zoologie’, ook nog toen er vrijwel uitsluitend Engelse artikelen in verschenen. Sinds 1968 is het ‘Netherlands Journal of Zoology’.
Wanneer biologen wetenschappelijke artikelen in het Nederlands schrijven, behandelen die in het algemeen typisch Nederlandse problemen, zoals de verspreiding van planten en dieren: floristiek en faunistiek, en beschrijvingen van gebieden en de veranderingen hierin, zoals de Wadden, de Nederlandse Delta na de afsluiting, de heidevelden en de bossen, het verdwijnen van de veenweidegebieden, en dergelijke. In de meeste gevallen zijn deze publikaties voorzien van een uitgebreide samenvatting in het Engels en hebben de figuren ook een onderschrift in die taal. Dit kan van belang zijn voor onderzoekers die soortgelijke problemen bestuderen in een ander land.
De biologie onderscheidt zich in zoverre van andere β-wetenschappen dat de factoren variabiliteit en diversiteit er een grote en belangrijke rol in spelen. Individuen van dezelfde soort zijn niet overal waar ze voorkomen hetzelfde: een koolmees in Nederland is niet precies hetzelfde als een in Engeland. Ook veranderen planten en dieren in hun eigenschappen in de tijd, door de evolutie. Veranderingen in de erfelijke eigenschappen van populaties kunnen zich soms in verbazend korte tijd voltrekken, zoals diegenen die te maken hebben met het verschijnsel resistentie bij bacteriën en insekten maar al te goed weten. Dit maakt de biologie wezenlijk gecompliceerder dan chemie of fysica, waar de objecten van studie niet afhankelijk zijn van plaats en tijd. Het is in sommige vakken van de biologie vaak nodig om vanuit het bijzondere naar het algemene te komen, kortom om deze verschillen en veranderingen te gebruiken om generalisaties te formuleren en op deze wijze uit detailstudies bijdragen aan de theorievorming te leveren. Uit deze detailstudies zullen zeker algemene, in het Engels geschreven publikaties volgen.
Wat het gebruik van het Nederlands als wetenschapstaal in het onderwijs in de biologie betreft is er een groot verschil tussen bijvoorbeeld biochemie, moleculaire genetica of celbiologie enerzijds, en bijvoorbeeld oecologie - of ecologie, zoals men tegenwoordig naar Engelse trant zegt - anderzijds. De objecten van onderzoek, maar ook die welke worden gebruikt voor het illustreren van theoretische beginselen, zijn in de eerstgenoemde vakgebieden wereldwijd vrijwel dezelfde. Tot voor kort waren de leerboeken in de oecologie allemaal Amerikaans. Het grote nadeel hiervan is, dat de studenten de planten, dieren en landschappen die als illustratie moeten dienen voor de onderliggende theoretische principes, niet kennen uit eigen waarneming. Evenmin is het mogelijk voor docenten om hen er kennis mee te laten maken. Vrijwel tegelijk verschenen in het midden van de jaren tachtig twee leerboeken, één in Engeland en één in Nederland, die deze bezwaren dus niet kenden: de meeste hier in Nederland voorkomende planten en dieren vindt men ook in Engeland. Hoewel ik er een groot voorstander van ben dat studenten goed Engels moeten leren, is het voor de eerste- en tweedejaars wel een verlichting van hun studie als ze althans voor een deel van hun toch wel zware studie gebruik kunnen maken van een boek in hun eigen taal.