I De Zilvervloot
Johannes de Laet (1581-1649) werd in 1621 een van de negentien bewindslieden van de West-Indische Compagnie. Hield hij zich voor 1621 voornamelijk bezig met de theologie, na die tijd richtte hij zich met name op de geografie, de geschiedenis en de taal. Zo publiceerde hij in 1644 zijn Historie Ofte laerlijck Verhael Uan de Verrichtinghen der Geoctroyeerde West-Indische Compagnie, Zedert haer Begin / tot het eynde van 't jaer sesthien-hondert sesen-dertich. Dit objectieve, chronologische verslag dat in nuchtere kroniekstijl de geschiedenis van de West-Indische Compagnie in de periode van 1623 tot en met 1636 geeft, is de basis van onze kennis van de Compagnie in haar jonge jaren. Eigen archiefonderzoek van De Laet vormde er het uitgangspunt van.
Uit dit boek is gekozen de episode waarin De Laet verslag doet van de overwinning op de Spaanse Zilvervloot door Piet Hein (1577-1629). Deze Nederlandse vlootvoogd trad in 1623 als vice-admiraal in dienst van de West-Indische Compagnie en overmeesterde in 1628 de Zilvervloot in de Baai van Matanzas aan de noordkust van Cuba. Deze Spaanse vloot, beladen met kostbaarheden als goud, zilver, suiker en huiden, vertrok jaarlijks van Cuba naar Spanje. Piet Hein had zijn 700 kanonnen nauwelijks nodig: de vijftien Spaanse schepen waren dermate verrast dat er weinig tegenstand werd geboden. Meer strijd kostte de verdeling van de buit ter waarde van circa twaalf miljoen gulden. Met dit geld werd tenslotte de verovering van Den Bosch door Frederik Hendrik in 1629 ten dele gefinancierd; Piet Hein zelf liet met zijn aandeel in de buit het slot Honselaersdijk bouwen.
1Als hy op de Spaensche aen-quam / wilden sy haer te weer stellen / 2 maer naer datter een charge ofte twee met musquetten op haer was 3 ghedaen / viel haren moedt in de schoenen. Aen boordt kommende / 4 wasser gheen middel om boven te kommen / ende te enteren / 5 alleenlijck hongh daer een touw buyten / by de welcke een Matroos 6 op klom / ende boven zijnde / socht rontom touwen om die vast te 7 maken / ende de andere die in de Boots waren toe te werpen / 'twelck 8 hy met ghemack dede / daer de Spaensche by stonden / ende op 't werck 9 sonder teghenweer saghen. In 't enteren vande andere Schepen / wierdt 10 bonne guerre gheroepen / d'welck de Spaensche hoorende / 11 liepen al beneden. De Generael hadde mede een Spagnaerdt 12 die over boordt was ghesprongen bekommen / de welcke hy sondt aen den 13 Spaenschen Ammirael, met belofte van goedt quartier; daer wierden 14 noch hondert en vijftich man in ghevonden / die al sonder gheweer boven 15 quamen / ende wierden met de Nederlandtsche Booten / eenighe van haer 16 met Gout ende Silver wel gheladen ongheschendt aen landt ghebracht. 17 Door dese voorsicht vande Generael werdt alle onheyl van brandt 18 ende anders voor-ghekommen.