't Is vol van schatten hier...
(1986)–Anton Korteweg, Murk Salverda– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 146]
| |
J.H. Speenhoff, met gitaar.
‘Het werk van J.H. Speenhoff zoals het in zijn boeiende verscheidenheid voor ons ligt, vormt een rijmkroniek van het maatschappelijk leven in Nederland met al zijn grote en kleine evenementen; met zijn kracht en zijn inzinkingen.’ Deze woorden van Greshoff, afkomstig uit het ‘Voorwoord’ bij De beste gedichten van J.H. Speenhoff (1940), door hem uitgezocht en ingeleid, typeren uitstekend het werk van de legendarische dichter-zanger-tekenaar, die zijn zinspreuk ‘t Was anders’ alle eer heeft aangedaan. Geboren in Kralingen, opgegroeid in Krimpen aan de Lek, opgeleid tot machinist bij de marine, afgekeurd, drie jaar werkzaam geweest als handelsreiziger voor de firma van zijn vader, vestigde hij zich uiteindelijk in Rotterdam waar hij de kost verdiende met het schrijven van stukjes en het tekenen van cartoonstrips, dit laatste met name voor het vanaf 1 oktober 1901 wekelijks verschijnende satirische blad De Ware Jacob. Ondertussen schreef hij voor zijn eigen plezier liedjes die hij in besloten kring, zichzelf begeleidend op de gitaar wel voordroeg, maar zijn eerste openbare optreden vond waarschijnlijk eerst plaats in december 1902 tijdens een zondagmiddagvoorstelling in de Rotterdamse Tivoli-schouwburg, waar hij naast o.a. ‘Kleine kleuters’ en ‘De goedgezinde meid’ ook ‘De vegetariërs!’ zong:
Vegetariërs zijn menschen,
Die de menschen anders wenschen,
Daarom eten zij slechts planten,
Net als groote olifanten;
Zij zijn bang voor dooie koeien,
Want die kunnen niet meer loeien.
Beesten dooden om te eten,
Noemen ze van God vergeten.
't Is zoo deftig en zoo fijn
Vegetariër te zijn!
J.H. Speenhoff met zijn vrouw Cesarina Speenhoff-Prinz (1883-1946) in 1914.
Tekening door Piet van der Hem. | |
[pagina 147]
| |
zijn liefhebberij zijn vak te maken. In 1903 werd hij geëngageerd door de Amsterdamse cabaretier Eduard Jacobs (1868-1914) aan wiens gezelschap een in Antwerpen geboren zangeresje, dochter van een Duitse moeder en een Luxemburgse vader, verbonden was: Alexandrina Cesarina Julia Prinz (1883-1946). Met haar trouwde hij in 1905 en vanaf dat moment gold ‘De heer en mevrouw J.H. Speenhoff-Prinz’, een duo voor het leven en het toneel. In deze periode groeide zijn populariteit razendsnel; liedjes als ‘Afscheid van 'n marinier’, ‘Brief van een ouwe moeder’ en ‘De schutterij’ (Daar komen de schutters, / Zij loopen zich lam, / De mannetjesputters / Van Rotterdam! etcetera) werden door iedereen gekend en meegezongen, en dat in een tijd waarin geen radio of t.v. bestond. Veel van wat hij schreef was direct op de actualiteit geënt, zodat de mensen 's avonds in het theater het nieuws uit de ochtendkrant bezongen hoorden. Dat was de kracht maar tegelijk de zwakte van een groot deel van zijn werk; zonder de rechtstreekse aanleiding en vooral ook zonder de karakteristieke persoonlijke voordracht - de licht-ontstemde gitaar, het zing-zeggen - bleek het niet meer dan vaardig berijmde anekdoten. Dat neemt niet weg dat een niet onaanzienlijk aantal teksten, zoals bv. de strijdbare ‘Marsch der proleten’ en ‘Stumpers leeft!’, het navrante ‘Waarom...?’, en het geestige ‘Afscheid van het “pension”’, met zijn pendant ‘Oude kennissen’, alle uit Honderd tien krekelzangen (1918), de tand des tijds glansrijk heeft doorstaan. Toen in de loop der jaren zijn roem begon te tanen, omdat een jongere generatie de fakkel overnam, raakte hij enigszins verbitterd. In zijn in 1943 verschenen herinneringen Daar komen de schutters! komen enkele passages voor die alleen maar tot misverstanden aanleiding gaven en daarom beter ongedrukt hadden kunnen blijven. Het Engelse vergissings-bombardement op het Haagse Bezuidenhout maakte op 3 maart 1945 een abrupt einde aan zijn leven. Maar niet aan zijn poëzie, of zoals Willem Wilmink het in 1980 in zijn ‘Inleiding’ bij de heruitgave van Greshoffs bloemlezing formuleerde: ‘Sommige gedichten van Speenhoff zijn terecht klassiek geworden.’
Liedjes, wijzen en prentjes. Derde bundel, door J.H. Speenhoff, ‘dichter-zanger-teekenaar’. Met piano-begeleidingen door H.J. van Praag. Tweede druk (1909). De eerste druk verscheen in 1906. Met een omslagillustratie door de dichter.
De geleerde heer
Er was 'n hoog geleerde heer
Die dag en nacht studeerde,
Die vele wijze dingen wist
En die aan andren leerde.
Zijn jongste kind was ernstig ziek,
Lag stil en bleek te klagen,
En werd ondanks zijn groot verstand
Het kerkhof opgedragen.
Die arme hooggeleerde heer
Zat eenzaam bij zijn boeken,
Waarin hij nu ten einde raad
Vergetelheid ging zoeken.
Maar op een morgen kwam een man
Hem uit zijn studie halen,
Die zei, mijnheer, mijn rekening
Die mot u nog betalen.
Hij kon de heele rekening
Op één cent na betalen,
Die moest ie uit zijn lessenaar
Na heel veel zoeken halen.
Het geld der rekening was voor...
De lijkkist van zijn ventje,
En uit de spaarpot van 't kind
Nam hij verstrooid dat centje.
Liedje van J.H. Speenhoff, gebundeld in Liedjes, wijzen en prentjes. Derde bundel (1909, tweede druk).
| |
Overig werkDe zeven moordenaars en andere verhalen (1899), Liedjes, wijzen en prentjes (1903-1921, 10 dln.), Avontuurtjes (1908), Filiphina's wonderliefde (1909), Drie zedespelen (1910), In de forten (1914), Soldatenliedjes (1916), Drie jonge schilders in een vrachtauto (1940). |
|