gloeien. Het vuur moest heel heet zijn, want anders wordt het ijzer niet zacht. Heel vaak kwamen de mensen van het dorp kijken als Oyugi aan het werk was. Vooral de jongens keken graag naar het loeiende vuur en sommige meisjes ook.
Op een morgen kreeg hij bezoek van een boodschapper van de koning.
‘Je moet bij de koning komen’, zei hij, ‘want de koning wil met je spreken. Je moet vandaag nog komen’.
De smid begreep er niets van. Waarover zou de koning met hem willen spreken? Hij zou het wel graag aan de boodschapper willen vragen, maar dat zou heel onbeleefd zijn. Daarom vroeg hij niets, maar dekte zijn vuur af en ging naar binnen om zich te wassen. Toen trok hij zijn beste kleren aan en ging op weg naar de stad waar de koning woonde. Zijn vrienden vroegen hem waarom hij niet werkte. Trots vertelde hij hen dat de Koning hem wilde spreken.
Toen hij bij het paleis van de koning kwam werd hij direkt binnen gelaten. De koning zat op een prachtige koningsstoel van ebbenhout. Oyugi, de smid boog en wachtte tot de koning hem zou toespreken. De koning zei:
‘Ik heb gehoord dat jij de knapste smid bent van het hele land. Daarom moet je voor mij een ijzeren man maken die leeft, een ijzeren man die kan lopen en zitten; die kan eten en drinken; die kan horen en zien, die kan spreken en luisteren. Over drie maanden moet die man klaar zijn’.
Oyugi zei niets. Hij was geschrokken en verbaasd om deze vreemde opdracht. Misschien had hij toch nog wel iets willen zeggen, maar de koning maakte een gebaar met zijn hand en de smid begreep dat hij moest vertrekken.
Op weg naar huis was hij helemaal niet meer trots en ook niet vrolijk. Treurig liep hij naar zijn dorp. Hij wist dat hij zo een