‘Ik weet het omdat ik het weet’, zei Anansie geheimzinnig. ‘Weet je misschien ook wat ik je wil vertellen?’, vroeg opa verbaasd.
‘Het is een verrassing’ zei Anansie.
‘Precies’, zei opa, en zijn stem klonk heel blij. Hij vergat dat hij slaap had en dat het al laat was. ‘De kinderen komen naar Afrika. Ze komen bij ons logeren. De hele zomer’.
‘Dat vind ik erg fijn’, zei Anansie. ‘Heb je ze alle verhaaltjes geschreven die ik je heb verteld?’
‘Natuurlijk’, zei opa.
‘En vonden ze de verhaaltjes mooi?’, vroeg Anansie en hij keek opa met zijn pikzwarte ogen oplettend aan.
‘Heel mooi’, zei opa. En toen nog eens: ‘Heel mooi’ en omdat Anansie niets zei, vroeg opa: ‘Wil je ze wel eens een verhaal vertellen als ze hier zijn? Dat willen ze erg graag’.
‘Dat vind ik leuk’, zei Anansie. ‘Ik wil de kinderen van je kinderen erg graag zien. Maar nu moet ik weg. Het is al veel te laat’. Hij kneep opa even in zijn oor en toen was hij verdwenen.
Hij reist waarschijnlijk met de maan, dacht opa. Hij keek naar de maan. Die stond nu hoog aan de hemel. Hij kon Anansie niet zien. Toen liep hij gauw naar huis. Hij was erg blij en zonder dat hij het wist zong hij een deuntje. Toen hij thuis kwam deed hij erg stil om oma niet wakker te maken. Maar dat hoefde niet, want oma was al wakker.
‘Ik werd ongerust’, zei ze, ‘het duurde zo lang’. ‘Heb je het hem verteld?’
‘Natuurlijk’, zei opa. ‘Maar ik geloof dat hij het al wist’. ‘Hoe kan dat nou’, zei oma.
‘Dat weet ik ook niet’, zei opa, ‘maar Anansie is heel, heel slim’.