't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 49]
| |
J.B. Charles (rechts vooraan) in gesprek met Prins Bernhard op de Maliebaan te Utrecht, 1945.
‘Ik heb in de oorlog tot mijn ontsteltenis gemerkt dat veel intellectuelen zich op gemakkelijke wijze lieten overtuigen van de vijandelijke en landverraderspropaganda, die zei dat de oorlog voorbij was en verzet tegen de bezetter niet alleen formeel illegaal, maar ook ethisch ongelegitimeerd was. ‘Dat schreef J.B. Charles (pseudoniem van W.H. Nagel) in Volg het spoor terug (1953). Charles, jurist, verzetsman en ook kunstenaar, begon al in de jaren veertig met de geschiedschrijving van het verzet. ‘Ik wil iets onderzoeken’, zo luidt zijn verantwoording. ‘En ik wil enige geschiedvervalsers een stok tussen de benen steken.’ Hij maakte duidelijk dat verzet wèl gelegitimeerd, dat wil zeggen gewettigd was. Eén van de kernpunten in zijn betoog, dat hij voortzet in Van het kleine koude front (1962), is dat niet Nederland op 14 mei 1940 heeft gecapituleerd, maar ons leger in de vesting Holland. De onvoorwaardelijke overgave van de rest van onze strijdkrachten, in Zeeland, volgde op 19 mei. De Duitse bezettingsmacht hield zich niet aan het ook door Duitsland geratificeerde Landoorlogsreglement. Die overeenkomst hield onder meer in dat de vijand van de Nederlanders geen persoonlijke diensten kon vorderen voor zijn oorlogsvoering en dat hij niet zou mogen ingrijpen in de binnenlandse politiek van het door hem bezette land. Aan de pogingen om ons volk te nazificeren, aan de deportatie en de uitroeiing van onze joodse medeburgers, aan de verplichte tewerkstelling van Nederlandse mannen in Duitsland (de mensenjacht) waren, volgens Charles, Nederlandse ambtenaren van hoog tot laag medeplichtig. Uit lafheid. Om zichzelf veilig te stellen. Hij weet waar hij het over heeft, hij was zelf van 1938-1941 onder eigen naam ambtenaar van het Openbaar Ministerie bij kantongerechten in Groningen. Zijn aanklachten tegen een NSB-er en een Duitse officier wekten de woede van de bezetter. Hij ontsnapte aan arrestatie door onder te duiken. Verzetsvrienden bezorgden hem een persoonsbewijs op naam van Karel Wolters, die zich in Assen liet aanstellen als Rode Kruis-koerier. Zijn Drentse gastvrouw vond Karel geen naam, die bij hem paste en zei: ‘We zullen je Charles noemen.’ Tegen het einde van de oorlog was hij plaatsvervangend Gewestelijk Commandant van de Binnenlandse Strijdkrachten in de provincie Utrecht. Als auteur stelde Charles zich ten doel het beschrijven van de achter- Maar dat is nog steeds geen reden om te schrijven. Het is nu 1952. Het eerste hoofdstuk schreef ik eind 1948. De strekking daarvan bevat iets als: ik sta nu drie lange jaren achter de gebeurtenissen, zodat ik er welhaast objectief over schrijven kan. Maar sedertdien telden wij weer drie jaren af en onze kijk op alles is al weer anders. Niet principieel anders, meen ik. De titel Volg het spoor terug betekende dat de oorlog van 1940-1945 een glimp van de huid was van de demon, die over ons leven heerst, en ik nam op mij, te laten zien dat wij niet werkelijk bevrijd zijn van zijn demonie. Toen ik in plaats van woorden in enige overmoed mijn eerste werkelijke daden tegen deze demonie stelde, in Duitsland in 1939, is daarmee bij mij iets ingezet, dat nog niet opgehouden is te reageren. Ik heb geleerd dat er één avontuur is, meer levensgevaarlijk dan alle andere mogelijke avonturen, dat is het waagstuk om te trachten te handelen naar de eis van zijn hoogst persoonlijke intellectuele en ethische bloedvaten en kringspieren en ressentimenten, het z.g. geweten. Die daarmee begint, woelt zich los uit zijn gemeenschap, woelt zich bloot, geeft zich bloot. Hij zal zich altijd weer opnieuw laten provoceren door het beleid van de gemeenschap, die zijn lidmaatschap en zijn ondergeschiktheid claimt, hij zal zich laten uitdagen, door subjectieve onrechtmatigheid en materieel onrecht, en hij zal zijn goed en zijn leven daaraan verliezen. | |
[pagina 50]
| |
Essay (1953). Omslag: A. en B.A.M. Bornkamp.
Gedicht door J.B. Charles, in gewijzigde vorm gebundeld in Het geheim (1952).
Mijn zonnebril van plastic // Mijn dag is goed - / mijn zonnebril van plastic doopt de bomen / het gras de stoepen en de deuren / in zachte transparante groene olie, / er kan mij niets gebeuren. // Het ochtendblad is tevergeefs gekomen, / de bus wordt niet geleegd, ik zet / mijn zonnebril van plastic op en leg / een film van zachte zomerolie over alle dingen / en ik leid U zacht naar Hollywood. // De oude daken van de huizen gaan op ons bevel / zacht aardbeienrood gloeien / de hemel wordt doorschijnend edelstenenblauw, / en krijtwit als de as van kostbare sigaren / gaan kleine wolken in geheime opdracht varen. // De duif landt dankbaar voor mijn voet / en toont hoe ik hem met mijn transparante / zachtgroene balsem witter en leiblauwer maakte. / Klapwiek nu maar weer heen, vandaag is alles goed, / vandaag zijn wij bereid ons voort te planten. // Willem.gronden van het nazisme (fascisme), het waarschuwen tegen de macht achter de machten, tegen ‘partijdigheid met de Boze - de meest demonische eigenschap, die ten uitvoerlegging van het recht kan hebben.’ De bron van zijn schrijverschap is, volgens mij, ‘de rechtsontroering.’ Zelf noemt hij in Hoe bereidt men een ketter (1976) als aandrift ‘de razernij en de depressies’. Het typeert de heftigheid van zijn emoties, het lijden aan het zien van onrecht. J.B. Charles was een kunstenaar, die het recht ter harte ging. | |
Overig werkEen suite van de zee (1944), Terzinen van de mei (1944), Ontmoeting in den vreemde (1946), De criminaliteit van Oss (1949), Zendstation (1949), De meineed (1951), Het geheim (1952), Lezend over misdaad (1953), Waarheen, daarheen (1954), Het paradijs (1955), Gedichten (1955), De menseneter van Nowawes en andere verhalen (1956), Het strafrecht en de onmens (1956), Beeldroman (1956, met Emmy Andriesse), Eendracht ontkracht (1959), Ekskuseer mijn linkerhand (1959), De vrouw van Jupiter (1961), Mijn kleine koude oorlog (1961), De gedichten tot 1963 (1963), Topeka (1966), Voor kinderen van ezeldrijvers (1966), De warme slager (1973), De blauwe stoel (1980), Turner Court (1982), Naar de Barbiesjes (1983). |
|