Op weg met het licht
Grommeldor was niet de enige, die gelukkig was. Stiemer op het vlot was ineens verwonderlijk gelukkig geworden en buitendien zeer besluiteloos uit blijdschap dat Stalma nu eindelijk bevrijd kon worden uit de Kraalbocht en teruggebracht naar haar Spelevaarbaai. De dieren op het vlot waren al evenzeer beduusd door de onverwachte gang van zaken en het plotseling geluk. Men had thans niets anders te doen dan rustig terug te keren! Men zou desnoods met zijn allen iets dankbaars kunnen zeggen in de richting van de Kraalbocht, maar dat water zag er plotseling zeer onheilspellend uit, nu Stalma er niet meer was en de richting van Zoönesië lokte meer. Stiemer stapte in de Corrie, kalmeerde Sor, die almaar naar zijn staart hapte van opwinding en bracht zijn scheepje in beweging. Nu ging men met Stalma naar Zoönesië!
Op dit zonnig eiland rekende men op de komst van de wondervis. Men was gereed gekomen met het graven van de kom aan de Zenithzijde, gelijk de secretarisvogel die kant van het eiland genoemd had en de dieren hadden zich nu in rijen aan het strand opgesteld om de lichtgevende vis op enigszins plechtige wijze te verwelkomen. Men had op voorstel van de oudste aap getracht om bij het opstellen in rijen te nummeren, maar aangezien niemand behoorlijk kon tellen, was dat niet erg goed gelukt. Nochtans waren tal van dieren zeer verrukt en trots omdat zij nummer zes stonden, een van de twee getallen welke de aap zich wist te herinneren. Daar kwam het vlot aan. Voorop de Corrie, vervolgens het vlot en achter het vlot een stralende lichtbundel uit het water. De dieren die in het bezit waren van vier poten begonnen thans langzaam door hun voorste poten te zakken - de duizendpoten door al hun poten in hun voorste helft - en de vogels gingen eenvoudigweg zitten. Zo wachtte men in zeer verheven stemming op de komst van het licht.