Hoe het verstand verdeeld werd
Het was midden in de nacht. Oma en opa lagen te slapen. Opa droomde dat een vlieg op zijn neus zat. Hij probeerde hem weg te jagen, maar dat lukte niet. Eindelijk werd hij helemaal wakker van dat gekriebel en een stemmetje zei: ‘Ik dacht dat je nooit wakker zou worden’.
‘Ben jij dat, Anansie?’, vroeg opa.
‘Wat ben jij een slaapkop’, zei Anansie.
‘We hebben een tocht gemaakt’, vertelde opa, ‘en daardoor was ik zo moe’.
‘Ik kom een verhaal vertellen’, zei Anansie, ‘ga je mee naar de tuin?’
Toen ze samen in de tuin zaten was het zo donker dat opa Anansie niet kon zien, maar hij kon hem wel goed verstaan: Heel lang geleden woonde er in Afrika een oude man en een oude vrouw. Ze woonden in een hut en hun kinderen woonden daar heel dichtbij. Allemaal in mooie ronde hutten. Hun kinderen hadden zelf ook al kinderen. In die ronde hutten, is het overdag lekker koel. De warmte van de zon kan er niet gemakkelijk in omdat de hutten rond zijn. De oude man was de verstandigste man van de hele wereld. Hij had al het verstand. Daarom was hij bang dat iemand het zou willen stelen. Op een dag zei hij tegen zijn vrouw: ‘Je moet een grote pot voor me maken waarin ik mijn verstand kan bewaren. Dan ga ik de pot verstoppen waar niemand hem kan vinden’.
De oude vrouw zei: ‘dan moet ik een pot maken met een hele dunne hals, zodat het verstand er niet uit kan lopen’.
Dat vond de oude man erg goed en dus ging zijn vrouw naar de rivier waar ze goede klei kon vinden. Van die klei maakte ze een prachtige pot met een dunne hals. Ze maakte ook een stop