‘Ik vind de naam gnoe leuker’, zei de koe, ‘want gnoe lijkt wel een beetje op koe. Woon jij ook in een stal?’
‘Een stal?’, vroeg de gnoe, wat is dat voor een ding?’
‘Weet je niet wat een stal is?’, vroeg de koe verbaasd, ‘dat is een huis waarin de koeien 's nachts slapen’.
‘Wonen jullie in een huis, net als mensen?’, vroeg de gnoe met grote ogen.
‘Ja’, zei de koe trots. ‘Vind je het fijn om in een stal te wonen?’, vroeg de gnoe.
‘Ja hoor, dat is erg fijn, vooral als het donker is. Daar kunnen de wilde dieren ons niet pakken’.
‘Wie heeft jullie geleerd om een stal te bouwen?’, vroeg de gnoe.
‘Dat doen we niet zelf’, zei de koe, ‘de mensen doen dat voor ons’.
‘Waarom doen de mensen dat voor jullie?’, vroeg de gnoe weer.
‘Omdat onze moeders melk geven aan de mensen. De mensen-kinderen drinken de melk en daarom zorgen de mensen voor ons. Geven gnoe-moeders ook melk?’
‘Ja hoor’, zei de gnoe, ‘onze moeders geven ook melk, maar die krijgen de mensen niet, die is voor de gnoe-kinderen’.
‘Maar wie zorgt er dan voor jullie?’, vroeg de koe verbaasd. ‘Niemand’, zei de gnoe trots, ‘we zorgen helemaal voor ons zelf’.
‘Dat is vreemd’, zei de koe, ‘want jouw buikje is lekker rond. Ik denk dat je eten genoeg krijgt’.
‘Oh ja’, zei de gnoe, ‘als we te groot zijn om nog melk te drinken leren we van onze moeders wat het lekkerste gras is. Onze moeders zeggen altijd “wat lekker is, is goed voor je buikje”, is dat met koeien ook zo?’