't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 316]
| |
Cola Debrot te Utrecht, omstreeks 1936. Foto: Bruschwiler.
De vader van de op het eiland Bonaire (Nederlandse Antillen) geboren Nicolaas Debrot was van Zwitsers-calvinistische, zijn moeder van Frans-Venezolaans katholieke afkomst: zichzelf noemde hij daarom wel een ‘hispano-suisse’, met ironische hilariteit, maar ook half in ernst. Want de karakteristiek was treffend door zijn complexe en tegenstrijdige elementen. Men vindt er niet slechts Debrots controversiële spanningen van religieus-existentiële aard in terug, maar ook zijn affiniteit met het tragische, de bewogenheid van een temperament dat sterker leeft vanuit een voortdurende polariteit dan vanuit de harmonie, een rationalisme dat het gepassioneerde niet schuwt. Voor deze paradox vond hij de formule ‘romantisch rationalisme’, waarmee hij een accent meende te leggen dat in zijn visie onvoldoende in de Nederlandse literaire traditie werd gehoord. Hij vergiste zich daar niet in en voor de literatuurhistorie loont het de moeite kennis te nemen van de discussie die hij daarover met Gerard Knuvelder voerde, in boekvorm gepubliceerd onder de titel Ars et vita (1946). Achteraf moet men vaststellen dat dit accent in de eerste plaats het zijne was. Debrot debuteerde in 1933 in Forum met zijn novelle ‘De Mapen’. Het eerst in hetzelfde tijdschrift gepubliceerde Mijn zuster de negerin (1935) is een klein meesterwerk, en tevens het begin van de Nederlandstalige literatuur van de Antillen, waarin de dramatische spanning tussen blank en zwart, tussen verschillende culturen en beschavingssferen en de daarmee gepaard gaande sociale discriminatie klemmend is verwoord. De door de Europese cultuur gevormde intellectueel die Debrot was - jurist, arts, politicus en gouverneur van de Antillen - bezat door zijn afkomst en diepgaande belangstelling méér dan een toevallige binding met de Caraïbische cultuur, niet alleen van de Nederlands-, ook de Spaans-, Frans-, en Engelstalige, die hij grondig kende. Zijn werk is van beide bronnen, Europese en Caraïbische, in een zeer eigen amalgaam doordrenkt. Dat is zeer sterk het geval in zijn grote roman Bewolkt bestaan (1948) waaraan hij jarenlang werkte en die onvoldoende bekend werd. Het verhaal, spelend in Europa en Amerika en op de Antillen, vormt de confrontatie van de auteur met zijn complex wereldbeeld in een tiental personages die, zonder allegorieën te worden, symbolen zijn van de eschatologische spanningen tussen hoop en wanhoop, mystiek en rationalisme, levensliefde en levenshaat, die het bestaan afwisselend verduisteren en verlichten. De levensrealiteiten van de figuren met hun De haven van het Nederlandsch Westindisch eiland begon met een lange geul die eindigde in een grillige baai; op de kaart: een stengel met een tros bloemen. De toegang was zoo breed, dat vrij groote steamers er makkelijk in konden keeren, en zoo lang, dat de schepen aan beide zijden langs de kaden konden aanleggen. | |
[pagina 317]
| |
Cola Debrot aan Menno ter Braak, over de publikatie van Mijn zuster de negerin in Forum.
Utrecht 3 Sept. '34 // Beste Menno, / Het plan van een speciaal Forum- / nummer lijkt mij prachtig. Ik hoop maar dat het / door kan gaan. Dat ik mijn novelle zoo graag / als boekje wilde zien verschijnen, kwam voor- / namelijk omdat ik het eens in z'n geheel wilde / zien. Als het speciaal nummer zou doorgaan, / zou mijn wensch al in vervulling zijn gegaan. / Binnen een maand ga ik weer flink aan / het schrijven. Het Hart vol Streken afmaken, en / dan met een nieuw ding beginnen waarvoor / ik zoo min of meer de gegevens al bij / elkaar heb. Mocht het speciale nummer / niet doorgaan, dan zou toch de gedeeltelijke / of geheele verschijning van Mijn Zuster in / October mij een groot plezier verschaffen. / Niet alleen om de centavos, die ik zal kunnen / gebruiken. Wij hebben hierover weleens meer / gesproken, over het zichzelf gedrukt zien - / Mocht je iets gehoord hebben van den / Vlaamsche Redactie, laat het mij / dan s.v.p. even hooren, een paar woorden / maar. Ik begrijp zeer goed dat je het / verschrikkelijk druk zult hebben. / Na de 25ste hoop ik jullie hier te / zien, jullie moeten het zeker doen! // Hartelijke groeten voor jullie beiden / je Colahallucinerende werking, de geografische variaties en de geestelijke beweeglijkheid van Debrot geven de stof een ongewone spankracht, mede door een stijl waarvan de tragische ernst ineens kan omslaan in humor. Verrassend zijn ook zijn thematisch verwante novellen als Bid voor Camille Willocq (1946) en het postuum verschenen De vervolgden (1982). Tussen proza en essay vormen de prikkelende Dagboekbladen uit Genève (1963) een sociaalliterair journaal met diverse verrassende perspectieven. Als dichter, onder meer van Bekentenis in Toledo (1945) en Navrante zomer (1946), fascineert Debrot door een soort indirecte bekentenislyriek, waarin de ‘ik’ ofwel vermomd is ofwel in een geënsceneerde situatie verkeert. Zijn gedichten zijn daardoor als spiegels die niet de dichter zélf te zien geven, maar een afstraling die zijn waarheid zichtbaar maken, terwijl zij hemzelf afschermen. Bij weinig schrijvers heeft de literatuur zo briljant als bij Cola Debrot de paradoxale functie vervuld het onthulde te verhullen. | |
Overig werkHet existentialisme (1947, voordrachten van Debrot, R. Beerling en Jacq. de Kadt), De afwezigen (1952), Tussen de grijze lijnen en andere gedichten (1970), Verzameld werk (1985-...., 6 dln.). |
|