vervolgens wel wat lager ging zwemmen tussen de planten en ten slotte heel tevreden en dromerig werd, omdat ze weer thuis was en altijd gelukkig. Toen zuchtte Stiemer. Hij zette zich weer achter het stuur en voer naar de haven van Spelburg.
Iedereen stond aan de kant. Voorop de Keizer van Speleland, die ontzettend vermagerd was in dat jaar dat Stalma weg was geweest en die pas deze ochtend uit zijn particuliere Jammervertrekken of Kwijnsalons te voorschijn was gekomen, waarbij hij met een ongelovig gezicht een droge zakdoek in zijn hand hield. Maar toen hij Stiemer zag, begonnen de tranen, die bij hem langzamerhand erg gemakkelijk kwamen, weer volop te stromen: dit keer echter van ontroering. Een omroeper schreeuwde dat Stiemer nu Baron was geworden en dat hij een huis aan de Baai zou krijgen, maar iedereen vond dat geschreeuw op dit ogenblik zó buitengewoon pijnlijk, dat de omroeper beduid werd zich stil te houden. Op fluisterende toon nodigde de man vervolgens iedereen uit deel te nemen aan het grote diner, dat de Keizer zou geven. Baron Stiemer zei echter dat hij direct weer weg moest, omdat ander werk hem wachtte. Nu werd het eerst recht stil. Niemand durfde te zingen of zoiets en de muzikanten niet op hun horens te blazen en zo viel dus vanzelf alle aandacht weer op de wondervis en haar licht, dat uit het water straalde. Daar bleef iedereen nu onbewegelijk naar kijken. Alleen de kinderen waren weer gaan spelen en af en toe mekkerde een geitje.