jaarlijkse brandschade als gevolg van zijn uitvinding tot één procent (f 3.650,-) teruggedrongen was.
De brand van het stadhuis van Amsterdam die hieronder beschreven wordt, stamt nog uit de periode voor het gebruik van de oude spuiten.
1De oudste brand, daar van ons gedenkt, en die wy zelfs, gelyk 2 ook alle de volgende, hebben gezien, was den brand van 't oude 3 Stadhuis deezer Stad; voorgevallen den 7 July 1652. omtrent 4 2 uuren na middernacht, zonder dat men ooit zeeker heeft konnen 5 verneemen door wat toeval. Dit gebouw had, gelyk de overstaande 6 Figuur aanwyst, een ruime markt voorzich, daar 't water by langs 7 liep, en overzulx zeer gereet te bekomen was: zo was 't ook van 8 achteren, en 't water daar noch ruim zo dicht by; wederzyds waaren 9 ruime straaten, die 't zelve van d' omstaande huizing af scheiden. 10 Den brand begon eeven booven Burgermeesters kaamer omtrent D, en 11 wierd vroeg in 't begin, dat groot voordeel geeft, door wachten 12 die gewoonlyk op 't Stadhuis, en de waag daar tegen overstaande, 13 geplaatst zyn, vernomen, en de meenigte spoedig op de been gebracht. 14 Men had hier van alle zyden ruimte, Menschen, Emmers en Leeren, 15 wyl het te midden van de Stad was, in overvloet; en 't ontbrak 16 aan geen iever van de Burgery, die willig haar devoir deeden 17 om deeze plaats, daar het algemeen aangeleegen was, te redden. 18 De zwaare Ladders wierden daatelyk ten wederzyden van het 19 ontsteeken deel opgerecht, volk daar op geplaatst, en de brand 20 Emmers naar booven op het dak op gegeeven: maarze quaamen 'er 21 niet (gelyk altyd en onvermydelyk gebeurt) voor datze half leedig 22 gestort en uit gelekt waaren. Langs ieder Leer konmen ook niet 23 meer dan eenen Emmer teffens opgeeven: waar toe noch van daar 24 tot aan de waaterkant een dubble rye volk moest gerangeert staan, 25 't welk grooten omslag maakt, als lichtelyk hier over te zien 26 is, en eevenwel geenzins water genoeg aanbracht om iets van belang 27 uit te werken. Het gieten kon meede den brand weinig raaken, 28 en zelfs die de uiterste deelen van de vlam wilde bereiken moest 29 zich te ver bloot en in merkelyk gevaar begeeven. Daar-en-booven 30 de kleine quantiteit, die uit ieder Emmer apart wierd uitgestort, 31 was nootzakelyk door de hette van de vlam ten meestendeele, zo 32 niet geheel, weg gedroogt eer het waater van de volgende Emmer 33 daar weer by quam. 't Was ook niet moogelyk van het dak af de 34 binne kamers, daar den brand van den een in d' ander doordrong, 35 te begieten, veel minder nog van buiten door de vensters, daar 36 het de uitslaande vlam belette, en daar men ook geen Leer, zo 37 ver het binnenwerk ontsteeken was, tegens de muren derfde aan 38 zetten, om niet met een en ander teffens van boven neer te komen. 39 Op deeze wyze gedroeg het zich gemeenelyk by de branden: en hier, 40 daar alle geleegentheeden wenschelyk, 't gebou van steen en geen 41 fel brandende stoffen by waren, branden 't gehele Stadhuis met 42 alles watter aan vast was tot de grond toe af, zonder dat 'er