling, geen dubbelzin. Verder: / bolle meisjes, zigeuners, caviaar. / Dag dag, ook aan Suzanne, met / kameraadschappelijke groeten / van tovaritsj: Gerrit. // Bonsoir, Suzanne. Zal je goed op Simon, de / blonde Absalom van de hollandsche poëzie, passen? / In Boekarest zijn geen gouden munten, maar wel / mooie zigeuners op blote voeten, die op een drempel slapen / en dromen stelen. Noroe. Adriaan (Morriën).
Pagina uit het gedicht Goede morgen haan (1949) door Gerrit Kouwenaar. Tekeningen: Constant Nieuwenhuys.
| |
[pagina 99]
| |
Begin van het handschrift van de roman Het zwart uit de mond van Madame Bovary (1974) door Willem Brakman.
Voor Aleister Crowley. // Het zwart uit de mond van madame Bovary. // Waar te beginnen. Ieder begin is wel goed, want zelfs als zuigelaar / hurkend knaapje met knikkers of bebrild scholier voortschuifelend dicht langs de huizen altijd / was ik wel op weg naar het punt waar ik nu zit te schrijven. / Laat ik beginnen bij de dag dat ik in tranen uitbarstte, wat / toch voor een volwasssen man een opmerkelijk feit is. Het was de / dag dat ik meende tevergeefs op J. gewacht te hebben. Staande onder het parkeer- / dak, dat geschraagd door dikke stenen zuilen om mij heen / stond als een tempel, staarde ik verlaten uit over het verkeer v.d. / Boulevard en liet begeerte, verlangen, eenzaamheid en heimwee / de vrije loop, zodat de afwezige geliefde in alle standen en onderdelen als een / lauwe film voor mij afliep en wel tegen de schrille achtergrond van vijandige / geluiden. De akoestiek onder het parkeerdak is waar ik stond al te goed, zodat er een over- / vloed aan joelende cretins de lucht verscheurde met feilloos / gekozen galmen. Ik ben leraar ik houd niet / van kinderen. Dit lijkt mij geen tegenspraak, eerder een logisch / verband. Wie de hysterie in al zijn vormen wil bestuderen / die begeve zich naar een schoolplein / maar dat doet nu allemaal niet ter zake. Ik wachtte en mijn angst nam toe naarmate / de wijzer het fatale punt naderde waarop zij verlossend zou verschijnen / of dodelijk wegblijven. Starend, mij / al geestelijk bufferend voor de klap werd ik aangesproken / door een oud vrouwtje, rechtsonder, een porseleinen, bijna doorzichtig vrouwtje. Ik heb niets tegen oude vrouwtjes, / ik wil zelfs gaarne voldoen aan een verzoek tot begeleiding / naar een overkant maar ik heb een feilloos oog voor onecht / gedrag en dit vrouwtje nu gedroeg zich onecht. het was zo'n vrouwtje van ik maak de beste / appeltaart van de hele buurt. Ze hield een /
Affiche voor een opvoering van het toneelstuk Tanchelijn. Kroniek van een ketter (1960) door Harry Mulisch.
Harry Mulisch aan Gerrit Borgers, Amsterdam, 1975.
| |
[pagina 100]
| |
Affiche (1983) voor een produktie van Poezie Hardop over Lucebert. Ontwerp: Frans Lases.
Affiche (1967) met een gedicht door Lucebert, getiteld ‘monk’ en gebundeld in Val voor vliegengod (1957). Ontwerp: Frank Beekers, Lies Ros en Rob Schröder.
Remco Campert aan Gerrit Borgers, redactie-secretaris van het tijdschrift Podium, waarin opgenomen het Vlaamse literaire tijdschrift Tijd en Mens, 1955.
REDACTIE REMCO / waarin opgenomen / HART, LONGEN EN INGEWANDEN. // Beste Gerrit, / hierbij dan toch nog / een gedicht, dat ik zelf mooi vind. / Het doodskruisje achter de titel is / belangrijk. Parker was een bop-saxofonist, / die vorige maand is gestorven (34 jaar). // Dag groet Annie hartelijk en jezelf. / Remco
Van l. naar r.: Hans Faverey, C. Buddingh' en Remco Campert, 1977. Foto: Mischa de Vreede.
|
|