't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 210]
| |
Top Naeff in haar huis aan de Johan de Wittstraat 25 te Dordrecht.
Met haar meisjesboeken, waarvan vooral School-idyllen (1900) zeer populair werd, oogstte Top Naeff haar eerste roem. De hoofdfiguren uit deze boeken komen doorgaans uit de gegoede - of ietwat minder gegoede - burgerij, maar zij rebelleren tegen schijnheiligheid, conventies en gezag, tegen hun deugdzame ouders en beschaafde schooljuffrouwen. Later echter schikken zij zich - meer of minder verzoend - in hun burgerlijk lot. Eenzelfde houding vinden we in haar romans en novellen. Op ironische, soms sarcastische wijze beschouwt Top Naeff het conventionele burgerlijk leven. Zij beschrijft ‘keurige’ huwelijken, ‘voorbeeldig’ opgevoede kinderen en ‘fatsoenlijk’ bedwongen verlangens. Maar eveneens peilt zij de sleur binnen die huwelijken, ziet zij het stakkerige, bekrompene in het welopgevoede kind (men leze Letje, uit 1926!) en toont zij de ontgoocheling en pijn achter de ogenschijnlijk beheerste verlangens. Dit alles beschrijft zij in een verzorgde stijl. Haar toon is soms weemoedig en vol deernis, vaak ook fel en bijtend. Op bijna onbarmhartige wijze gunt zij ons een blik achter de nette, overbeschaafde façades van haar figuren, legt zij hun wonden bloot en dekt de schrijnende plekken vervolgens weer toe. Top Naeff, zelf afkomstig uit de gegoede burgerij, zag verstandelijk de beperkingen van haar milieu en leed eronder, maar gevoelsmatig zat zij er tè zeer in geworteld om zich volledig los te kunnen maken. En zij kon - zij het met moeite - berusten. ‘Tegen het “burgerlijke leven”, in welk milieu, op welk niveau ook, verzet zich de vrije kunstenaarsziel, en dat zij onder dit machteloos verzet lijdt, spreekt vanzelf’, schreef zij ooit. Desillusies, trouw en beheerste ontrouw, het huwelijk als plicht en komedie, zijn vaste motieven in haar werk. De meeste van haar figuren zijn dan ook volstrekt eenzame mensen. Voortreffelijke novellenbundels als Voorbijgangers (1925) en Juffrouw Stolk en andere verhalen (1936) zijn hiervan duidelijke voorbeelden. ‘Alles wat wij neerschrijven, hetzij in kunstvorm, hetzij als inhoud van een brief, is belijdenis, verraad aan onszelf. Meer of minder bewust, meer of minder beheerst, meer of minder bedekt’. Woorden van Top
Top Naeff voor het tot ‘studeercel’ omgebouwd kolenhok in de tuin van haar huis aan de Johan de Wittstraat 25 te Dordrecht.
| |
[pagina 211]
| |
Eerste blad uit het handschrift van School-Idyllen (1900) door Top Naeff.
School-Idyllen. // I. // Een plezierig vooruitzicht. // 't Was krans bij Jeanne van Laer. Zij zaten / met hun vieren om de tafel: Jeanne, / Jet van Marle, en Lien en Noes Terhorst./ ‘'t Had niet ongelukkiger kunnen treffen’, / zuchtte Jet, terwijl ze met 'n plof haar beide / ellebogen op de tafel zette ‘nou net / middenin de repetitie-week zoo'n nieuw / kind naast je te krijgen! Ik was veel / liever maar alleen in mijn bank gebleven, / dan had ik tenminste plaats met m'n / knieën, als ik stikum even in m'n boek / wil kijken op m'n schoot. Aan zoo'n / nieuwe kan ik natuurlijk niet dadelijk / vragen of ze 'n beetje op wil schikken... Zeg / heb je nog thee? Geef me nog 'n kopje, 't / komt er niet op aan of 't slap is. Ze zal / wel verbaasd staan te kijken, als ze ziet / hoe er bij ons op school eendrachtelijk ge- / knoeid wordt.... Dank je. Maar ik zeg maar, / ik ben 't slachtoffer op 't oogenblik. Van / vóórzeggen is natuurlijk heelemaal / geen sprake.’... en Jet hield even op met /Naeff. Van de thema's uit haar werk vinden we echter weinig terug in haar geestige, fijnzinnige autobiografie Zo was het ongeveer (1950), zodat men geneigd is te denken: inderdaad, wel zéér ‘ongeveer’! Top Naeff schreef ook enkele toneelstukken en verwierf een naam als toneelcritica. Aan haar grote vriend Willem Royaards, de acteur, weidde zij een uitgebreid boek. Menno ter Braak schreef in 1936: ‘In het werk van Top Naeff treft telkens weer èn de scherpe, ironische objectivering van de Nederlandse gedachtenwereld èn (des ondanks) de gebondenheid van de schrijfster aan juist deze onderwerpen.’ | |
Overig werkDe genadeslag (1899), Aan flarden (1901), De tweelingen (1901), In mineur (1902), 't Veulen (1903), Het weerzien (1905), Zie de maan schijnt... (1905), De dochter (1905), De glorie (1906), De stille getuige (1906), In den dop (1906), Oogst (1908), Voor de poort (1912), Dramatische kroniek (1918-1923, 4 dln.), Vriendin (1920), Charlotte von Stein (1921), Twee toneelspeelsters (1921), Klein avontuur (1928), Offers... (1932), Twee toneelspeelsters; Sarah Bernhardt en Eleonora Duse (1934), Een huis in de rij (1935), Klein witboek (1947), Willem Royaards (1947), Verzameld proza (1953, 5 dln.), Mijn grootvader en ik en andere verhalen (1966), Tredmolen en andere verhalen (1967). |
|