Een geheimzinnige vrolijkheid
De secretarisvogel had ongemeen schrander gekeken, toen hij Stiemer verzekerde dat hij slechts op de dieren moest vertrouwen. Onmiddellijk daarna had hij zich naar de oudste aap gerept en hij had vervolgens geruime tijd met dit dier staan fluisteren. Het was nogal een geheimzinnig gesprek en het eindigde in een gierend gelach van de beide dieren. De oudste aap was daarna naar een andere aap gesneld, het gelach had zich herhaald en een tijdje later stond iedereen op het eiland op Stiemer na, zo bulderend te lachen, dat Stiemer vreesde dat de dieren hem voor de gek hielden. Stiemer hield verder het toezicht op het opstapelen van het hout in de vuurkuilen, maar men schoot daar weinig mee op, omdat de dieren telkens de arbeid moesten onderbreken om eens hartelijk te lachen en elkander een duw te geven. Maar, de gedachte dat straks de Boeglanders voet aan wal zouden zetten, maakte, dat de vrolijkheid op de duur toch iets minder werd en dat men tenslotte aan het werk ging.
Nou dan, zeide de secretarisvogel, dan zullen wij thans op de macht van onze eendracht vertrouwen en mede het isolement van de kracht zoeken. Een aantal neushoorns, geassisteerd door olifanten en apen en pelikanen, die aanmerkelijke hoeveelheden zand in hun snavel wisten te verbergen, waren bezig een nieuwe kom te graven achter het vuur. Dit werk leek nog wel het vrolijkst, want de pelikanen moesten vaak zo vreselijk lachen, dat zij al het zand weer uit hun mond lieten vallen en overnieuw moesten beginnen. Van deze kom werd een soort kanaal gegraven naar een beek, verder het land in. Langs deze beek liep de secretarisvogel met afgemeten passen vrij driftig heen en weer. Hij sloeg met de vleugels en mompelde allerlei geheimzinnige formules. ‘Zo doet ze uiteen stuiven, alen des velds’, riep hij en ‘O siddert dan toch’. Toen het kanaal de beek bereikt had, stroomde het vol met water en even later was de nieuwe kom ook vol. Stiemer kwam nieuwsgierig kijken en tot zijn verbazing zag hij een groot aantal dieren die nog het meest weg hadden van dikke palingen, door het kanaal naar de kom zwemmen. Stiemer begreep er niets van, maar de pret van de dieren nam nu werkelijk ongekende afmetingen aan.