1. Als een onderwijssocioloog onderzoek gedaan heeft naar de prestatieverschillen tussen bijzondere en openbare scholen in Nederland, de resultaten gaat presenteren in het Engels en deze wil vergelijken met soortgelijke vraagstellingen in het buitenland, komt al gauw de vraag aan de orde of de bijzondere scholen wel private schools genoemd kunnen worden. Voordat je het weet ben je bezig de geschiedenis van de verzuiling te beschrijven, de precieze uitleg en typische consequenties van het financieringsstelsel van scholen. De gewilde vergelijking gaat mank: bijzondere scholen zijn niet private en openbare scholen zijn niet public en de oplossing om dan maar te schrijven over private state funded schools roept veel verwarring en onbegrip op bij buitenlandse collega's. Wat voor het onderwijsstelsel geldt, geldt evenzeer voor de details van het sociale zekerheidsstelsel. Wie daarover exacte informatie wil geven in Engelstalige artikelen heeft erg veel ruimte nodig om alle specifieke kenmerken te beschrijven. Weinigen buiten Nederland zijn daar echt in geïnteresseerd.
2. Een blindedarmoperatie vindt grosso modo op eenzelfde wijze plaats in een ziekenhuis in Amsterdam, Tokyo en Washington, maar de arbeidsverhoudingen in de ziekenhuizen in die drie plaatsen zijn zo goed als onvergelijkbaar, zodat de rol van de vakbeweging in Nederland nauwelijks nog vergelijkbaar is met die van de Amerikaanse unions. Hoe zijn zinvolle generalisaties dan nog mogelijk, en op welke uitsprakenniveau.
3. De toenmalige minister van Onderwijs, Van Kemenade, vond dat de positieve resultaten van de Zweedse achtjarige Grunskola in Nederland in een middenschool soortgelijke positieve resultaten teweeg zou brengen. Hij sloeg daarbij weinig acht op de diepgewortelde historische bijzonderheden van het Zweedse onderwijssysteem, dat nauwelijks enige overplanting van generalisaties toeliet.
4. Ik ben ooit betrokken geweest bij een vergelijkend onderzoek naar de rol van de advocatuur in negenentwintig landen. De belangrijkste uitkomst van al die vergelijkingen was dat een advocaat geen lawyer is en een notaris geen notary, dat universiteiten geen universities zijn, en law schools geen juridische faculteiten. Amerikaanse lawyers doen het werk dat in Nederland door o.a. notarissen, advocaten en makelaars gedaan wordt. Hoe meer je van één stelsel iets gaat afweten, van de historische wording en ontwikkeling, van de precieze bevoegdheden en dergelijke, hoe onvergelijkbaarder het wordt.
5. Nederlandse psychologen die in het Engels over de rol van getuigen-des-kundigen in het strafproces schrijven, veronderstellen dat die rol vergeleken kan worden met die in het Angelsaksische strafproces. Welke uitspraken en welke theorievorming zijn nog geldig als eenvoudig blijkt dat die rol in het accusatoire strafproces totaal anders is dan in het inquistoire?
6. De tweede generatie immigranten in de Verenigde Staten waren de zonen en dochters van genaturaliseerde immigranten, die al een volledige generatie in Amerika verbleven. Men spreekt in Nederland over tweede generatie allochtonen en bedoelt dan de kinderen die zonder kennis van de Nederlandse taal in ons land komen. Zijn de wetenschappelijke theorieën over