Cursus zestiende- en zeventiende- eeuws Nederlands
(1987)–A. de Korne, T. Rinkel– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
opmerkingen bij het werk van grammatici als De Hubert, Van Heule en Ampzing. Duidelijk blijkt, dat hij voorstander van een dubbele klinkerspelling voor geaccentueerde vocalen in open syllaben was. Op dit laatste kwam kritiek van niemand minder dan Vondel (1587-1679). Deze plaatste namelijk achter zijn drama Lucifer uit 1654 een aanval op Leupenius: het Noodigh Berecht over de nieuwe Nederduitsche misspellinge. De reactie van Leupenius bleef echter niet uit. Zijn Naaberecht uit 1654 was niet alleen een verdediging van de juistheid van zijn standpunt inzake de bovengenoemde spellingkwestie; het was tevens een felle aanval op Lucifer. Zoals bekend, heeft de Amsterdamse kerkeraad zich met succes verzet tegen de opvoering en de verkoop van dit stuk. Uit elk van de drie hierboven genoemde werken die aandacht besteden aan de spelling van klinkers in open lettergrepen, is een fragment gekozen. We geven deze tekstgedeelten in chronologische volgorde.
1Dit onderscheid moet by ons dan alleen gemaakt worden door 2 verdobbelinge: daar men eene Klinker alleen vindt staan / moet 3 sy haastig / daar sy dobbel is / langsaam uitgesprooken worden. 4 Soo schryven wy taafel en waapen, tot onderscheid van 5 manier / Kasteel / Eesel / en leepel / tot 6 onderscheid van gesell en bevel. 7Hoe veel aan dit onderscheid geleegen is kanmen tot een proeufken 8 sien in beedelen en bedeelen, wanneer men meinde niet meer 9 dan eene e van nooden te hebben / en sonder onderscheid willde 10 schryven bedelen, men soude niet weeten waar beedelen of 11 bedeelen moest geleesen worden.
12Sedert eenige jaren herwaert had Nederduitschlant het geluck dat 13 vernuftige Schryvers en Letterkunstenaers loflyck hunnen yver 14 besteedden in onze Spraeck te verrycken, te schuimen, te zuiveren, 15 en te regelen, door schriften, of letterkunstigh onderwys; waerover 16 wy tegenwoordigh niet voornemen ons inzicht, onder verbeteringe 17 van letterwyzen, te melden, dan alleen wat de misspellinge belangt, 18 in het verdubbelen der klinckletteren, by weinigen begonnen in te 19 voeren: gelyck [om een voorbeeld te te stellen] voor Vader, 20 Vaader; voor vrede, vreede; voor Koning, Kooning, en 21 diergelycke walgende verdubbelingen van klinckletteren 22 meer; quansuis om de langkheit van den klanck der syllabe of 23 lettergrepe uit te drucken, en niet te lezen Vadér, vredé, 24 Koning: welcke verdubbelinge ick, gelyck oock eertyts van wylen 25 den hooghgeleerden Heere Vossius zelf, oordeele een gansch 26 ongerymde en overtollige misspellinge te wezen, tegens den voorgang 27 van Hebreen, Griecken, Latynen, Italianen, Spanjaerden, Franschen, 28 Hooghduitschen, en andere tongen:
29En ik houde het daar voor dat Vondelen geen twyfelachtigheid sall | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30 konnen voor werpen / die wy niet onder een seekere wett souden konnen 31 brengen / of ten minsten met eenige uitneeminge / dat in alle 32 spraakkonsten geoorloft is / NULLA REGULA SINE EXCEPTIONE 33Selden is een wett soo vast, 34Daar niet wat te seggen past. 35Maar genoomen wy konden oover all geen reeden van geeven / en daar 36 bleef noch eenige twyfelachtigheid by de verdubbelinge. Vondelen 37 bekennt selfs / dat syne spellinge niet gelukkiger is. Wat reeden heeft 38 hy dan om eens anders gewoonte soo schamper uit te schelden / daar de 39 syne niet beeter / maar veel slimmer is? 40Het waare dan meer eer geweest voor Vondelen, indien hy synen 41 Lucifer in de Helle hadde laaten blyven / dan dat hy sik soo 42 laatdunkende hadde gesteeken in dingen daar hy geen kennisse van heeft. 43 Doch ik hoope / dat de Spookerije van Lucifers vall een 44 voorspook is van synen eigenen vall / wanneer de menschen / siende 45 syne ydele vermeetelheid / een walginge van sulk een stinkend aas 46 sullen krygen. En God doe hem die genande / dat hy / gevallen synde / 47 door een waare boetvaerdigheid mag opstaan / eer dat hy teenemaal 48 vervalle by synen Lucifer in de onderste Helle / in de vlamme 49 van het onuitbluschelyk vier. Dat hem de goede God daar voor bewaaren 50 will / gunne en wensch ik hem van herten /
Opmerking:
te te (19): lees te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SpellingconflictVragen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|