't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
Annie M.G. Schmidt, geflankeerd door Leen Jongewaard en Hetty Blok bij de uitreiking van de Gouden Harp van het Comité voor Nederlandse amusementsmuziek (Conamus), 1967. Leen Jongewaard en Hetty Blok speelden respectievelijk de rollen van Gerrit en Opa en Zuster Clivia in de door Annie M.G. Schmidt geschreven tv-serie Ja zuster, nee zuster. Foto: Henk Lindeboom.
Een auteur wil tegenwoordig nog wel eens een Nationale Figuur worden. Dit gebeurt dan meestal niet door zijn werk sec, hoewel het er natuurlijk een rol bij speelt. Als hij uitmunt door wat als maatschappelijk afwijkend gedrag wordt ervaren, maakt hij een goede kans, de massa in opwinding te brengen. Annie M.G. Schmidt heeft haar landelijke geliefdheid niet aan enigerlei frats te danken. Zij heeft gewoon met haar schrijfwerk jong en oud aan zich verknocht. Generaties zijn nu al met haar poëzie en proza voor kinderen opgevoed of, misschien beter gezegd, aan het dooie fatsoen in gedrag en taalgebruik onttrokken. ‘Lachen mag van God’ zijn woorden van de dochter uit een Zeeuws domineesgezin-met-een-zekere-vrijgevochtenheid die, na wat gezoek om aan haar HBS-diploma een passend vervolg te geven, bibliothecaresse werd om, haar eigen hartstocht indachtig, anderen, vooral ook kinderen, te laten lezen. Van 1932 tot 1946 was zij, laatstelijk als directrice, aan openbare bibliotheken verbonden. Zij schreef als kind al. Een spontaan loflied op de radio in de jaren twintig werd door Philips beloond met een ontvangtoestel, het eerste in de ouderlijke pastorie. De keer dat vader voor de Hilversumse microfoon moest preken hoefde het gezin Schmidt niet bij de dorpsdokter te luisteren. De dokter en zijn vrouw konden naar de pastorie komen. Een wedstrijd met gedichten van de Maatschappij Zeeland leverde het HBSmeisje en haar moeder een weekend in Londen op. Willem Kloos, door moeder met gedichten van de tiener geconfronteerd, constateerde ‘waarachtigen aanleg’ en dat ‘diep in haar, zoals men 't noemt, iets zingt’. De bibliotheek-assistente debuteerde met twee gedichten, light verse toen al en nog steeds tot haar oeuvre-in-boekvorm behorend, in Opwaartsche Wegen van november 1938. In 1946 ging Annie M.G.Schmidt op de redactie van Het Parool werken, als chef van de documentatie; zij was tenslotte bibliothecaresse. Alras droeg zij light verse bij aan het jeugdblad Ruim Baan. Voor een personeelsfeest van het dagblad was zij als schrijfster, componiste en actrice actief in een geïmproviseerd journalistencabaret, dat als De Inktvis ja-
Annie M.G. Schmidt aan J.W.F. Werumeus Buning.
Amsterdam 2 maart 51 // Geachte Heer Werumeus Buning / Het is moeilijk uit te drukken hoeveel pleizier U / mij met Uw brief deed. Per slot van rekening heb ik door / Uw werken met U gewandeld en gedanst en gekookt en / gehuild en wijn gedronken en daarna het glas bekeken -en / het is een eigenaardige gewaarwording, van een zo / verre onbekende vriend een compliment te ontvangen. / Voor de oorlog op een van die - toen ook al onzinnige - / litteraire tea's of lunches of wat het was in de boeken- / week heb ik U eens schuchter benaderd. Uw afwijzendheid / deed mij toen wreed aan; nu kan ik haar alleen maar / waarderen, omdat ik zelf publiek leer kennen. // Als er nog weer iets van mij uitkomt waarmee ik zelf blij / kan zijn, zal ik het U toezenden; voor het meeste wat ik / schrijf geneer ik me. De krantenstukjes-schrijver wordt / mishandeld, het kleine beetje talent wat hij heeft moet geld / opbrengen: iedere dag moet ik mijn ‘dochtertje-talent’ de straat / opsturen; over een paar jaar zal het een opgeverfde sloerie / zijn. Misschien vergis ik me, maar ik heb 't idee dat schrijvers / zich vroeger konden permitteren arm te zijn. Nu moet iemand / die afstand wil bewaren tussen zich en de maatschappij - en een / schrijver is toch zo iemand - die afstand met geld betalen. // Intussen - een sonnet zal ik nimmer schrijven! // U nogmaals met warmte dankend voor de ruggesteun / die U mij gaf. // Hoogachtend / Annie Schmidt | |
[pagina 69]
| |
ren zou voortbestaan en haar met Wim Kan en Wim Sonneveld in relatie zou brengen. Op 24 mei 1947 verscheen haar eerste kinderversje in Het Parool, niet lang daarna haar eerste column. In 1950 verschenen En wat dan nog?, light verse, en Het fluitketeltje, kinderversjes; deze boekjes maakten haar naam zowel bij volwassenen als bij kinderen tot gemeengoed. Haar populariteit werd nog versterkt door Jip en Janneke (1953-1960, 8 dln.), uit Het Parool gebundelde verhaaltjes voor kinderen waarvan het eerste boekje in 1953 uitkwam, en het radio-feuilleton van de Vara In Holland staat een huis (1952-1958), dat als De familie Doorsnee in boekjes en op grammofoonplaten voortleeft; wie kent er geen liedjes met de muziek van Cor Lemaire uit? Op En wat dan nog? volgden nog zo'n tien boeken met light verse, lyrics en soms ook sketches, op Het fluitketeltje nog ruimschoots zoveel bundels kinderversjes. Jip en Janneke brachten het in de oorspronkelijke dosering tot acht boekjes. De columns heetten, ook in boekvorm, Impressies van een simpele ziel (1951-1953, 3 dln.), later ook In Holland staat mijn huis (1955) en, in samenwerking met Henri Knap, De vrouw zo, de man zus (1955) en Mevrouw averecht, meneer recht (1963); de keuze eruit heet Troost voor dames (1962). Uit ruimtegebrek noem ik van haar werk-van-langere-adem voor kinderen slechts de Abeltjes (1953 en 1955), de Wiplala's (1957 en 1962), Minoes (1970), Pluk van de Petteflet (1971) en Otje (1980). Voor de Vara-televisie schreef zij in de tussentijd ook nog Pension Hommeles (1957-1959) en Ja zuster, nee zuster (1966-1968), samen met Cor Lemaire en voor kinderen bedoeld maar populair bij alle leeftijdsgroepen; liedjes eruit zijn evergreens. Haar musicals van Heerlijk duurt het langst (1965) tot Ping ping (1984) met tot zijn dood John J. de Crane als producent, Paddy Stone spoedig als regisseur en Harry Bannink als lijfcomponist vulden schouwburgen in het hele land; de liedjes zijn onvergetelijk. Ik duid hier nog maar even de blijspelen, schoolboekjes en cabaretteksten aan om de magistrale produktiviteit van Annie M.G. Schmidt enigermate recht te doen. Eens stelden geleerden een schema van vereisten voor kinderboeken op, met betrekking tot de woordkeuze, de zinsbouw en zo; toen zij het werk van Annie M.G. Schmidt aan hun wetenschappelijke beginselen toetsen, bleek dit voor honderd procent aan wat zij nodig achtten te voldoen, met alle onorthodoxie die haar waarmerk is en waarmee zij het Nederlandse volkje op haar manier heeft bevrijd.
Pagina uit Doorsnee in doorsnee (1956) van Annie M.G. Schmidt.
Illustratie: Wim Bijmoer. | |
Overig werkBrood en mangelpers (1950), Dit is de spin Sebastiaan (1951), Het schaap Veronica (1951-1953, 2 dln.), Cabaretliedjes (1952), Veertien uilen (1952), De toren van Bemmelekom (1953), De lapjeskat (1954), Weer of geen weer (1954), Ik ben lekker stout (1955), Op visite bij de reus (1956), Huishoudpoëzie (1957), Het beertje Pippeloentje (1958), Drie stouterdjes-serie (1958), Prelientje-serie (1958), Iedereen heeft een staart (1959), Dag meneer de kruidenier (1960), Woelewippie onderweg (1960), Dikkertje Dap en een heleboel andere versjes (1961), Ibbeltje (1961), De wim-wam reus en andere liedjes voor de jeugd (1961), Pluis en Poezeltje-serie (1963), Vingertje Lik en een heleboel andere versjes (1964), Het gedeukte fluitketeltje (1966), Het beest met de achternaam (1968, bloemlezing), En ik dan? (1969), Floddertje (1973), Water bij de wijn (1973), Het fornuis moet weg! (1974), Tom Tippelaar (1977), Waaidorp (1979-1981, 2 dln.), Er valt een traan op de tompoes (1980), Een visje bij de thee (1983, bloemlezing). |
|