J. Breman
De problematiek in de gamma-wetenschappen
Commentaar op C.J.M. Schuyt
In de conclusie van Schuyt kan ik mij geheel vinden: een twee-talenbeleid is en blijft het redelijkste. De korte tijd die mij ter beschikking staat zal ik gebruiken voor het plaatsen van nog enkele kanttekeningen die de positie van de sociale wetenschappen betreffen.
In Nederland, meer dan in de meeste andere westerse landen, is nog niet eens zo lang geleden een scherpe scheiding ontstaan tussen westerse en niet-westerse sociale wetenschappen. Tot deze laatste behoren de antropologie en de niet-westerse sociologie; met name die laatste is een typisch westerse vinding. Men zou misschien verwachten dat in deze niet-westerse sociale wetenschappen een andere voertaal dan het Nederlands ingang zou hebben gevonden. Dat is echter tot voor kort weinig het geval geweest. De berichten over verre, vreemde volken bleven grotendeels in het Nederlands gepubliceerd. Dat had niet in de laatste plaats te maken met de koloniale context waarin vele van deze studies waren ingebed. In dit verband vestig ik de aandacht erop dat taal behalve een communicatiemiddel en uiting van identiteit ook een reflectie is van de maatschappelijke machtsverhoudingen. Dit geldt niet in de laatste plaats voor beleidstaal, waarvan wetenschapstaal een variant kan vormen. Voor de sociale wetenschappers die zich in de koloniale periode bezighielden met de studie van de Indonesische of Surinaamse samenleving was het vanzelfsprekend dat zij hun verhandelingen in het Nederlands stelden. Te schrijven in een zo weinig gangbare taal had wel als nadeel dat de kennis omtrent deze samenlevingen in isolement werd opgebouwd.
Als voorbeeld noem ik het adatrecht als een koloniale constructie. De ideeën van Nederlandse geleerden zoals Van Vollenhoven over dit ‘volksrecht’ bleven grotendeels ontoegankelijk voor buitenlandse vakgenoten en andere geïnteresseerden.
Geleidelijk is het aantal anderstalige publikaties van Nederlands antropologen en niet-westerse sociologen gegroeid. Gezien de samenstelling van het wetenschappelijk forum lag dit ook voor de hand. Die trend kreeg een extra impuls met de opkomst van ‘development studies’ na de dekolonisatie. Op dit terrein van internationale studie werd het Engels heel vanzelfsprekend de voertaal.
De tweedeling in de sociale wetenschappen tussen een tak die zich op eigen, respectievelijk westerse samenleving richt en een tak die zich aan de studie van buiten-europese samenlevingen wijdt, valt in een wereld van groeiende interdependentie niet langer vol te houden. Het westerse sociaal-wetenschappelijke onderzoek viel in het verleden samen met of bleef binnen het nationale bestel. Dat is niet langer het geval en de ontstane schaalvergroting - het mondialiseringsproces - maakt niet alleen het onderscheid tussen