't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 199]
| |
Geerten Gossaert op drieëndertigjarige leeftijd, 10 mei 1917.
Het had weinig gescheeld of Geerten Gossaert (ps. van F.C. Gerretson) had meer dan één bundel gedichten gepubliceerd. In 1905 wilde hij bij Van Dishoeck ruim honderd sonnetten uitgeven die onder invloed van de Tachtigers ontstaan waren. Het ging niet door; waarschijnlijk heeft de dichter ze zelf vernietigd. Gossaert blijft de dichter van de éne befaamde bundel Experimenten (1911). Hij verwierp het estheticisme en de neologismenmode van de Tachtigers en wendde zich naar het verleden, naar Bilderdijk, Da Costa, Gezelle, Swinburne (1837-1909). ‘Ook in de poëzie schijnt mij een welbegrepen en zuiver gebruik der klassieke beelden verre te verkiezen boven het thans in zwang zijnde tot elke prijs opjagen van nieuwe beelden.’ Hij hanteerde vele oude naamvalsvormen, schreef bijbelse taal: ‘Hij sprak en zeide’, en spelde: ‘sints’ en ‘ontfangen’. In deze experimenten (de titel van zijn bundel!) met de ‘bezielde retoriek’ wilde hij de felle hartstocht, die de grondslag van zijn poëzie vormt, bedwingen d.m.v. een beheerste techniek. Gossaert behoorde, met o.m. A. Roland Holst en Bloem, tot de generatie van 1910, die behalve een traditionele vormgeving vooral het verlangen als kenmerk had. In ‘De Boulevardier’ vliegt een zwaluw zijn nest uit dat in een kerkje gebouwd is. De boulevardier reageert:
Hij merkt het en herkent, - o, raaklings langs zijn wangen! -
Den snellen vleugelslag van het gedroomd geluk...
En voelt in 't hart den klauw van 't ongetemd verlangen,
En kreunt, en balt zijn vuiste', en bijt zijn lippen stuk!
In ‘De verloren zoon’ keert de zoon verlangend terug naar het vaderhuis en zegt in zijn dankgebed:
Ja, 'k dank U. Omdat Gij, met 's levens lust en lijden,
(Tweesnijdend kouterzwaard van Uw volmaakten spot)
De steenrots van mijn hart ten akker woudt bereiden
Voor 't langsaam kiemend zaad van Uwe liefde, o God!
Briefkaart van Geerten Gossaert aan P.N. van Eyck, Rotterdam, 30 april 1931.
P.N. van Eyck / 49 Russell Gardens / Golden Green / London NW // | |
[pagina 200]
| |
De bloeiende amandeltak
Ik sluimerde in den bloemenhof, in 't malsche gras gelegen;
Toen wekte mij een zwoele geur de heuchnis van weleer...
En op mijn' moeden wenkbrauwboog voelde ik, vertroostend, wegen
Een wichtelooze vrouwehand, zacht streelend, héén en wéér.
En 'k stamelde in mijn droom: Waarom? Gunt gij dan geen vergéten?
Dit weinige, o liefste mijn, is àl wat ik begeer:
Eén uur van ongestoorden slaap uw goedheid niet te wéten,
Eén stonde niet van ú te zijn, o liefde wreed en teer!
Maar als ik mijnen blik ontlook ontwaarde ik slechts een venkel
Bezwangrend met zijn zwoelen geur de broeiende atmosfeer,
En over mijne leedverwoeste trekken wiegelde enkel
Een bloeiende amandeltak zijn schaduw, héén en wéér.
Gedicht door Geerten Gossaert, gebundeld in Experimenten (1911).
zijn zeventiende en drieëntwintigste jaar. Zelf heeft hij een relatie tussen zijn leven en zijn poëzie verdoezeld door de gedichten in Experimenten in niet-chronologische volgorde te plaatsen. In volgorde van ontstaan bezien vertoont zijn poëzie echter een belangrijke wending, nl. van het ‘diepverdoemd bestaan’ naar het beminnen van het door God gegeven leven, zoals dit bijv. blijkt uit ‘Clematis’. De wending moet zich omstreeks 1906 hebben voltrokken. Na 1912 nam zijn dichterlijke produktiviteit sterk af, na 1916 zweeg hij als dichter bijna geheel, waarschijnlijk omdat hij vastliep in de klassieke traditie. Als prozaïst zette Gerretson zijn literaire werk voort. Hij schreef de Geschiedenis der ‘Koninklijke’ (1932-1942, 3 dln.) en historische en politieke essays. Vanaf 1925 tot 1954 was hij hoogleraar in de geschiedenis, van 1951 tot 1956 lid van de Eerste Kamer voor de CHU. In 1950 ontving hij voor zijn totale oeuvre de Constantijn Huygensprijs.
Geerten Gossaert bij een portret, dat Sierk Schröder van hem maakte.
| |
Keuze uit het overig werkPlato's Charomides (1906), Prolegomena der sociologie (1911), Swinburne (1911), Nederlandsche gedachten (1915-1919, 2 dln.), De historische vorming van den bestuursambtenaar (1925), Indië onder dictatuur (1946), Coens eerherstel (1944), Essays (1947), Om koninkrijk en constitutie (1948), De rijksgedachte (1954), Amsterdam hoofdstad (1955), Verzamelde werken (1973-1976, 6 dln.), Geerten Gossaert-F.C. Gerretson; experimenten in poëzie en proza (1979, bloemlezing), Briefwisseling Gerretson-Geyl (1979-1980, 5 dln.), Briefwisseling Gerretson-Van Eyck (1984). |
|