't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
Godfried Bomans. Foto: Maria Austria.
Wanneer Godfried Bomans drieëntwintig jaar oud is en als student in de rechten te Amsterdam weinig vorderingen maakt, schrijft hij een vroegere buurjongen een brief waarin het heet: ‘Ik ben toch niet voor advocaat geboren, zeg nu zelf eens. Een advocaat meer bij de duizenden. Hoeveel meesters in de rechten zijn er in Haarlem: 120! Hoeveel sprookjesvertellers? Geen een.’ Sprookjesverteller wordt hij, bovenal, een fantast die een eigen kleine wereld creëert in de marge van een voortdurend moeilijk bevonden maatschappij. Een bepantserde jonge man, in het defensief tegenover de verwachtingen en eisen van zijn ambitieuze vader, zijn geordende katholieke milieu en een vulgairagressieve samenleving, hurkt neer bij insecten en kinderen of schept kleine zonderlingen en wordt er ontwapend. Hier zijn wezens die verwonderde aandacht verdienen: hier kan meer mededogen en daarmee gepaard gaande innigheid en tederheid uitgewisseld worden dan in de met onvrede beleefde maatschappij. Ook Erik of het klein insektenboek (1941) is zo'n sprookje. De zoon van de in het openbare leven zo geslaagde Mr. J.B. Bomans schijnt in te stemmen met diens zelfbekentenis: ‘Hij speelde een beetje met de mensen’. De observator houdt zich op een afstand en bedient zich uit zelfbescherming van spot ten aanzien van zijn maar rare medeburgers (Memoires of gedenkschriften van minister Pieter Bas, 1937; Kopstukken, 1947). Tot het spelen behoort mystificatie, het bewust scheppen van verwarring omtrent zichzelf of zogenaamde historische persoonlijkheden (de ‘Spoon’-verhalen). Een serieuze benadering van wereld en mensen wordt haast marginaal. Die treft men aan in Wandelingen door Rome (1956) en de kroniek Een halve eeuw Trappistenleven (1950), de geschiedenis van de Cisterciënser abdij te Zundert: een kleine gemeenschap. Zelf sticht Bomans zijn leven lang besloten clubjes en genootschappen, enerzijds mogelijkheden tot verdwijning, anderzijds kansen op warmte voor ‘een jongetje dat lief gevonden wil worden’. Bijna al het overige werk laat de geamuseerde of geërgerde toeschou- En ja, behoef ik het nog te vermelden? Ik geraakte verliefd. Het droevig relaas mijner herhaalde omdolingen op de paden der liefde vormen zeker de meest beschamende bladzijden uit dit boek. Ware ik niet zulk een verknocht dienaar der waarheid, ware ik niet vastbesloten in deze bladzijden niets weg te laten wat wel, en niets toe te voegen wat niet is gebeurd, het zou U nimmer ter oore zijn gekomen. | |
[pagina 66]
| |
wer zien bij de dwaze menselijke samenleving. De bespiegelingen (‘in ernst en luim’), gesteld in een welverzorgd, ietwat belegen proza, zijn die van een zelfverzekerde man voor wie de waarden en waarheden sinds zijn jeugd vaststaan, een onbekommerde bovendien in wie trekken van de eeuwige student waarneembaar schijnen. Deze mijmeraar, ook op radio en televisie manifest, kon de status krijgen van een nationaal orakel, een moderne vader Cats. In zijn latere levensjaren echter begonnen twijfels en angsten te knagen aan de geestelijke bagage. Het herdenken van jeugd en opvoeding, geloof en folklore werd doortrok-
Godfried Bomans aan A. Roland Holst.
[p.2] Je bent als het ware voorbestemd het middenpunt van een pelgrimsoord / te worden. Ik zou het heerlijk vinden om bij voorbeeld drie keer / 's jaars met een groep ellendelingen, allen stichters van maandbladen, / barrevoets naar Bergen te trekken en even te kijken of hij er nog is. / Een blik door het raam zij voldoende. En dan weer terug door de regen / naar onze morsige ledikanten. Al die met inkt bespatte cultuurdragers, / met hun hoorspelen en dijkbreukbijdragen, ik heb er genoeg van. Jij / bent nog een koraalrif van dat verzonken eiland, waar ook van Lennep / en Thijm gewoond hebben, de vrije strandjutters, die raapten wat de / zee des levens hun bracht. Wij zijn allemaal aandeelhouders in een / ingewikkeld visserijbedrijf en de Vis wordt Duur Betaald. Ik vraag / me af: waarom vier je die 65 jaar zo stilletjes? Ik denk dat je het / niet oud genoeg vindt om ermee voor de dag te komen. Het is de bronzen / medaille van de tijd, je kunt die laten zien in een kleine kring, maar / de gouden plak is het niet. Negentig jaar, die laat je zien, dan heb / je wat. Moge je die halen, beste Jany, dan krijg je ook het ere-lid- / maatschap, zelfs als je dan nog veel zou eten, hetgeen God verhoede. / Een oppervlakkig waarnemer zou, deze missive beschouwend, kunnen menen / dat ik mijn cigarette op de bovenrand daarvan een ogenblik had neerge- / legd, maar jij weet wel dat het de sporen zijn van het vuur mijner / genegenheid, daar ben je dichter voor, en daar ben ik zo blij om, / anders had ik deze brief helemaal opnieuw moeten typen, want het is / gebeurd toen hij al bijna af was en ik dacht: ja, je kunt me nog meer / vertellen. Er is niets meer aan de orde, met uitzondering van mijn / hartelijke groeten aan Annie en je beide broers, mede namens Pietsie. // à Dieu! / Godfried / 22 Mei 1953. | |
[pagina 67]
| |
Ansichtkaart door Godfried Bomans verstuurd aan Jan Engelman, 30 juli 1941.
ken van skepsis; de man die overal antwoord op wist ging meer en meer vragen stellen; de bepantserde speler en spotter legde een deel van zijn vermommingen af. De boeken tussen In de kou (1969) en Op reis rond de wereld en op Rottumerplaat (1972) spreken het besef uit dat de tijd van de sprookjes voorbij is. En hier en daar wordt nu zelfs het verlangen hoorbaar naar begrip en meeleven voor een wezen dat haast angstvallig verborgen was gehouden. In zekere zin vormt Op reis rond de wereld en op Rottumerplaat, vrucht van een bar eenzaam avontuur, de bekentenis van een nederlaag: spelen als levenshouding leidde tot een geestelijke failliet. De mystificator die niet buiten publiek kon en altijd beweerd had op een eventueel onbewoond eiland de pen in het zand te zullen werpen, schreef in die concrete situatie, èn gaf er zich bloot, uiteindelijk, met veel van zijn levenslange kwetsbaarheid. Het was het einde van het rollenspel. Het jongetje, dat lief gevonden wilde worden was als schrijver op zijn best, wanneer hij niet optrad in mystificerende verdwijntrucs; wanneer hij het spelen opgaf. | |
Keuze uit het overig werkBloed en liefde (1937), De huistyran (1939), De drie koningen (1941), Een eeuw achter (1944), De nieuwe kerststal van de pastoor (1944), Het ontbijt van Koning Habbeba (1944), Sint Jeanne d'Arc (1944), Het duel (1945), Sprookjes (1946), Sprookjes (1947), De avonturen van Bill Clifford (1948), De avonturen van Tante Pollewop (1948), Buitelingen (1948), Liefde, dood en minne (1948, met Antoon Coolen), Onstuimige verhalen (1948), Wonderlijke nachten (1949), De avonturen van Pa Pinkelman (1952), De onsterfelijke Pa Pinkelman (1952), Pa Pinkelman in de politiek (1952), Capriolen (1953), Jan de zebra (1953), Het locomotiefje (1953), Het luie jongetje (1953), De ontevreden vis (1953), De verliefde zebra (1953), De ijdele engel (1953), Nieuwe buitelingen (1955), Pinkelman omnibus (1955), Op het vinkentouw (1957), Memoires van Minister Pieter Bas (1958), Noten kraken (1961), Omnibus (1962), Op de keper beschouwd (1963), Sprookjesboek (1965), Van de hak op de tak (1965), Pim, Frits en Ida (1966), Denkend aan Vlaanderen (1967), Mijmeringen (1968), Van hetzelfde (1969), Beminde gelovigen (1970), Van dichtbij gezien (1970), Oude en nieuwe buitelingen (1970), Een Hollander ontdekt Vlaanderen (1971), Korte berichten (1971), De man met de witte das (1971), Dickens, waar zijn uw spoken? (1972), Van mens tot mens (1973), Thomas Robert Spoon (1973), Een mooie tijd (1974), Facetten (1975), Aspecten (1976), Aforismen (1977), De wereld van Godfried Bomans (1977, bloemlezing), Groot verhalenboek (1979), Bloed en liefde, en ander toneelwerk (1979), De glimlach die blijft (1981). |
|