Anansie en de krokodil
Het was avond. ‘Zou je niet eens een verhaaltje bedenken voor de kinderen?’, vroeg oma.
‘Ik weet geen verhaaltje en ik kan er vanavond ook geen bedenken’, zei opa, ‘ik wou dat Anansie kwam, die weet altijd een verhaal’.
‘Daar kunnen de kinderen toch niet op wachten’, vond oma, Anansie is al heel lang niet geweest’.
‘Ik denk dat Anansie in de buurt is’, zei opa, ‘ik ga een beetje in de tuin wandelen’.
Buiten was het heel stil. De maan stond als een zilveren scheepje aan de zwarte hemel. Dit is echt een avond voor Anansie, dacht opa. En zo was het ook. Toen opa op het bankje ging zitten, bij het vogelbadje, zag hij opeens Anansie.
‘Dag Anansie’, zei opa, ‘wat heb ik je lang niet gezien’.
‘Ik heb het erg druk gehad’, zei Anansie.
‘Wat heb je dan allemaal gedaan?’ vroeg opa.
‘Ik heb een krokodil gevangen, helemaal alleen.
‘Dan was het zeker een kleine krokodil’.
‘Nee, het was juist een hele grote krokodil’, zei Anansie, ‘de grootste die ik ooit heb gezien’.
‘Maar zo een krokodil is toch heel sterk’, zei opa, ‘veel sterker dan jij’.
‘Dat is waar, maar ik ben veel slimmer en daarom kon ik hem vangen’.
‘Vertel’, zei opa, ‘misschien is het wel een mooi verhaal voor de kinderen’.
‘Het is ook een mooi verhaal’, zei Anansie, ‘en dan kunnen de kinderen meteen zien hoe slim Anansie is’.
‘Je weet’, begon Anansie, ‘dat ik in een dorp woon, heel